Het is al vijf jaar geleden dat Willy Courteaux is overleden, de vroegere journalist bij Humo en eminente vertaler van het werk van William Shakespeare. Wie over die twee aspecten meer wil vernemen, moet doorklikken naar de items die ik daaraan heb gewijd. Hieronder volgt de neerslag van een “bezoek” bij hem thuis dat Filip Delmotte en ikzelf in de woelige periode begin 1989 hebben afgelegd (de rubriek “Het bezoek” in de vernieuwde Rode Vaan was precies een kopie van het fameuze “Humo sprak met”). De tekst is uitgeschreven door Filip Delmotte. Ik kan me van dit interview helaas niet zo heel veel meer herinneren. Wellicht was mijn inbreng minimaal (Shakespeare). Ik herinner me nog wel dat we heel bewust niet de persoonlijke toer zijn opgegaan. Zo hebben we met geen woord gerept over zijn zoon Wolfgang en of hij eventueel nog andere kinderen had. Volgens het doodsbericht, opgesteld door zijn echtgenote Jeanne Soens, was dat inderdaad het geval, maar ze worden niet bij name genoemd. Pas bij zijn dood vernam ik overigens ook dat Willy Courteaux tot de Gravensteengroep behoorde, al stond hij bij de regionale verkiezingen van 2004 wel op de lijst van de Vlaamse Democraten Brussel, een linkse scheurlijst van de N-VA.

Hij ontvangt ons met een zekere ‘courtoisie’ — zijn naam moet daar een afgeleide van zijn — in zijn werkkamer. Die bevat geen muren maar boekenrekken en -ruggen, met daar tussenin gaten voor deuren en vensters. Het gesprek voert ons mee langs onderwerpen als HUMO, het reële socialisme, de tijdsgeest en Shakespeare. Het is moeilijk om het niet te laten uitdijen tot een marathon. Hij doet me onwillekeurig denken aan ‘de man bij het venster’ van de Antwerpse schilder Henri de Braekeleer. Waarom is hij niet méér op de voorgrond getreden? Maar hij is niet de grootsprakerige erudiet die met zijn kennis te koop loopt. En van zijn postuur moet hij het ook al niet hebben.
Of was het na-oorlogse Vlaanderen, met zijn klimaat van koude oorlog, van roomse en kleinburgerlijke huichelarij niet aan hem besteed? Courteaux moet in Vlaanderen het best gekend zijn van zijn brievenrubriek in HUMO, de grieventrommel, de klachtenbank, de ombudsdienst avant-la-lettre. Maar het Open Venster verraadt ook de open blik op de wereld van de geadresseerde. Hij is altijd de koele analyst gebleven, zonder blozen van een linkse signatuur. Niets nam hij bij voorbaat voor waar aan, zonder het eerst aan de kritiek te onderwerpen.
Indien ik (Filip Delmotte dus, RDS) een prentenkabinet had, dan zou hij daar een aparte plaats innemen, naast die andere twee kalibers uit de Vlaamse pers. Dat is vooreerst E.Troch (pseudoniem voor Luc Vandeweghe), een vreemde eend in een krant die staat voor het katholiek Vlaams establishment, De Standaard, waar hij hoofdredacteur-buitenland was. Of de ‘jonge’ Mark Grammens van De Nieuwe van voor het Egmontpact, het blad dat na Vrijdag de enige inspiratiebron was voor velen uit de mei ’68 generatie, vóór dat zij de Rode Vaan begonnen lezen.
Alle drie hadden zij de ‘reputatie’ nuttige idioten te zijn, leden van een vijfde kolonne. Nochtans is dat een begrip dat uit de Spaanse Burgeroorlog stamt en sloeg op de Falangistische steunpunten van Franco achter de linies van de republikeinen. Maar een begrip dat in de ‘ideologische’ vervuiling naderhand bedoeld werd voor echte en vermeende communisten of stalinisten.
