Bijna drie jaar geleden was ik op zoek naar een foto van Wim De Wulf en zo kwam ik tot mijn verbijstering te weten dat hij al twee jaar eerder was overleden! Op 25 augustus 2016 schreef Roger Arteel een in memoriam waaruit ik hieronder enkele passages bloemlees, maar ik weet niet hoeveel tijd er tussen dit in memoriam en het eigenlijke overlijden ligt. Het blijkt uiteindelijk op 29 juli te zijn. Hij “was al een tijdje ziek” zeggen sommige overlijdensberichten, dan weet je al hoe laat het is…
“Op zijn zestigste te vroeg gestorven na toch een aanzienlijke loopbaan als veelzijdig podiumkunstenaar, schrijver, zanger en muzikant, laat Wim De Wulf niet enkel een vrouw, de actrice Els Trio, en drie kinderen achter, maar ook een pak collega’s en een zeer ruim publiek. Zijn impact op het theatergebeuren is niet beperkt tot een loutere, altijd degelijke artistieke inbreng, maar getuigt ook van een overtuigd sociaal engagement. Velen zullen zich zijn talent en prestaties herinneren al dreigt het gevaar dat ook hij stilaan in het trage en ondergewaardeerde theatergeheugen wordt uitgewist,” zo begint Roger Arteel.
“In Gent geboren, haalde Wim De Wulf er in 1980 een Eerste Prijs Toneel aan het Koninklijk Muziekconservatorium. De jaren tachtig waren uitdagend voor een artistieke aanloop, een aanzet voor vernieuwing, verandering of een kritisch reflecteren over de bron van theater, voor sommigen een overgang van auteurs- naar regisseurstheater.”
Zelf vertelt Wim De Wulf hierover in een interview dat ter gelegenheid van zijn overlijden nog eens werd gepubliceerd op www.belgiumishappening.net: “Ik ben ook lid geweest van een aantal extreem linkse groepjes maar ben daar vlug uitgestapt. Het dogmatisme werd me te veel. Op een bepaald moment had je de maoïsten tegen de trotskisten, tegen de crypto-communisten, tegen de anarchisten, enz. Na de verkiezingen zei men dan: ‘We hebben onze posities kunnen handhaven met 0,01 % van de stemmen.’ De jaren zeventig waren opzwepend. Als student aanvaardde je de structuren niet zomaar. Er werd voor andere dingen gevochten en dat vond ik een pluspunt. De jaren tachtig betekenden voor ons een complete ommekeer. Het grote wij-gevoel uit de jaren zeventig werd omgeruild voor het ik-gevoel. En voor we het wisten, zaten we vijf jaar later met een gigantische bende yuppies opgescheept. We zijn van het ene uiterste in het andere gevallen en uiteindelijk vindt dat wel weer zijn evenwicht. Ik merk toch dat het maatschappelijke engagement en de sociale interesse nu veel groter is dan in de jaren tachtig. Dat lijkt me een duidelijke evolutie. De jaren zeventig waren als een toffe speeltuin en ik ben echt blij dat ik die meegemaakt heb.”
In datzelfde interview vertelt Wim nog: “Ik heb van 1976 tot 1980 een theateropleiding gevolgd aan het conservatorium in Gent. Daarna heb ik drie jaar gewerkt bij Mannen van den Dam, dat was een afsplitsing van de Internationale Nieuwe Scène (INS). Later ben ik teruggekeerd naar Gent en kwam terecht bij Theater Stekelbees, het huidige Victoria.”
