Het zal morgen al vijf jaar geleden zijn dat Leonard Cohen is overleden.
Aan wie Leonard Cohen niet of nauwelijks kent, zouden wij de raad willen geven : lees wat hij heeft geschreven, beluister wat hij zingt, want het ene gaat niet zonder het andere. Romanschrijver en dichter, auteur en componist, Cohen heeft zich aan zowat van alles gewaagd met evenveel succes, ook al is zijn symboliek niet steeds zo voor-de-hand-liggend.
Als Engelstalig Canadees was hij in de Verenigde Staten al beroemd wegens zijn literair werk (« The Favourite Game », « Beautiful Losers ») toen hij in de zomer van 1967 voor een eerste maal op een podium klom (Central Park, New York) samen met Judy Collins. Hiervoor had hij Hydra (het Griekse eiland waar hij zijn romans had geschreven) geruild voor Nashville. Cohen toen over zijn eigen kansen als zanger : « Ik heb drie zaken die in mijn voordeel pleiten : een katastrofale stem, ik zie er erg mager en uitgemergeld uit, met zelfs hier en daar nog een restje acne en ik ben jood. Het enige dat tegen mij pleit is dat ik veel te goed gitaar speel. »
De romantische pendant van de popmuziek zijn we inderdaad nooit kwijt geraakt. En al kan Rod Stewart behoorlijk gevoelig te keer gaan (ja, daar zijn we weer met de slow side van « Atlantic Crossing » !) toch hadden we iemand nodig om ons op onze eenzame avonden… nog eenzamer te doen voelen (en op onze zeldzame minder eenzame avonden, ook minder eenzaam, gek is dat). Weltschmerz heet dat en Leonard Cohen droeg zowat het leed van de hele wereld op zijn schouders. Hij was jood, dus hij was het gewoon. Had een “I killed Christ”-complex van hier tot ginder en op de koop toe verloor hij tenslotte ook nog zijn geloof zodat hij schuldgevoelens torste, groter dan die wanneer wij na een dineetje bij Sirius even denken aan de landen in de Sahel.
Ik was in de tijd van Tliedboek vooral een fan van de manier waarop André De Bruyn en Miel Swillens songs onder het ontleedmes lieten passeren (respectievelijk van Leonard Cohen en van Bob Dylan). Zo schrijft André o.a.: “Cohens teksten munten niet alleen uit door een sterke poëtische zeggingskracht en een merkwaardige sfeerschepping (eigenaardig genoeg nog versterkt door een unieke ongeaffecteerde wijze van zingen), maar tevens door het veelvuldig en origineel gebruik van beelden. De vaak duistere metaforen en de soms kryptische constructie van de songs bemoeilijke evenwel het begrijpen van de teksten. Indien men de verschillende songs echter met elkaar vergelijkt, komt men tot de bevinding dat bepaalde thema’s en beelden frequent voorkomen, en dat uit het geheel een patroon kan worden gehaald dat verhelderend werkt bij het begrijpen van de afzonderlijke beelden. Elke song blijkt dan een bepaald aspect van dit patroon te belichten en verder uit te diepen.”
SUZANNE
Leonard Cohen was oorspronkelijk romanschrijver en dichter. In Griekenland ontmoette hij echter in 1962 de toen 21-jarige folkzangeres Julie Felix. Zij bracht hem blijkbaar op ideeën, want in 1966 brak hij door met “Suzanne”, zij het dat het Judy Collins was, die hem er als eerste wereldfaam mee bezorgde.
Ikzelf heb in het seminarie Nederlandse Literatuur anno 1970 dit lied vergeleken met “Liedje voor mezelf” van Paul van Ostayen. Daarbij ben ik vooral uitgegaan van de idee van de zee, als symbool voor een loutering voor het leven (“only drowning men could see him”), eigenlijk misschien zelfs de dood (zoals de levensmoeheid in “Melopee”). Dat louteringsproces vinden we immers ook bij van Ostayen om de eenvoudige reden dat de joods-christelijke idee van heilsweg bij hem aan de grondslag van zijn humanitair expressionisme ligt. Vandaar dat we de idee van de dichter als boot bij Cohen terugvinden zowel als the traveller dan als the sailor. Daarnaast vinden we ook het dilemma tussen Loreley (dood) en Christus (leven) terug bij Cohen, al heet de Loreley hier Suzanne. Een onderscheid is wel dat het kernbegrip “shelter” bij Cohen niet voorkomt bij van Ostayen, maar wel b.v. bij T.S.Eliot (“Dry Salvages”) en bij James Joyce (boek 16 van “Ulysses”). Van Ostayen hanteert eerder “wrak” als kernbegrip.