Willy Courteaux werkte bij HUMO sinds 1947. Dit is, nu hij ermee stopt, bijna een volle loopbaan. Zijn gekende rubrieken zijn Dwarskijker, zijn televisiekritiek, en Open Venster, de lezersrubriek. Hij heeft er jarenlang een wekelijkse rubriek over muziek gehad, en stond in voor de selectie van kortverhalen, die eveneens om de week verschenen. Hij voelde zich helemaal niet gepasseerd als Guy Mortier hoofdredacteur werd : « Ik denk niet dat ik het geaccepteerd zou hebben als het mij was aangeboden. Ik voelde me veel gemakkelijker om in mijn eigen hoek mijn eigen gang te gaan. » Hij heeft zich ook lang ingelaten met de aankooppolitiek, omdat hij veel contacten had met literaire agenten. Naast zijn rubrieken, deed hij de afgelopen drie vier jaar, uitsluitend nog vertaalwerk.
— Aanvankelijk was HUMO een neutraal blad, dat men kocht voor de TV- en radioprogramma’s, en voor de humor. Maar er is zich geleidelijk een zekere ideologie beginnen aftekenen. Wie geeft die lijn dan aan, in dat geval dan toch Courteaux?
Courteaux:
« Ik zou zeggen dat het begin van die lijn in de brievenrubriek zat, die ik in de tweede helft van de jaren ’50 heb overgenomen. Mijn politiek daarbij was niet de lezers naar de mond te praten. Voordien was het de traditie om occasioneel commentaar te geven, waarbij men ervan uitging dat men de lezer niet voor het hoofd mocht stoten. Ik heb dat helemaal omgegooid, en ben de lezer wél voor het hoofd gaan stoten. En dat heeft succes gehad. Ik bedoel : de lezers namen dat. Er waren zelfs lezers die onderaan hun brieven schreven : en geef me nu maar eens goed lik op stuk (lacht). Dus dat is eigenlijk de eerste rubriek geweest waarin duidelijk standpunten werden ingenomen. Niet alleen politieke standpunten, maar ook standpunten van ruimere levensbeschouwelijke en ethische aard. Ik denk aan polemieken die telkens weer terugkwamen, zoals homoseksualiteit, Vietnam, Zuid-Afrika, en daarna de abortuspolemiek. Daar is toen ook binnen de redactie zwaar over gediscussieerd. Omdat men ervan uitging dat de standpunten die in het Open Venster geuit werden, niet zomaar persoonlijke standpunten van Courteaux moesten zijn. Zeker als het over cruciale en zeer controversiële onderwerpen ging. Maar die lijn zat er wel in, en is nog versterkt in de tweede helft van de jaren ’60 door een nieuwe toevoer van journalisten die daarop hebben ingespeeld. »
— Het valt toch op dat die aanpak heel wat veranderd is. In de lezersrubriek b.v. is de polemiek niet meer zo sterk aanwezig.
Courteaux
: « Ja, dat komt omdat het karakter van de brieven gewijzigd is. Een heleboel standpunten zijn ondertussen gemeengoed geworden. Over Zuid-Afrika b.v. bestaat er, afgezien van een kleine groep extreem-rechtsen of rechtsen tout-court die nog het regime in Pretoria verdedigen, een zeer ruime consensus in het Westen. Maar men stelt ook vast dat de mensen nu veel meer brieven schrijven vanuit persoonlijke noodsituaties, of vanuit noodsituaties in milieus waartoe ze behoren. Dat heeft natuurlijk te maken met de crisis. Brieven van mensen uit het onderwijs, die klagen over hun onzekere situatie, mensen die problemen hebben met de RVA, dat soort dingen. En daarover kun je niet polemiseren. Men kan het ook toeschrijven, ook weer door de crisis, aan de individualisering van de mentaliteit. De mensen zijn veel minder naar buitenuit gericht. Ze schrijven minder over de grote problemen die ver van hun bed liggen. »
— Ook de interviews hadden vroeger een sterker polemisch karakter, waar je een gevecht had tussen de interviewer en de geïnterviewde?
Courteaux
: « Dat klopt. Maar ik denk dat dat gewoon een groeiproces is. In de periode dat er van die polemische interviews waren, hadden we een schare jonge turken. Mensen zoals een Piet Piryns, die er graag invlogen. Een journalist van 25, die gaat de dingen anders aanpakken dan een journalist van 40. Die hebben individueel allemaal een bepaalde evolutie doorgemaakt. Dat is geen opgelegde nieuwe lijn, hoor. Het is ook een kwestie van tijdsgeest. Twintig jaar geleden waren er veel meer dingen die in beweging leken. Nu maken we een periode mee van onzekerheid, van pessimisme. En er is de laatste jaren een serieuze trend in het blad naar grotere commercialisering. Daar is de redactie niet zo happy mee. »
– Is de redactie onafhankelijk bij het bepalen van de redactionele inhoud?
