Vijf jaar geleden: het hoekje van Opa Adhemar (55)

Vijf jaar geleden: het hoekje van Opa Adhemar (55)

Het café betekende gedurende mijn prille kinderjaren voor mij een mysterieus iets. Het was de plaats waar mijn vader na zijn dagtaak vaak met collega’s heentrok, zo ving ik dan op. Ik stelde telkenmale vast hoe hij de huiskamer betrad met een wat minder vaste tred. Zijn ogen leken mij een beetje verkleind in de loop van de dag. Hij sprak mij hoewel minzaam toch ietwat onzeker aan, alsof er iemand met zijn tong geknoeid had sedert hij die ochtend de woning verlaten had.

Lees verder “Vijf jaar geleden: het hoekje van Opa Adhemar (55)”

Dertig jaar geleden: “Belladonna” van Hugo Claus

Dertig jaar geleden: “Belladonna” van Hugo Claus

Nog in 1993 publiceert Claus de dichtbundel “De Sporen”. Volgens zijn eigen zeggen heeft hierin “de lyriek van de jongeling die in de zandbak met een meisje in Tirolerjurk speelt, plaatsgemaakt voor een zeker wellustig masochisme in het licht van de dood”. Hij vindt trouwens dat het “een wet” is dat de grootste liefdesdichters in werkelijkheid flauwe minnaars zijn en hij citeert als voorbeeld Baudelaire “de grootste liefdesdichter, maar het is bekend dat het allemaal wensdromen waren”. Anderzijds bekent hij dat hij nu ook wel eens een boodschap aan zijn zonen in een gedicht stopt, “mijn twee zonen die niet naar hun ouwe schimmelige vader omkijken.” “En dan maar hopen dat ze uw poëzie lezen,” merkt Rudy Vandendaele stekelig op. “Dat ze hen ertoe aanzet me even op te bellen,” lacht Claus. Maar het gegeven keert terug in 1994, wanneer hij “Belladonna” publiceert, een groteske waarin de namen op dergelijke manier zijn gegeven dat een vertaling onmogelijk wordt (ofwel moet men de actie ook verplaatsen naar het land van de taal en dan verdwijnt het “typisch Vlaamse”). Op die manier zal hij wéér de Nobelprijs niet krijgen natuurlijk!

Lees verder “Dertig jaar geleden: “Belladonna” van Hugo Claus”

Edgar Allan Poe (1809-1849)

Edgar Allan Poe (1809-1849)

Vandaag is het precies 175 jaar geleden dat de Amerikaanse auteur Edgar Allan Poe in Baltimore in de goot werd aangetroffen in ijlende toestand, terwijl hij steeds maar de naam Reynolds prevelde (*). Het was de laatste keer dat de schrijver in het openbaar werd gezien. Enkele dagen later (op 7 oktober 1849) overleed hij. Poe was nooit meer lang genoeg bij bewustzijn om uit te leggen hoe hij in die erbarmelijke toestand terecht was gekomen en hoe het kwam dat hij niet z’n eigen kleren droeg…

Lees verder “Edgar Allan Poe (1809-1849)”

“Dagboek van een oude dwaas” van Junichiro Tanizaki

“Dagboek van een oude dwaas” van Junichiro Tanizaki

Deze keer ben ik met mijn gat in de boter gevallen wat mijn “willekeurige woordenzoeker” betreft. “Dagboek van een oude dwaas” van Junichiro Tanizaki kon op geen beter moment in mijn handen terecht zijn gekomen. De auteur (1886-1965) was een beetje ouder dan ik toen hij dit boek schreef in 1961. Hij heeft ook wat meer kwaaltjes dan ikzelf (wellicht omdat de medische wetenschap toen nog niet zo ver stond als nu), maar de overeenkomst is toch frappant. En heerlijk!

Lees verder ““Dagboek van een oude dwaas” van Junichiro Tanizaki”

De schatkamer van Johan de Belie (62)

De schatkamer van Johan de Belie (62)

In ‘L’herbe des nuits’ (2012) (‘Het gras van de nacht’; Querido, 2013) van Patrick Modiano tracht de zestigjarige Jean de gebeurtenissen van enkele maanden in zijn jeugd, in 1966, te reconstrueren. Met een notaboekje in de hand dwaalt hij door Parijs, herkent gevels, pauzeert in bekende cafés, rust op bankjes die vertrouwd zijn. Toen had hij geen idee waarom hij alles zo opschreef maar “nu begrijp ik het beter: ik had behoefte aan een soort houvast – huisnummers, namen van metrostations, stambomen van honden – alsof ik bang was dat mensen en dingen je plotseling zouden kunnen ontvallen en verdwijnen, zodat je tenminste een bewijs moest hebben dat ze hadden bestaan.”

Lees verder “De schatkamer van Johan de Belie (62)”