Strofe 1
v.3: vgl.V.O. v.5-6
v.5: half-crazy (sluit een zeker gevaar in, maar daarvoor is men juist gekomen, v.6, vgl.V.O. v.2)
v.4: “night” vgl.V.O. “Avondlied”
v.13: hier zitten we met een moeilijkheid. Dit kan betekenen: “you have always loved her”, maar ook “she has always loved you”. Wij houden het bij de eerste betekenis omdat “her” dan kan staan voor “danger”, wat dus gezien de context meer waarschijnlijk is dan de tweede, die integendeel zekerheid impliceert (i.p.v. de twijfel die we ook bij V.O. vinden). Onze interpretatie wordt o.m. bevestigd door de vertaling van Herman Van Veen: “Je hebt steeds van haar gehouden”.
v.14-15: vgl.V.O. v.15
Strofe 2
v.19-20: Jesus = traveller (cfr. “lonely”, v.22) omdat hij ook het gevaar trotseert
v.24: “drowning” vgl.V.O. v.8
v.25-26: cfr.V.O. v.1-2 (vanuit het standpunt van een “drowning man”)
v.27: men moet zichzelf annihileren voor de anderen (cfr.V.O. v.9: zelfvertrouwen wordt uitgewist door de louterende kracht van de baren), cfr. ook “to travel blind”
v.27-30 is een moeilijke passage; mogelijke oplossing: nu is hij pas een echte “traveller” (“forsaken”). In v.20 kan men immers aanvoeren dat er toch nog staat “walked upon” in tegenstelling tot “drowning”. “Sank” zou dan niet mogen verklaard worden in de zin, zoals men het ook vindt bij V.O. (v.4) maar wel in verbinding met “beneath your wisdom”, m.a.w. net als de apostelen begrijpen wij eigenlijk de kern van de zaak niet volgens Cohen. Volgens hem is die kern (wellicht) de loutering.
Strofe 3
De eigenlijke loutering: cfr. “river” (de Jordaan, “where John did his baptism thing” zoals men het stelt in “Jesus Christ Superstar”), “Salvation Army”, “sun”.
Daarbij is Suzanne de gids. Vgl. met V.O. v.21-22: “vergaan” is noodzakelijk om niet meer te “zondigen”.
(1) Suzanne takes your hand
(2) she shows you where to look
(3) while Suzanne she holds the mirror
En waarin bestaat nu juist haar taak als gids?
Ze leert ons het onderscheid zien tussen:
garbage vs. flowers
heroes (seaweed; Van Veen: goot) vs. children (morning)
Loreley (dood) vs. Christus (love, leven)
v.46 “love” cfr. V.O.: de artiest als een profeet die de bestendige liefde tot de mens en de kosmos verkondigt (cfr.Van Gogh)
SHELTER
Uiteraard heb ik dergelijke analyse niet zelf uitgevonden, maar was dat een kopie van de manier waarop André De Bruyn in Tliedboek de songs van Leonard Cohen onder de loupe nam. “Dit wil nog niet zeggen hierdoor nu alles duidelijk wordt,” geeft André eerlijk toe. “Er zijn nog steeds passages waarvan de beeldspraak mij duister is. Dit patroon beoogt geen volledigheid; het is slechts een schets bedoeld als hulpmiddel bij het begrijpen van de liederen, en bij het evalueren ervan door na te gaan welke ideeën hij heeft willen verwoorden en de wijze waarop hij het gedaan heeft. En in hoever dit patroon de levens- en wereldbeschouwing van Cohen zelf reflecteert, m.a.w. of men Cohen mag vereenzelvigen met de ik-persoon uit de songs, laat ik hier ook in het midden; dit is enkel een poging tot tekstanalyse.“
Daarbij hanteert hij volgende afkortingen:
M (Master song)
MN (So long Marianne)
N (Hey that’s no way to say goodbye)
S (Suzanne)
SM (Sisters of Mercy)
ST (Stranger song)
SS (Stories of the street)
T (Teachers)
W (Winter lady)
O (One of us cannot be wrong)
P (Priests)
D (Dress rehearsal rag)
Beide laatste zoals gezongen door Judy Collins.