Courteaux
: « Onafhankelijk van wie ? »
— Van de geldschieters, van Dupuis vroeger, van Mondial nu?
Courteaux
: « Ja. »
— Werden artikelen van hogerhand nooit geweigerd ?
Courteaux
: « Voor zover ik me herinner is het maar één keer gebeurd dat een artikel niet kon, en niet verschenen is, wat aanleiding heeft gegeven tot een groot conflict. Dat ging over een bisschop, niet Mindszenty, maar die andere. Het artikel hadden we overgenomen uit Vrij Nederland, als ik me goed herinner. En daar is dus zware bonje over geweest. Dat is het enige artikel dat niet is kunnen verschijnen. Maar we stonden in het verleden wel onder permanente druk van de directie. Maar doordat HUMO altijd blok vormde wanneer er spanningen waren, heeft de directie nooit echt kunnen ingrijpen.»
— Er is ook vaak kritiek geweest op publiciteit voor bepaalde producten, zoals outspan-sinaasappels, of voor de rijkswacht.
Courteaux
: « Ik heb altijd de volledige scheiding tussen publiciteit en redactie verdedigd. Als de publiciteitsdienst zou gaan accepteren dat de redactie zich inmengt in de politiek van de publiciteitsdienst, wat moet de publiciteitsdienst dan verhinderen om te eisen dat zij inspraak krijgt in de redactie ? Dus hebben wij ons daar altijd aan gehouden. Behalve één enkele keer toen er een publiciteit kwam voor emigratie naar Zuid-Afrika. Toen hebben wij aan de directie gezegd: kijk, dit is geen commerciële publiciteit, dit is politieke publiciteit, en wij vragen dat deze publiciteit voortaan geweigerd wordt. De directie — dat was nog de oude Dupuis-directie — heeft daar begrip voor gehad, en opdracht gegeven aan het publiciteitsagentschap om dat soort publiciteit te weigeren. »
— Zal met de komst van VTM, waarvan HUMO aandeelhouder is, de televisiekritiek niet onder druk komen te staan ?
Courteaux
: « Dat is dus af te wachten. Ik zie het niet zo gemakkelijk gebeuren dat de redactie zich zou neerleggen bij richtlijnen van hogerop om VTM te ontzien. Wij zijn altijd tegenstanders geweest van de commerciële TV. Want in tegenstelling tot wat alle politici nu lopen te beweren, zal dit het niveau niet opdrijven, maar in tegendeel naar omlaag halen. Punt uit. Al was het maar omdat wij — een klein volk als wij zijn — onvoldoende reserve hebben aan talent. De BRT heeft nog problemen om echt goede krachten aan te trekken. Wanneer je dat nu nog eens gaat opsplitsen, dan wordt de spoeling natuurlijk weer eens zoveel dunner. Alleen al dààrom geloof ik er niet in.
Maar er zijn natuurlijk ook nog andere redenen. Men stelt ook vast dat er trends zijn bij de BRT om te gaan concurreren met VTM op het terrein van VTM. Daardoor gaat de BRT zichzelf dus gaan commercialiseren, zonder dat dit hun bovendien nog een stuiver opbrengt. »
— Was jij niet het buitenbeentje van de HUMO-redactie, t.o.v. de mei 68-generatie die er de dienst uitmaakte ? In tegenstelling tot deze generatie ben jij toch gekend als een bijna onvoorwaardelijk verdediger van de socialistische landen, die nu zelf in hun kritiek orde op zaken stellen ?
Courteaux
: « Ik heb daar in hoofdzaak alleen maar over geschreven in antwoord op lezersbrieven. Dat wil dus zeggen dat de ruimte waarover ik beschikte, erg beperkt was, en dat het dus niet mogelijk was om daar zeer uitvoerig en op een zeer genuanceerde manier over te schrijven. Anderzijds was ik er me van bewust dat wat hier bij ons voor informatie doorging over de Oostbloklanden, of over de andere socialistische of zich socialistisch noemende regimes, dat dat zwaar propagandistisch geladen was. Ik heb me sinds vele jaren verdiept in de geschiedenis van de Sovjet-Unie, en ben tot conclusies gekomen die niet overeenstemden met de algemeen geldende propaganda. En ik ben daar dus tegenin gegaan. Wanneer je dat doet, dan word je gemakkelijk bestempeld, gewoon uit onwetendheid, als een propagandist voor de andere kant. Het spreekt ook vanzelf dat wanneer men een andersgerichte opinie wil doordrukken, dat men dan inderdaad wel eens naar de andere kant doorslaat.
