Mijn volgende boek is “A time to love and a time to die” van Erich Maria Remarque (foto Bundesarchiv via Wikipedia). Deze Duits-Amerikaanse schrijver is vooral bekend van “All quiet on the western front“, waarover ik reeds heb geschreven n.a.v. de oscaruitreiking in 1930.
Daar vermeld ik reeds dat vanwege dit werk Remarque in 1938 het Duitse staatsburgerschap werd ontnomen door de nazistische regering. Hij vluchtte toen naar de VS en zou in 1947 Amerikaans staatsburger worden. Zeit zu leben und Zeit zu sterben dateert van 1954 en is dus in de VS geschreven. Toch keert hij hierin terug naar het einde van de Tweede Wereldoorlog.
Erich Maria Remarque werd geboren als Erich Paul Remark in Osnabrück op 22 juni 1898. Hij herstelde de originele spelling van zijn familienaam “Remarque”, die in de 19e eeuw was veranderd in “Remark”, om zich te distantiëren van zijn eerste roman Die Traumbude. In 1929 veranderde hij zijn tweede voornaam “Paul” in “Maria” om zijn moeder te eren.
Tijdens zijn studie aan de Universiteit van Münster werd hij in 1916 opgeroepen om zijn legerdienst te vervullen. Remarque vocht aan het Westelijk Front en raakte verscheidene keren gewond. Nadat hij in 1917 in België door een Shrapnel–granaat was geraakt, verbleef hij tot het eind van de oorlog in een Duits militair hospitaal.
Na de Eerste Wereldoorlog volgde hij een leraarsopleiding, door de overheid aan oorlogsveteranen voorbehouden. Hij gaf enige tijd les en was ook actief als steenhouwer, bibliothecaris, zakenman, journalist, redacteur en testrijder voor een Berlijns bandenbedrijf. Zijn schrijverscarrière startte hij als toneelcriticus (voor de Osnabrücker Tageszeitung) en als sportjournalist (bij Sportbild).
Op 31 januari 1929 verscheen zijn eerste echte roman, tevens zijn meest succesvolle boek Im Westen nichts Neues, waarin hij de ervaringen weergaf van Duitse frontsoldaten in de Eerste Wereldoorlog. Het boek riep in het Duitsland van de Weimarrepubliek veel weerstand op. De eerste uitgever aan wie hij het boek aanbood, weigerde het te publiceren. Ondanks de enorme politieke controverse werden er het eerste jaar al 1,2 miljoen exemplaren van verkocht. Het vervolg, Der Weg zurück, verscheen in 1931.
Na de machtsovername door de nazi’s in 1933 werden zijn boeken op instigatie van Joseph Goebbels in het openbaar verbrand en zijn werk werd in Duitsland verboden. In 1938 werd hem zijn Duitse staatsburgerschap ontnomen, maar hij verbleef al sinds 1932 in Zwitserland. Van dan af woonde hij afwisselend in Zwitserland en de Verenigde Staten.
Drie Kameraden werd uitgegeven in het Duits in Amsterdam in 1936. Het is opgedragen aan Ilse Jutta Remarque-Zambona, de eerste vrouw van Remarque. Dat hij werd uitgegeven in Amsterdam, doet al vermoeden dat Remarque niet in de bovenste schuif lag bij de nazi’s. Toch is zijn boek een goede illustratie van hoe die machtsovername tot stand is kunnen komen. Dat is immers via democratische weg gegaan, geen staatsgreep of zo, en het boek toont aan hoe hopeloos de toestand was voor de man in de straat. Vandaar dat men in Hitler een heilsprofeet zag. En dat was gedeeltelijk ook juist, tot hij begon oorlog te voeren natuurlijk (cfr.Putin in Oekraïne). Toch wordt het smeulende onheil nergens benoemd en dat maakt dit boek juist beter dan vele drammerige werken.