Protagonist: The Traveller
You who’ve been travelling so long (SM)
As I wander in my time (N)
When I climb this whole mountain side (MN)
Travelling lady (W)
Impliciet ook geschetst in strofe 1 van SS.
Dit element wordt nog versterkt door het frequent aanwenden van het beeld van de “highway” (P/ST/W/SS/D).
De toestand waarin de traveller verkeert op het ogenblik dat hem shelter (onderdak, thuis) wordt geboden:
1) De traveller is een losgeslagen figuur.
If your life is a leaf that the seasons tear off and condemn (SM)
2) Hij is eenzaam.
Your loneliness (SM)
I feel alone (MN)
3) Hij is uitgeput.
When I thought that I just can’t go on (SM)
We teach all hearts to break (T)
Have I caught enough, my Lord? (T)
Deze behoefte aan hulp wordt het sterkst geschetst in SM/D/ST/SS.
In ST verschijnt de traveller onder de gedaante van een onverbeterlijke pokerspeler
who’s reaching for the sky just to surrender
a Joseph looking for a manger
his golden arm dispatching cards
but now it’s rusted from the elbow to the finger
another tired man lay down his hand
like he was giving up the holy game of poker
De lamentabele toestand van de traveller wordt in D op vrij cynische wijze beschreven:
look at your body now
well there’s nothing much to say
and the bitter voice in the mirror says:
hey prince, you need a shave
now you can manage to get
your trembling fingers to behave
There’s no hot water
and the cold is running thin
what do you expect from the kind
of places you’ve been living in
don’t drink from that cup
it’s all caked and cracked along the rim
that’s not the electric light, my friend
that’s your vision that is dim
In SS wordt de losgeslagenheid gesitueerd in “a wishing well that all men call the world“.
Een wereld waarin “cadillacs go creeping… through the night and poisoned gas” en “the armies (are) marching still“.
En wat de mensen betreft:
You are locked into your suffering and your pleasures are the seal.
Men leeft in “the age of lust” en poogt te ontsnappen in “fairy tales”.
Er is echter een “shelter” voorzien:
All the sisters of mercy
they are not departed or gone
they were waiting for me
when I thought that I just can’t go on (SM)
Het zoeken naar shelter is een moeizaam proces, want er is geen gids:
I met a man who lost his mind
in some lost place I had to find
follow me the wise man said
but he walked behind (T)
Maar eenmaal uitgeput van het zwerven vindt men shelter.
Het shelter-proces is echter een complex ritueel:
Eerst wordt men fysisch verzorgd:
She feeds you tea and oranges (S)
They brought me comfort (SM)
I ate and ate and ate
no I did not miss a plate (T)
Als men bekomen is van zijn uitputting
I was handsome, I was strong (T)
dan wordt men psychisch gelouterd. Men heeft immers gezondigd en wordt geplaagd door zijn herinneringen:
Your loneliness says that you’ve sinned (SM)
Everything that I must keep locked away in my head (M)
Another stranger seems to want you to ignore his dreams
as though they were the burden of some other (ST)
I spent my hatred every place (T)
Daarom moet men zijn “confession” maken, zich bevrijden van zijn vrienden:
I made my confession to them (SM)
Who takes down what I confess (T)
When I’m lord of memories (…)
He has seen me watching you
when all your minds were free (P)
He talks his dreams to sleep (ST)
You know that you can trust her
for she’s touched your perfect body
with her mind (S)
Het is een pijnlijk proces want het betreft:
Everything that I must keep locked away in my head (M)
Je wordt geheeld met liefde, want liefde is belangrijk:
With one hand on the hexagram
one hand on the girl
I balance on a wishing well (SS)
Maar ook de shelter is slechts tijdelijk:
When I left (SM)
I’m just a station on your way (W)
SALVATION
De uiteindelijke bestemming is immers “salvation”. Merkwaardig genoeg wordt dit begrip goed geduid door Miel Swillens, die het als Dylanoloog op zijn studie-object Bob Dylan betrekt (in Tliedboek nr.27 van januari 1973), maar het is uiteindelijk ook een zeer bruikbare definitie voor het begrippenkader dat door Leonard Cohen wordt gehanteerd: “Salvation is, zoals steeds als wij proberen de diepgang vanons bestaan te peilen, een intuïtieve term, die als men hemvan zijn metafysische implicaties ontdoet te herleiden is tot de volgende existentiële belevingswerkelijkheid – ik doe hier een beroep op een omschrijving door C.G.Jung in zijn woord vooraf tot de vertaling van het Chinese levensboek ‘Het geheim van de Gouden Bloem’: ‘De grootste en belangrijkse levensproblemen zijn welbeschouwd alle onoplosbaar; zij moeten dat ook zijn, want zij zijn de uitdrukking van de polariteit, die noodzakelijk eigen moet zijn aan ieder systeem dat zijn drijfkracht in zichzelf vindt. Zij kunnen nooit worden opgelost, men kan er slechts boven uitgroeien.’ Dit ‘er boven uitgroeien’ is wat ik bedoel met salvation.”