Je kan me een buitenbeentje noemen in de redactie, in die zin dat ik me daar zeer grondig over geïnformeerd heb. Trouwens tot op heden kan men in de pers nog de meest absurde dingen lezen. Waanzinnige dingen, de meest absurde, extreme, propagandistische praat. »

79 willy courteaux

— Ofwel heeft de linkerzijde het soms moeilijk om te weerstaan aan de overheersende stroming die leeft bij de publieke opinie, ofwel…
Courteaux:
« Ofwel heeft men geen geloofwaardigheid. Dat is de positie waarin ik altijd gezeten heb. Daar was ik me duidelijk van bewust. Iemand die geïsoleerd staat met een opinie, die mist de geloofwaardigheid die de mensen wél hebben die meegaan met de stroming van de publieke opinie. De meeste mensen zoeken in hun kranten en bladen die ze lezen alleen maar de bevestiging van wat ze al denken, of denken te denken.
Het heeft me trouwens de reputatie van Stalinist opgeleverd. Ik weet ook heel precies waar dit etiket vandaan komt. Omdat ik er een paar keer op gewezen heb dat de buitenlandse politiek van Stalin, op een paar slippertjes na, voorzichtig is geweest. Men heeft de figuur van Stalin uitsluitend beoordeeld uitgaande van wat hij binnenlands heeft aangericht: de processen van 1936, ’37, ’38, zijn optreden tijdens zijn laatste levensjaren, de honderdduizenden die hij naar de concentratiekampen heeft gestuurd, misschien moet men van enkele miljoenen spreken. Met andere woorden de dictator Stalin, de extreem repressieve Stalin. Het klopt natuurlijk niet om alles wat Stalin heeft gedaan van daaruit te interpreteren. »
— Hoe sta je nu tegenover de perestrojka en glasnost?
Courteaux
: « Dat is tegelijk een gemakkelijke en een moeilijke vraag. Natuurlijk kan men alleen maar toejuichen wat er op dit ogenblik gebeurt. Dit is een moment geweest waar we eigenlijk te lang hebben op moeten wachten. »
— Er valt daar toch wel iets meer over te zeggen. De liberalisering is tweeërlei : op het politieke vlak met de glasnost, maar er is ook de economische liberalisering.
Courteaux
: « De grote vraag waar niemand een antwoord op heeft is, om het bondig samen te vatten : is er een socialistische markteconomie mogelijk? Er zijn natuurlijk andere, negatieve aspecten doordat in de Sovjet-Unie altijd de trend heeft bestaan om zich af te sluiten voor buitenlandse invloeden. Dat heeft bij de massa van de bevolking een aantal heel naïeve denkbeelden over het westen in het leven geroepen en in stand gehouden, een té rooskleurig beeld over het westen.
Gorbatsjov en de mensen rondom hem, willen de grenzen openstellen. Op de eerste plaats voor technologie, voor handelsbetrekkingen. Maar ik vrees dat tegelijkertijd een heleboel negatieve verschijnselen van het westen gaan infiltreren in de Sovjet-Unie. Dat zal zeker ook negatieve effecten hebben.
Ik heb daar dus geen antwoord op. Wat doe je daarmee? De overspoeling van de Sovjet-Unie door de rock-muziek, door allerlei avant-garde trends in artistieke disciplines… Daar heb ik zó mijn bedenkingen bij. Bovendien zijn die niet in overeenstemming met hun eigen tradities. Ik heb mijn twijfels over het importeren van een bepaalde mentaliteit van de westerse consumptiemaatschappij. Natuurlijk hebben de Russen net zo goed als wij recht op bepaalde luxes, op betere levensvoorwaarden, betere kwaliteit van kledij. Men kan die verlangens van de bevolking niet bekritiseren. Maar b.v. het stimuleren van de privé-auto… Terwijl men in het verleden die trend zoveel mogelijk heeft afgeremd, en zich geconcentreerd heeft op het openbaar vervoer. Men heeft er een heel goed metro-systeem uitgebouwd, de tarieven zijn zeer, zeer laag gehouden. Een Rus neemt al makkelijk eens het vliegtuig. In vergelijking met de prijzen die wij betalen, zijn hun prijzen bespottelijk laag. »
— Neemt men nu de vooruitgangsidee, zoals die bij ons bestaat, over? Spiegelt men zich niet aan westerse normen, waardoor de idee bevestigd wordt dat er geen andere weg is?
