Op filmgebied was 1991 het jaar van Kevin Costner, dat zal wel zonder meer duidelijk zijn. Met zijn regiedebuut “Dances with Wolves” won deze Amerikaanse filmacteur zowat alles wat er te winnen viel wat oscars betreft en bovendien was het ook een groot kassucces, dat misschien enkel overtroffen werd door “Robin Hood”, de film van Kevin Reynolds, waarin alweer Kevin Costner de hoofdrol vertolkte. Aangezien we het dit jaar echter reeds tweemaal uitgebreid over deze beide films hebben gehad, hebben we dit jaaroverzicht vanuit een andere hoek benaderd, met name de tegenwind die de yuppies mochten ondervinden.
Na de yuppie-films in de jaren tachtig, zijn de jaren negentig immers ingezet met een aantal anti-yuppie-films, die willen terugkeren naar “the basic values of life” in plaats van geld verdienen, status verwerven en macht uitoefenen als hoogste doel te stellen. Dat deze “basiswaarden” ook vaak conservatief Amerikaans zijn zoals “the family” is bijkomstig, zeker als men vaststelt dat één van de andere grote doelstellingen van deze films, de situatie van de “homeless”, de daklozen, is. Dat was b.v. het onderwerp zowel van “The Fisher King” van Terry Gilliam als van “Life stinks” van Mel Brooks. Helaas was vooral deze laatste niet erg geslaagd, maar dat mag de pret niet drukken.
REGARDING HENRY
Ander opvallend punt: het kunnen dezelfde regisseurs en acteurs zijn die nu vergruizen wat ze eerst hebben aanbeden. Zo is de maker van “Regarding Henry”, Mike Nichols, ook degene die in “Working girl” Melanie Griffith als “social climber” ten tonele voerde. Haar tegenspeler, Harrison Ford, is zelfs het hoofdpersonage in de nieuwe Nichols-film, terwijl Melanie zelf de vrouwelijke hoofdvertolkster was in “The bonfire of the vanities” van Brian De Palma, de film die de hele rage wel schijnt te hebben ontketend.
In “Regarding Henry” speelt Harrison Ford een genadeloze, stinkendrijke, onuitstaanbare advocaat, die na een moordaanslag een totaal ander mens wordt. Er is op “Henry” heel wat kritiek. Dat hij “tranerig” zou zijn b.v. Zelf vind ik het “gezond” sentiment (zoals b.v. ook in “Rain man”) i.p.v. de sentimentaliteit in films als “Love story” of “Kramer versus Kramer”. Veel hangt dan natuurlijk af van de vertolking. Wie de “sentimentele” versie aanhangt, zal niet tevreden zijn over Harrison Ford en zijn filmvrouw Annette Bening. Anderen (waaronder ik dus) wel. Het zijn tenslotte opnieuw mensen van vlees en bloed (na zijn genezing toch), heel iets anders dus dan die koele yuppies die we nu wel genoeg hadden gezien.
THE FISHER KING
Voor “The Fisher King” week Terry Gilliam van zijn kant af van zijn principe om alleen maar eigen scenario’s te verfilmen (“Munchhausen”, “Brazil”), gewoon omdat hij het zo’n goed verhaal vond. Scenarist Richard LaGravanese kwam inderdaad vrij origineel uit de hoek door een cynische d.j. uit New York ten tonele te voeren (een uitstekende Jeff Bridges), die aan de fles gaat als één van zijn volgelingen zijn “raadgevingen” maar al te letterlijk opvat en een aantal yuppies in een bar vermoordt. Door het feit dat zijn mooie vrouw tot de slachtoffers behoort, wordt een jonge leraar krankzinnig en gaat als clochard leven. Je voelt al met je ellebogen aan dat dit een rol is voor Robin Williams, die blijkbaar een voorkeur heeft voor mensen “die door het lint gaan” (Garp, de d.j. in “Good Morning Vietnam”, zelfs de leraar in “Deal Poets Society” of de dokter in “Awakenings”). Op die manier valt alleszins zijn neiging tot overacting minder op.
Als je dan door een toeval deze twee personages ook nog met elkaar in contact laat komen, dan heb je het vertrekpunt voor een uitstekende film. Denk je. Want eigenlijk zit je dan zo’n twee uur lang te wachten op het vuur dat aan de lont zal worden gestoken. Af en toe is er eens vuurwerk (iedereen komt natuurlijk met de walsscène in het station aandraven), maar de vonken doen het vuur niet in de pan slaan. Toch zijn deze films te verkiezen boven de geweldfilms die de schermen blijven teisteren, ook al doet de nieuwe kaskraker “Terminator 2” zijn best om dat wat af te zwakken. Aan mij is het echter niet besteed, zelfs wanneer het geweld “gefundeerd” is, zoals in de roadmovie “Thelma and Louise” van Ridley Scott, waarover we het nog onlangs hebben gehad.