THE FAVOURITE GAME
Door het succes van “Suzanne” kreeg Cohen zelf ook een platencontract aangeboden, al was hij tot dan toe vooral bekend als dichter met de bundels “Let us compare mythologies” en “Flowers for Hitler” en als romanschrijver met “The favourite game” (1963) en “Beautiful losers” (1966).
Over “The favourite game” heb ik in de jongerengroep van De Veldstraat het volgende verteld:
The Favourite Game = soldaat-en-hoer-spelen
=> het handelt over het seksuele leven van Lawrence (Lang) Breavman, Engels-Canadees Jood in Frans-Canadese christelijke stad (Montreal) = Leonard Cohen
=> verloren onschuld van de jeugd (zelfs wanneer hij Lisa terugziet, is het een louter fysische verhouding geworden)
=> verloren geluk
=> hysterische moeder (enige steun in zijn vriend, Krantz)
bewogen seksueel leven -> travestie, homofiel
tracht dit terug te vinden:
* in de kunst (dichter-zanger)
* in de arbeid (maakt geen gebruik van zijn diploma -> gaat werken)
Spiegelsymboliek vind je in “The Favourite Game” (in de Panther-uitgave van 1973) op de pagina’s 22/75/86/115/133/137/144/148/173/204/217/218.
Situering van het fragment: Breavman heeft een louter fysische (langs zijn kant) verhouding met Tamara, een communiste. Hij heeft een boek geschreven (eig. “The Favourite Game”!). Het handelt over Breavman en Tamara en hij leest dit aan haar voor. Zo heeft Cohen genoeg afstand geschapen over “objectief” de twee gangbare opvattingen over liefde en verhoudingen te schetsen, zonder zichzelf bloot te geven (de Breavman van Cohens boek distancieert zich van de Breavman van Breavmans boek).
Eigen vertaling (er bestaat nochtans een officiële Nederlandse versie van).
“Wat ben jij vurig” zei Tamara theatraal. “Vannacht ben je mijn vurige minnaar. Vannacht zijn we nobelen en dieren, vogels en hagedissen, stijver en warmer. Vannacht zijn we roemrijk en vernederd, geridderd en verslagen, wondermooi en walgelijk. Zweet is parfum. Wat klinkt als een bel. Ik zou dit niet willen ruilen voor een verkrachting door de mooiste zwaan. Dit moet de reden zijn waarom ik in de eerste plaats naar jou ben gekomen. Dit moet de reden zijn waarom ik de anderen heb verlaten, de honderden die mijn enkel trachtten te grijpen met kreupele handen, wanneer ik mij naar jou spoedde.”
“Paardestront,” zei ik.
Ze werkte zich uit mijn omarming en stond op het bed. Ik dacht aan de dijen van de stenen kolossen, maar ik zei niets.
Ze spreidde haar armen op schouderhoogte.
“Christus van de Andes,” verkondigde ze.
Ik knielde onder haar en besnuffelde haar delta.
“Genees me, genees me,” bad ik.
“Genees jij mij,” lachte ze en viel over mij, met haar gezicht op mijn buik.
Wanneer we weer kalmer waren, zei ik: “Vrouw, gij zijt verlost van uw ziekte.”
Ze zwaaide haar benen op de vloer, danste naar de tafel en ontstak de kaars in mijn Mexicaanse tinnen kroonkandelaar. Terwijl ze het licht als een religieuze banier boven haar hoofd hield, danste ze terug naar het bed en nam mijn hand.
“Kom mee met mij, mijn beest, mijn zwaan”, zong ze. “De spiegel…, de spiegel!”
We stonden voor de spiegel.
“Wie zal zeggen dat we niet mooi zijn?” daagde ze uit.
“Ja”.
Een minuut of twee keken we naar onze lichamen. Ze plaatste de kroonkandelaar neer. We omhelsden elkaar.