“Otto,” zei ik tegen Köster, die voor me uitliep, “nu weet ik wat al die mensen willen. Ze willen helemaal geen politiek. Ze willen religie-surrogaat.” Hij keek om zich heen. “Natuurlijk. Ze willen weer aan iets geloven. Waaraan doet er verder niet toe. Daarom zijn ze ook zo fanatiek.” (p.327)
De roman werd in 1938 door Frank Borzage verfilmd onder de Engelse titel Three Comrades. De drie kameraden, Erich Lohkamp, Otto Koster en Gottfried Lenz, werden gespeeld door Robert Taylor, Franchot Tone en Robert Young. Het scenario is geschreven door F.Scott Fitzgerald. In deze interpretatie gaat men er dus van uit dat in de titel wordt verwezen naar de oude oorlogskameraden Lohkamp, Köster en Lenz. Maar wie de drie kameraden zijn die in de titel worden genoemd, is niet zo duidelijk als het op het eerste gezicht lijkt. Naarmate de tijd verstrijkt, wordt Pat b.v. een steeds belangrijker onderdeel van Roberts leven. Dat hij haar steeds meer als kameraad ziet, blijkt uit zijn koosnaampje voor haar (“Old Boy”). De drie kameraden zouden dus ook de drie kunnen zijn die Robert in de loop van de roman verliest: Lenz door de moordaanslag, Pat door de ziekte (*) en Karl door het gebrek aan geld. Karl, de auto wordt immers als het ware ook gezien als onderdeel van de groep: “Auto’s waren vrienden, maar Karl was nog meer voor ons. Een kameraad!”
De alternatieve lezing van de titel legt inderdaad een diepere laag bloot in de relatie tussen Robert en zijn omgeving. Het idee dat “kameraden” niet strikt beperkt hoeft te zijn tot mensen, maar ook objecten of gevoelens kan omvatten, past goed bij Remarques stijl, waarin hij vaak benadrukt hoe mensen en dingen ons leven onlosmakelijk beïnvloeden.
Het feit dat Karl, de auto, zo wordt gepersonifieerd, suggereert hoezeer hij deel uitmaakt van het sociale en emotionele weefsel van de personages. En Pat als “Old Boy” sluit naadloos aan bij Roberts groeiende intimiteit en zijn neiging om haar als gelijke en steunpilaar te zien. Deze interpretatie benadrukt ook de melancholie van verlies in de roman, waarbij elk van deze “kameraden” op tragische wijze uit Roberts leven verdwijnt. Het biedt een nieuw perspectief op de titel, die op het eerste gezicht eenvoudig lijkt, maar blijkbaar vele lagen kent.
Three Comrades diende ook als los model voor de film The Deer Hunter uit 1978, geregisseerd door Michael Cimino.
Remarque huwde twee keer met Jeanne Zamboul (in 1923 en 1938) en scheidde ook twee keer van haar. In 1958 trouwde hij met de actrice Paulette Goddard. Remarque ligt begraven op de begraafplaats van Ronco sopra Ascona in Zwitserland.
Ronny De Schepper (op basis van Wikipedia)
(*) Als de ik-persoon (Robert “Robby” Lohkamp) voor het eerst bij Pat(rice) Hollmann op bezoek gaat, beschrijft hij haar kamer als volgt: “De kamer leek wel een rustig eiland te midden der woelende baren.” Dat deed me terugdenken aan het eerste toneelstuk dat ik heb geschreven (en waarvan helaas niets is overgebleven) “Een eiland in de grootstad”… Dit gezegd zijnde, bij wat Pat overkomt, heb ik zowaar moeten wenen. Ik kan me niet herinneren dat dit ooit bij een ander boek is gebeurd.
Van die lectuur van “A time to love and a time to die” is merkwaardig genoeg niets terug te vinden op mijn blog. Ik herinner me wel dat ik een boek van Remarque al na enkele bladzijden heb weggelegd, maar ik dacht dat het om “All quiet on the western front” ging. Misschien was het dus eerder “Een tijd om te leven en tijd om te sterven”, tenslotte begint ook dit boek in de winter van 1944 als de Wehrmacht-soldaat Ernst Graeber gedwongen wordt deel te nemen aan het neerschieten van
partizanen in een verwoest Oekraïens dorp. Ik heb het boek immers niet weggelegd omdat het niet goed zou zijn geschreven, maar omwille van de wreedheden van de oorlog.
LikeLike