In 1985 creëerde hij (in de toenmalige speelruimte van Symptoom aan de Reynaertstraat), de soloproductie Min dertig in de schaduw (regie Frans Van der Aa), ‘een belangrijke bijdrage voor het kindertheater op zoek naar een uitweg uit zijn impasse’, aldus recensent POM in De Gentenaar. Dit door De Wulf zelf geschreven en gespeeld stuk is het absurde verhaal van een ventje dat zichzelf zo uniek en belangrijk acht, dat het zich wil invriezen om op die manier bewaard te blijven voor de nabestaanden. Het kereltje weerde zich om toch maar niet te zijn zoals de anderen, het ‘gewone’ volkje. Maar als het ogenblik van het invriezen daar is, is er ook de twijfel en het uitstellen van de daad. Ikzelf schreef er het volgende over in De Rode Vaan:
MIN DERTIG IN DE SCHADUW
Een klassiek componist die niet speciaal voor kinderen schreef, maar toch erg door hen wordt geliefd is Peter Tsjaikovski. Kunnen romantische zieltjes wegdromen op zijn eerste pianoconcerto, dan zijn de meer dynamischer onder ons eerder aangewezen op het kanonnengebulder van de Ouverture 1812. Zo een hyperkinetische tiener is Wim De Wulf, of beter gezegd het personage dat hij uitbeeldt in zijn soloproductie « Min dertig in de schaduw », dat nog onder de vlag van Stekelbees het daglicht zag. Omdat hij hic et nunc warme geborgenheid moet missen (kortsluiting met zijn ouders, een liefje blijft een mooie wensdroom, de andere mensen zijn voor hem allemaal « Pjotrs », d.i. braaf in het gelid lopend kanonnenvlees), zoekt hij zijn heil in een diepvries om dan jaren later te worden wakker gekust door het meisje zijner dromen. Aangezien hij nu op zijn tijd vooruit is, zal hij dan precies op tijd zijn. Gedurende de tijd die hem rest dirigeert De Wulf Tsjaikovski en de techniek die hem door Carl Gydé en Paul De Braeckeleer is ter beschikking gesteld. Hij wórdt op zijn beurt gedirigeerd door Frans Van der Aa (herinner u de malle mannetjes), die samen met De Wulf dit concept ook uitwerkte.
Zelf waren we er niet bepaald door overdonderd (en dan was het wellicht nog een gelukkig toeval dat wij ook weg zijn van 1812), maar het is een productie die zich tot een tienerpubliek richt en dat vindt ze « wijs », wat zoals u weet ongeveer het grootste enthousiasme is waartoe men op die leeftijd in staat is.
MANNEN MANEN
Samen met Frans van der Aa is Wim De Wulf ook de man die aan de wieg stond van Het Stille Korps. Het Stille Korps is niet het zoveelste gezelschap, maar eerder een structuur voor losse projecten van acteurs, regisseurs, vormgevers, muzikanten… Kortom, een kolfje naar de hand van cultuurminister Dewael die dan ook een miljoen uittrok voor het derde project, « Mannen manen ». Derde jawel, want deze zomer was er ook nog « Diepzeeduiker in een plonsbad », die blijkbaar niet erg veel golven heeft gemaakt, want we hebben er nooit van gehoord.
Oorspronkelijk zou van der Aa ook de regie voeren voor « Mannen manen », maar wegens tijdsgebrek is dat uiteindelijk de Italiaanse Parijzenaar Bruno Stefano geworden, die vooral actief is in opera-middens. Van dit laatste is niet zoveel te merken. Voor één miljoen heb je immers ternauwernood een degelijk decor in de opera, terwijl Het Stille Korps zich genoodzaakt ziet het sobere Theater Symptoom te bespelen (al zijn er later reisvoorstellingen voorzien). Binnen deze beperking is er op scenisch vlak wel behoorlijk werk afgeleverd (Bernard Arnould i.s.m. « De Muur »).
Maar het is dus vooral acteurstheater gebleven, zoals De Wulf en van der Aa altijd al hebben voorgestaan.
De Wulf wordt als mislukte jockey deze keer opgezadeld met Rafaël Troch als een al even mislukte broer-verzorger (de reden voor hun mislukking is overigens in de relatie tussen hen beiden te zoeken — als we daarmee niet te veel verklappen). Zowel De Wulf als Troch zijn hier dit seizoen nog bewierookt resp. voor hun rol als Edgar in « King Lear » en als de pop in « Getto ». Bovendien liggen hun acteerstijlen precies dicht genoeg bij elkaar, maar met essentiële verschilpunten, zodat ze zelfs louter in hun speelwijze het spel van aantrekken en afstoten van de twee broers uitstekend vorm geven. Dat is eigenlijk ook wel nodig, want door het repetitieve karakter van de dialogen (men vertrekt van een uiterst korte tekst van Franz Kafka, « Het verlangen om een indiaan te worden ») wil de aandacht hiervoor wel al eens verslappen.