“Het leven is ons niet voorbijgegaan”, zei ze met namaak-heimwee.
“Ah. Helaas. Zorg. Maar. Liefde.”
Ik trachtte grappig te zijn. Ik hoopte dat onze sentimentele grapjasserij haar niet ernstig zou doen nadenken. Dat was een proces dat ik niet kon verdragen. Ik zat op een stoel voor de venster en zij zat op mijn schoot.
“We zijn geliefden”, begon ze alsof ze meetkundige axioma’s aan het herhalen was vooraleer de bewijsvoering aan te pakken. “Indien een van die mensen ginds beneden naar boven zou kijken, iemand met zeer goede ogen, dan zou hij een naakte vrouw zien, vastgehouden door een naakte man. Die man zou onmiddellijk boos worden, nietwaar? Zoals wij woest worden wanneer we een provocerende seksuele beschijving lezen in een roman.”
Ik rilde bij het woord seksueel. Er is geen woord dat meer ongeschikt is voor geliefden.
“En dat is de manier,” ging ze verder, “waarop de meeste geliefden elkaar proberen zien, zelfs nadat ze lange tijd intiem met elkaar zijn geweest.”
Intiem. Nog zo’n woord.
“Een grote vergissing,” zei ze. “De sensatie van het verbodene, de sensatie van het kwade is gauw opgebruikt en minnaars zijn snel verveeld met elkaar. Hun seksuele persoonlijkheden worden steeds vager tot ze volledig verloren zijn.”
“Wat is het alternatief?” Ze begon me te krijgen.
“Dat wat toegelaten is tot sensatie maken. De minnaar moet zoiets volledig vertrouwd maken met zijn geliefde. Hij moet elke beweging van haar kennen: de beweging van haar kont als ze gaat, de richting van elke kleine aardbeving wanneer haar borst op en neer gaat, de manier waarop haar dijen zich spreiden zoals lava, als ze gaat neerzitten. Hij moet de plotse kronkel van haar buik net aan de rand van de climax, elke boomgaard van haar, blond en zwart, het pad van de poriën op de neus, de kaart van de zeewegen in haar ogen. Hij moet haar zo volledig kennen dat ze in feite zijn eigen schepping wordt. Hij heeft de vorm van haar ledematen gekneed, haar geur gedistilleerd. Dit is de enige succesrijke soort seksuele liefde: de liefde van de schepper voor zijn schepping. Met andere woorden: de liefde van de schepper voor zichzelf. Deze liefde kan nooit veranderen.”
Haar stem werd meer en meer geladen terwijl ze sprak. De laatste woorden uitte ze in een soort waanzinnigheid. Ik hield op met haar te liefkozen. Haar klinische termen deden me bijna kotsen.
“Wat scheelt je?” zei ze. “Waarom laat je me los?”
“Waarom moet je dit steeds weer doen? We hebben daarjuist de liefde bedreven. Is dat niet genoeg? Moet jij steeds een operatie beginnen, een autopsie? Seksueel, intiem, gedistilleerd… Verdomme! Ik wil niet alles van buiten leren. Ik wil nu en dan eens verrast zijn. Waar ga je naartoe?”
Ze stond voor me. Het kaarslicht schetste haar mond, hard van woede.
“Verrast! Je bent gek. Zoals een dozijn andere mannen die ik had. Die de liefde wilden bedrijven in het donker, in stilte, de ogen gesloten, de oren dichtgestopt. Mannen die mij beu werden en ik hen. En jij stuift op omdat ik iets anders wil voor ons. Jij kent het verschil niet tussen schepping en masturbatie. En er is een verschil. Je hebt geen snars begrepen van wat ik gezegd heb.”
“Gespleten tong,” riep ik. “Gespleten tong, gespleten aanklacht.”
Ik sputterde en bedekte mijn gezicht. Hoe was ik in deze kamer geraakt?
“We weten niet wat we zeggen,” zei ze, niet langer boos.
“Waarom kun je niet gewoon in mijn armen liggen?”
“Oh, jij bent hopeloos,” snauwde ze. “Waar zijn mijn kleren?”
Ik bekeek haar terwijl ze zich aankleedde, mijn geest leeg, afgestompt. Ze kleedde zich en bedekte haar lichaam het ene deel na het andere en de afstomping werd groter en nestelde zich in mijn keel als een vlaag ether. Het was net alsof mijn huis erdoor opgelost werd en ik door de lucht in de kamer verzwonden werd. Ze wandelde naar de deur. Ik wachtte op het geluid van het slot. Ze hield zich in met haar hand op de deurknop.