Courteaux
: « Dat gevaar zit er dik in. Maar men stelt wel een zeer snelle groei vast van alle mogelijke basisbewegingen, die vanuit een ecologisch uitgangspunt werken. Onder druk van de basisbeweging, de milieubeweging, waar onder meerde bekende schrijver Raspoetin bij betrokken was, heeft men afgezien van een reeks plannen met allerhande mogelijke katastrofale gevolgen.
Het nationalisme anderzijds is dan weer een zeer negatief verschijnsel. Dat heeft ook te maken met de glasnost. Wanneer men de geest te lang in de fles houdt, en hem dan laat ontsnappen, dan krijgt men allerlei excessen en ongewenste verschijnselen zoals het probleem van de Armeense enclave Nagorno-Karabach, of van de Baltische republieken. In het beste geval zijn dat verschijnselen van de kinderziekten van de glasnost. In hoeverre zal men erin slagen om dat te kanaliseren, in te dijken, om daar oplossingen voor te vinden? »
— De toestand is nog een graad erger in Oost-Europa, waar zgn. volksdemocratieën ingevoerd werden…
Courteaux
: « Omdat ze daar eigenlijk niet in hun eigen historisch verleden geworteld zijn. »
— Bestaat daar niet het directe gevaar voor een restauratie van het kapitalisme ?
Courteaux
: « Er is een dubbel gevaar: ten eerste het herstel van het kapitalisme, maar ook het creëren van een chaos. Die regimes zijn nu al 40 jaar gevestigd. Als daar nu te snelle veranderingen tot stand zouden komen…
Vanaf het begin heb ik zeer sceptisch gestaan t.o.v. een beweging als Solidariteit in Polen, die niet alleen ontstaan is uit democratische opwelling, maar uit allerlei historische trends, vanuit het ‘gesundes Volksempfinden’, vanuit een zeer obscurantistisch katholicisme. Ook de linkerzijde is in het verleden ontzettend naïef geweest t.o.v. Solidariteit. Wanneer ik minister Tindemans met een speldje van de verboden vakbond zag rondlopen, dan zou ik er als links toch twee keer over nadenken, zo niet vaker, voor ik zelf zo’n speldje opprik.

94 solidarnosc in gent


Ik zeg niet dat Solidariteit niet erkend zou mogen worden. Om te beginnen moeten zij dat probleem zelf oplossen. Vermoedelijk loopt de enige weg om het op te lossen via de erkenning.
Er zijn in de landen van Oost-Europa rechtse, extreem-rechtse, revanchistische trends aanwezig. De Polen, dat is een dwepersvolk. Men droomt er nog altijd van Groot Polen — dat vroeger de machtigste militaire natie van Centraal-Europa was; het Polen waar een stuk van de Sovjet-Unie bij behoort. Dat vergeet men te gauw. We zien Polen als de slachtoffernatie, die voortdurend verdeeld werd tussen Pruisen en Rusland. Maar Polen is een paar eeuwen lang de pest geweest van Centraal-Europa. Het was een zeer agressieve militaristische natie.
Het wantrouwen van de Polen tegen Rusland is gewettigd, maar het wantrouwen van de Russen tegen Polen is dat even goed. Dat zijn historische erfenissen die lang blijven bestaan, ook wanneer de basis van die conflictsituatie volledig verdwenen is. En in Polen is ze niet volledig verdwenen, aangezien daar door Stalin een regime is ingeplant dat niet in het verleden van Polen gegrondvest is.
Men mag bovendien niet vergeten dat geen enkel van de Oostbloklanden, met uitzondering van Tsjechoslovakije, vóór de oorlog een democratische traditie had, zoals wij die in het Westen kennen. Het waren allemaal rechtse dictaturen, vanaf Roemenië tot Duitsland. Churchill sprak voortdurend zijn bekommernis uit over het herstel van de democratie. Maar wélke democratie in godsnaam? Er wás geen democratie te herstellen, met uitzondering van de zeer korte periode van democratie in Tsjechoslovakije. Men doet nu ineens alsof de democratie daar afgeschaft is geweest door Stalin. »
— Ben je zelf pessimist voor wat de toekomst betreft?