PLATEAUPRIJZEN
Maar voor de cinefielen is dé film van het jaar natuurlijk “Prospero’s books” van Peter Greenaway. “Bewegende schilderijen” zeggen zijn fans. En inderdaad, dat dekt precies de lading. Wie echter méér verlangt van een film, een verhaal b.v., maar ook echte karakters, herkenning en identificatiemogelijkheden, die komt bedrogen uit. Ik zal niet ontkennen dat ik tot de laatste categorie behoor. En dan bevind ik mij toch in goed gezelschap want niemand minder dan Gerard Depardieu, die met “Christophe Colomb” een poging doet om de Kevin Costner van volgend jaar te worden, kleeft ook die mening aan. Dit jaar zagen we hem in twee lieftallige, maar niet overdonderende komedies, “Green card” van Peter Weir en “Mon père, ce heros” van Gerard Lauzier.
Intelligentere Franse humor vonden we in “La vieille qui marche dans la mer” van Laurent Heynemann of in “Toto le Heros” van onze eigen Jaco van Dormael die dit jaar met bijna alle Plateauprijzen ging lopen. Aangezien er gewoonlijk maar één goede Belgische film per jaar wordt uitgebracht, is dit eigenlijk geen verrassing. Of dat volgend jaar “Boys” van Jan Verheyen zal worden, dat weten we vanaf 17 december als de film uitkomt. Dan weten we ook of deze 28-jarige Temsenaar nu een yuppie-satire heeft gedraaid, dan wel een (postume?) ode aan de yuppies.
Alleszins is er volgend jaar wel concurrentie. Harry Kümel heeft immers met “Eline Vere” een werkstuk afgeleverd dat zonder blozen naast de grote Europese meesters als een Visconti of een Bertolucci mag staan.
KORT MAAR GOED
Bij de andere opmerkelijke films noteren we nog”Guilty by suspicion” van Irvin Winkler, over de heksenjacht op echte of vermeende communisten in Hollywood, en in mindere mate de brandweerfilm “Backdraft” van Ron Howard, waarin we helden á la Kevin Costner weervinden.
“Mermaids” was, ondanks vertolkers als Bob Hoskins en Cher, een beetje een tegenvaller als pretentieloze komedie. Regisseur Richard Benjamin heeft dan ook nog nooit eens iets leuks geproduceerd. Iets wat ik ook altijd heb gevonden van komiek Steve Martin maar “L.A.Story” van Mick Jackson is duidelijk zijn beste film tot nu toe. Om onbegrijpelijke redenen zal hij echter enkel op video verschijnen in ons land.
De prijs van de beste komedie gaat dan maar naar “King Ralph” van David S.Ward. De hoofdvertolker in deze laatste film, John Goodman, zorgde trouwens ook voor een opgemerkte verschijning in “Arachnophobia” van Frank Marshall, een thriller die het overigens meer van die komische effecten dan van echte spanning moest hebben.
Een goeie ouwe thriller volgens het beproefde Hitchcock-recept was daarentegen “A kiss before dying” van James Dearden, beter alleszins dan “Sleeping with the enemy” van Joseph Ruben, waarin Julia Roberts aan Patrick Bergin moet weerstaan. Deze laatste had trouwens geen al te briljant jaar, want zijn vertolking van “Robin Hood” werd in dit Costner-jaar met de grond gelijk gemaakt.
Wat dat betreft ben ik overigens zelf aan een herziening van mijn mening over “The Godfather III” (Francis Ford Coppola) toe, al was het maar omwille van de grandioze finale op muziek van Mascagni’s “Cavalleria Rusticana”. Ondertussen zorgden “The Russia House” van Fred Schepisi en “Havana” van Sydney Pollack voor hoogstaand sentimenteel amusement, ook al overgoten met een licht sociaal-geëngageerd sausje. En uitstekende hoofdvertolkers natuurlijk! Verplicht worden een keuze te maken tussen het duo Sean Connery-Michelle Pfeiffer of Robert Redford-Lena Olin zou hartverscheurend zijn!
KERSTMIS
Vorig jaar zorgde Chris Columbus met “Home alone” voor een verrassing van formaat. Deze low-budget film brak immers zowat alle records, zodat Columbus het dit jaar tracht over te doen met “Only the lonely”. De jonge Macaulay Culkin mag trouwens ook in deze film een klein rolletje vertolken. De voornaamste taak rust echter op de brede schouders van John Candy, die het stroperige verhaal over de goedhartige politieman die zowel zijn oud moederke (poging tot comeback van Maureen O’Hara) als zijn ietwat gefrustreerde verloofde (Ally Sheedy) te vriend wil houden, echter niet kan overeind houden.
Dat geldt trouwens ook voor “Other people’s money” van good old Norman Jewison, waarin een “moderne” kapitalist, die met yuppies misschien wel de ambitie, maar zeker niet de leeftijd gemeen heeft, namelijk Danny De Vito, het haalt van een “ouderwetse” kapitalist (gespeeld door Gregory Peck) die nog een hart heeft voor zijn arbeiders. De val van het communisme heeft dus blijkbaar een ware katastrofe veroorzaakt in filmland: nu moeten de kapitalisten onder mekaar ruziemaken! Gelukkig valt er vanuit Japan dan toch nog een onverhoopt geschenk onder de kerstboom: de werkgelegenheid kan worden gehandhaafd. Alleluia!
Referentie
Ronny De Schepper, Filmjaar 1991: de yuppies in hun blootje, Steps magazine december 1991