“Blijf, asjeblief.”
Ze liep naar mij en we grepen elkaar vast. Het linnen van haar kleren voelde gek aan tegen mijn huid. Mijn nek en wang werden bevochtigd door haar tranen.
“We hebben geen tijd om elkaar pijn te doen,” fluisterde ze.
“Niet wenen.”
“Wij kunnen elkaar niet moe worden.”
Tijdens haar verdriet slaagde ik erin mezelf weer onder controle te krijgen. Ik heb reeds dikwijls in mijn leven gemerkt dat ik pas mijn eigen stabiliteit kan bevestigen wanneer ik geconfronteerd word met emotionele excessen van anderen. Haar verdriet bracht me weer in evenwicht, maakte me mannelijk en medelijdend. Ik leidde haar naar het bed.
“Je bent mooi,” zei ik. “En je zult het altijd zijn.”
Ze viel gauw in slaap in mijn armen. Haar lichaam was zwaarder dan daarnet. Het was alsof ze met zorg beladen was en erdoor gezwollen. Ik droomde van een reusachtige mantel die op mijn schouders was gegooid door een wenende man in een vluchtende wagen.
’s Morgens was ze vertrokken, zoals gewoonlijk, vóór ik ontwaakte.
De Veldstraat was ook de thuishaven van een akoestisch popgroepje, Blue Spring genaamd (rond Frank Van der Herten), waarvoor ik op basis van verzen van Leonard Cohen een “Song for Shell” schreef.
Beneath my hands your small breasts
Are the upturned bellies of breating fallen sparrows
Wherever you move I hear the sounds of falling wings
Birds shot by tiny arrows
Your eyelashes are the spines
Of fragile animals dreading the time when your mouth
Begins to call me hunter in the dark virgin wood
Spitting at the rainy cloud
You call me close to tell me
Your body is still beautiful – then I will summon
The eyes and hidden mouths of stone of light of water
To testify you’re woman
The trembling rhyme of your face
Tells me of your gorgeous grace
You call me close to tell me
Your body is not beautiful – then take my body
And cupping hands as silvery pools for your looking
And laughing in my mirror
Toen hij in 1968 echter voor het eerst optrad in het openbaar (zijn “buskers”-periode o.a. met The Buckskin Boys niet meegeteld), bleek Cohen echter tien jaar ouder te zijn dan alle andere “protestzangers” en door het feit dat zijn moeder uit de Sovjet-Unie was gevlucht, kon hij zich ook niet vinden in de linkse praat van zijn collega’s.
FAMOUS BLUE RAINCOAT
Van Leonard Cohen wordt verteld dat veel van zijn liederen op een waar gebeurd verhaal berusten. Dat blijkt o.m. uit “Famous blue raincoat”, maar ook uit “Chelsea hotel”: “I remember you well in the Chelsea hotel, you were talking so brave and so sweet; giving me head on the unmade bed, while the limousines wait in the street”, waarbij de “you” slaat op Janis Joplin.
Meer dan ooit is het duidelijk dat Leonard Cohen ook een niet te onderschatten invloed heeft gehad op het werk van zijn naamgenoot David Cohen, beter bekend als David Blue.
“Toen ik het uitmaakte met een meisje waarmee ik lange tijd had samengeleefd, ben ik beginnen luisteren naar Leonard. Hij is de dichter van de gebroken liefde en hij is perfect in het uitdrukken van de gevoelens die gepaard gaan met gebroken liefde. Ik kende Leonard, ik ben toen naar hem toe geweest, en we zijn de beste vrienden geworden. Ik denk niet dat ik beïnvloed ben door zijn manier van schrijven of zijn taalgebruik, wel was ik in dezelfde gemoedstoestand als deze die hij zo ontzettend knap kan uitdrukken. Hij heeft voor mij een boel situaties duidelijk gemaakt, en dat betekent heelwat. Ik heb trouwens een lied gemaakt over hem, waarin ik hem teken zoals ik hem gekend heb,” zegt David Blue tegen André De Bruyn in Tliedboek. Het betreft hier “Troubadour Song”, op de “Nice Baby and the Angel”-LP. “Marianne” op “Stories” is inderdaad een lied over dezelfde “Marianne” waarover ook Leonard Cohen zingt. “Ik heb haar leren kennen toen ze Leonard beu was,” zegt Blue en het vervolg van het verhaal hoor je in Leonard’s “Famous BLUE raincoat”.