Dat is dan wel het enige negatieve wat we over deze voorstelling kunnen zeggen, tenzij misschien ook de homo-erotische ondertoon. Op zich zou daar niks tegen zijn, maar het is blijkbaar niet echt de bedoeling iets in die zin te insinueren, zodat het uiteindelijk alleen maar de heteroseksuele implicaties ondermijnt. Die wordt m.a.w. bepaald vrouw-onvriendelijk. En dus ook man-onvriendelijk, come to think of it…
TANGO PALACE
« Tango Palace » van Maria Irène Fornes, in Gent gebracht door Het Stille Korps in een regie van Achiel Van Malderen, begint indrukkend mooi met de confrontatie tussen de twee personages, Ille Geldhof en Wim De Wulf. Het hele stuk door zullen zij in een voortdurende, uitzichtloze machtstrijd gewikkeld blijven waarin nu eens de ene, dan weer de andere de overhand haalt of schijnt te halen.
De aaneenschakeling van tafereeltjes waarin de personages verbaal en fysisch in absurde spelletjes verwikkeld zijn speelt zich af in een decor dat aanspreekt door originele vormgeving (een opengaande schelp met functioneel podium en deuren) en zeker bijdraagt tot het overbrengen van de boodschap. De vraag die je je als toeschouwer blijft stellen is echter de noodzaak van een werk waarin de toeschouwer behalve absurde pijnlijke machtsverhoudingen niets nieuws wordt geboden. De verpakking waarin dit gebeurt is ontegensprekelijk zeer professioneel: de spelers geven blijk van een beheerste, misschien ietsje te koele aanpak en worden ondersteund door de enscenering en de subtiele belichting.
Toch heeft het geheel iets van een déjà vu over zich. « De Barbier van Sevilla » en « Carmen » schijnen in een aantal van de huidige theaterproducties duidelijk dienst te bewijzen. Ook diaprojecties zijn blijkbaar nodig om de woorden van de spelers kracht bij te zetten. Een onmiskenbaar teken van de videotijd waarin wij leven?
LE VOYAGE DE MONSIEUR PERRICHON
Op 17 mei 1993 zag ik in de Tinnen Pot “Le voyage de Monsieur Perrichon” door het Multatulitheater in een regie van Wim De Wulf.
Bij het Multatulitheater was Eddie Dewit als mijnheer Perrichon weer de beste, maar hij chargeerde soms. Enerzijds was dat in overeenstemming met de bewust “oubollige” “uitvergrotende” regie, maar anderzijds was het continuë roepen in het kleine zaaltje van de Tinnen Pot echt niet nodig. Het was vooral opvallend dat als de spelers fluisterden, ze ten eerste nog verstaanbaar waren en meteen ook geloofwaardiger acteerden.
Walter Schudel was de ldvd-commandant Mathieu die Perrichon tot een duel uitdaagt omwille van la mer/mère de glace. Dirk Verleysen was de schuldenaar Majorin en Jan Smitz de vervelende redder Armand Desroches (en in het echte leven de toenmalige echtgenoot van Griet Pauwels). Mark Soen was de sympathieke intrigant Daniel Savarin, Werner Van Hulle Jean, de opstandige knecht van Perrichon, Christine De Cock een wat hysterische mevrouw Perrichon en Heidi Lagast een wat onopvallende, maar toch frisse dochter Henriëtte. Geert Van Maele was Joseph, de knecht van de commandant, Johan Van Oost herbergier & kruier, Ingrid De Bie gids & boekenverkoopster en Cathy Flachet een uiterst stuntelende stationsbediende. Allemaal rolletjes, die gemakkelijk zouden kunnen worden geschrapt, maar die in amateurtoneel, waarin zoveel mogelijk mensen aan bod moeten komen, nu eenmaal broodnodig zijn.
Referenties
Ronny De Schepper, Vree wijs, De Rode Vaan nr.4 van 1986
Ronny De Schepper, Met hoop op volgend seizoen, De Rode Vaan nr.22 van 1987
M.D.W., Tango Palace, De Rode Vaan nr.22 van 1988