André geeft David Blue ’n stel details waaruit hij meent te mogen afleiden dat “Sister Rose” over Joni Mitchell gaat. Trouwens, allerlei geruchten in de muziekpers wezen er destijds op, dat Joni haar plaat “BLUE” aan David opdroeg.
“Ik heb met Joni een paar jaar samengeleefd,” geeft David toe, “en dit lied weerspiegelt de manier waarop ik van haar hield. Ik ben echter zeer ontgoocheld geweest. Op zekere dag zei ze, zo maar, dat ze er van doorging. Ik dacht dat het een grap was, maar het was bittere ernst. Joni is de enige vrouw waarvan ik echt hield, maar het is een dame bij wie het succes haar naar het hoofd gestegen is. Het enige wat ze ziet is datgene wat haar ‘Fame and Fortune’ kan verhogen. Toen ze op zekere dag terugkwam, wilde ik niet meer herbeginnen.”
En hij gaat verder: “Die veranderingen van mijn naam, eerst David Blue, dan David S. Cohen, en dan opnieuw David Blue, moet je als volgt zien. Blue betekent niet ‘blue’ of ‘sad’, het was gewoon een bijnaam die niets betekent, maar iedereen kende mij meer als Blue dan als Cohen. Toen mijn werk persoonlijker begon te worden verkoos ik ook mijn echte naam op mijn werk te zetten. Later verkoos ik opnieuw Blue, omdat Leonard een zeer grote aanhang had, wat verwarring kon meebrengen, temeer dat we zeer dicht bij elkaar staan in wat we uitdrukken.”
Vanaf 1970 begon Cohen zich voor het boeddhisme te interesseren, toen hij een lange verhouding begon met Suzanne Elrod (tot 1976, wat extreem lang is voor Cohen), bij wie hij ook twee kinderen verwekte. Adam in 1973 en Lorca in 1974. Onnodig te zeggen wie hij met de naam van zijn dochter wou eren. Maar aangezien hij dus totaal niet links is (“Ik denk niet dat er van kunstenaars nog enig heil moet worden verwacht. In Europa hebben ze, generatie na generatie, hun ziel verkocht aan het communisme. En in Amerikaanse kunstkringen regeert de perversiteit.” De Morgen, 22/7/94), is het misschien eerder de homoseksuele kant van Garcia Lorca die hem aantrekt, aangezien Cohen altijd biseksueel is geweest.
Na Elrod begon hij ook een verhouding met actrice Rebecca de Mornay en in 1977 nam hij “Death of a Ladies Man” op, met als producer Phil Spector, die op een bepaald ogenblik tijdens de opnames een revolver tegen zijn hoofd hield, maar dat pleegde deze wapengek bij zowat iedereen te doen, dus erg druk moeten we ons daar niet over maken…
Ondertussen was in 1975 zijn « Greatest Hits » verschenen. Als je de eerste track overslaat (want, jawel, dat is het onvermijdelijke « Suzanne ») en terwijl je toch bezig bent, doe je maar net hetzelfde op de B-kant (« Hey, that’s no way to say goodbye », niet toevallig óók op plaat gezet door zingende dweil Herman Van Veen), heb je hier werkelijk één brok mooi verdriet om door te spoelen. Als je zoiets op papier wil krijgen, klinkt het steeds min of meer ironisch, maar eigenlijk is het geméénd. « Bird on the wire », « Famous blue raincoat », « So long Marianne », « Lady Midnight », « Sisters of Mercy », mooi is dat allemaal…
Mercy, Leonard, en nog eens merci!
Referenties
Leonard Cohen, Greatest Hits, CBS 69162.
Ronny De Schepper, Hier die koord, daar is Cohen!, De Rode Vaan nr.26 van 1981
P.S. Dat natrappen naar « Hey, that’s no way to say goodbye » snap ik dertig jaar na de feiten niet. “Suzanne” heb ik ondertussen inderdaad een keer te veel gehoord, al wil dat daarom nu ook weer niet zeggen dat het geen mooi nummer zou zijn. (Ik verwijs dan altijd naar de veertigste symfonie van Mozart, die is ook rotgedraaid, maar eigenlijk wil dat niks zeggen natuurlijk.)
Hallo Ronny,
leuk artikel (zoals steeds).
Ik wist helemaal niet dat Cohen ook nog schrijver is geweest.
Rosine en ik waren er maandag bij in Vorst Nationaal toen de oude meester een concert kwam geven. En het was goed, nee, zeer goed.
Hij maakt goede muziek, heeft goede teksten, en nog steeds een présence.
Hij kreeg verschillende keren een staande ovatie en in plaats van enkele bis-nummers gaf hij bijna een bis-concert.
Een prachtige belevenis, en waarschijnlijk voor de laatste keer (hij is tenslotte al 75).
Vele groeten,
Jan
LikeGeliked door 1 persoon
Gisterenavond meer dan genoten van Cohen’s optreden op het eiland Wight in 1970 (dank u Canvas). In de loop van de dag hoorde ik Roel van Bambost op de radio die commentaar gaf bij dit concert. Roel was een van de aanwezigen toen.
ik kan alleen maar met weemoed achterom kijken, en mij gelukkig prijzen dat dit ooit op film werd vastgelegd en in 2009 werd uitgebracht.
40 jaar zal het geleden zijn op 31 augustus.
LikeGeliked door 1 persoon
Met een paar dagen vertraging heb ik het optreden ook gezien, Eddy, en ik sluit mij natuurlijk bij je aan. Alleen… mijn opname werd nogal gestoord door een aantal euh… storingen (meestal klank, soms ook beeld). Was dat dan bij jou niet het geval?
LikeLike
Ronny,
Dit zal u beslist interesseren. Het interview dat ik in 1976 met Leonard Cohen had en in TLiedboek 42 verscheen is in het Spaans vertaald en met andere Cohen interviews verschenen (o.a. Jacques Vassal en Herve Muller) verschenen in een boek in 1978, waarvan Alberto Manzano de editor is. Alberto heeft teksten van Leonard, Jackson Browne, Neil Young, Patti Smith enz. in het Spaans vertaald. In november ll. verscheen zijn Cohen biografie (in het Spaans).
Hij organizeerde in 2007 een Cohen tribute, waarin niet alleen bekende Spaanse zangers Cohen songs coverden, maar ook Jackson Browne, Anjani, Cohen’s zoon Adam en John Cale waren er bij, maar dan wel met Cohensongs in het Engels. De productie was in handen van Alberto, de arrangementen in die van Javier Mas (die een jaar later door Cohen zelf zal gerecruteerd worden voor zijn wereldtournee) en Kevin McCormick (de gitarist van Jackson Browne).
Van die concerten is een CD uitgebracht, “Acordes con Leonard Cohen” waarvan Alberto de producer is.
Daar staan adembenemende mooie covers op, o.a. “A thousand Kisses Deep” door Jackson Browne en die waltz waarmee Anjani haar CD Blue Alert afsluit maar deze keer echt geslaagd.
Het is merkwaardig hoe goed de Spaanse muzikale accenten zich lenen voor Cohen songs. Het Cohen nummer “Priests” (Cohen bracht het zelf niet uit op plaat, maar wel te horen in versies van Judy Collins, Richie Havens, Eyeless in Gaza, enz) wordt gebracht in volle flamenco stijl.
Mocht U interesse hebben, mail dan Alberto. Zijn e-mail:
ManzanoLizandra@Yahoo.Es
Andre
LikeGeliked door 1 persoon
Leuke reactie van Andre De Bruyn, en dat heeft me weer op kosten gejaagd ;-)
Ik heb de cd gevonden en gekocht via iTunes en inderdaad erg mooi.
Er is nog een bekende link met het Spaans. Je kent allicht het liedje van Leonard Cohen “Take this Waltz” (op YouTube: http://www.youtube.com/watch?v=2sZzJAxfD-4&feature=youtube_gdata_player). De tekst van het lied is een vertaling van een gedicht van García Lorca.
Een bekende Spaanse zangeres, Ana Belén, heeft dit lied uitgevoerd met de muziek van Cohen en het originele gedicht van Lorca: http://www.youtube.com/watch?v=YBayZPFjQjY&feature=youtube_gdata_player
Saludos amistosos,
Juan
LikeGeliked door 1 persoon
“misschien eerder de homoseksuele kant van Garcia Lorca die hem aantrekt, aangezien Cohen altijd biseksueel is geweest” schrijf ik hierboven.Dit kwam te pas met iemand uit de homobeweging en die viel uit de lucht. Ik hoop dat ik via deze weg André De Bruyn kan bereiken om deze knoop door te hakken…
LikeLike