Courteaux
: « Mijn standpunt is altijd die stelregel geweest van Gramsci die ik formidabel vind, dat is : het pessimisme van het intellect, het optimisme van de wil. Ik denk dat we tussen die twee moeten balanseren. Ik denk dat het intellect, dat de dingen analyseert en bekijkt, bij voorkeur niet optimistisch moet zijn. Maar ik denk dat de wil moet blijven bestaan, om op zijn minst bepaalde dingen proberen tegen te gaan.
Ik heb bij mezelf de indruk dat het pessimisme van het intellect de afgelopen jaren toegenomen is. Ik hoop dat ik daar het optimisme van de wil tegenover zal blijven stellen. »
– Vandaag zijn velen pessimistisch over de haalbaarheid van diepgaande veranderingen, terwijl anderen, die zich tevreden stellen met het sleutelen aan kleine hervormingen, een enorm cynisme aan de dag leggen.
Courteaux
: « We zitten op dit ogenblik duidelijk in een overgangsfase. Er komen in de geschiedenis vaak dergelijke periodes van verandering voor waarin alle mogelijke apocalyptische visioenen aan de oppervlakte komen, in de zin van: dit is het einde, nu gaan we naar de chaos, nu gaat niks ooit weer goed. Ik sta enigszins sceptisch tegenover het pessimisme dat nu overheerst, tegenover die stroming die zegt: ah, we komen er nooit meer uit. Dat soort momenten heeft men herhaaldelijk gekend. En men is er altijd al uitgekomen. Maar ik zeg er direct bij: nu zijn de problemen zwaarder dan in het verleden. Dus om er nu uit te komen, zijn er veel ingrijpender dingen nodig.
De mutaties in het Westen, de tweede revolutie die de Sovjet-Unie nu doormaakt — of de derde als je de revolutie van 1917 als twee revoluties rekent; het zijn veranderingen op lange termijn waar men zich nog niet kan over uitspreken. Ik denk dat we een beetje afstand moeten nemen van dat pessimisme dat nu overheerst, en dat ik ook bij mezelf ondervind, maar dat ons niet mag demobiliseren. »
— Wat ga je nu doen nu je op pensioen bent?
Courteaux
: « Ik moet er ten eerste voor zorgen dat ik mijn dagen structureer. Dat ik niet ’s morgens opsta en zeg : ach, wat ga ik vandaag nu weer eens doen. En ten tweede dingen doen waarmee je het gevoel hebt : ik ben nog ergens nuttig voor. Ik ben iemand die zeer graag leest, maar ik weet heel goed dat je daar je dagen, je maanden en je jaren niet mee kunt vullen. Dat je niet ’s ochtends om half negen in een fauteuil kunt gaan zitten met een boeken ’s avonds om 11 uur opstaan om te gaan slapen. Dat houdt geen mens vol.
Ik ben begonnen in de blindenbibliotheek met het inlezen van boeken voor de blinden. Dat zal ik op zijn minst een paar keer per week gaan doen. Ik ga ook les geven in alfabetisering aan Vlaamse analfabeten. »
— Is er iets dat je nooit hebt kunnen uitoefenen, en dat je nu wil goedmaken ?
Courteaux: « Er is één ding, maar ik praat er nog niet graag over. Het is ook louter privé. Niet dat het iets geheimzinnigs is. Maar als kind tekende ik zeer graag. Dus ik ben van plan om een beetje te beginnen tekenen om te zien hoever ik het daarin kan brengen. Gewoon als amusement. Dat is iets dat in het onderwijs, dat zeer intellectualistisch is georiënteerd, ontbreekt. Men heeft ons niet leren observeren, en niet leren luisteren. Het eerste waar het bij tekenen op aankomt is observatie. En dat zou ik willen verwerven, een sterker observatievermogen. »
— Ik had ook nog één naam verwacht: William Shakespeare.
Courteaux
: « Welnee, wat wil je dat ik met die Shakespeare nog doe ? Ik heb eigenlijk altijd veel liever vertaald dan geschreven. En ik zou dus nog graag wat vertalen. Maar dat hangt ervan af. Of een uitgever een voorstel zal doen dat me interesseert. Of dat ik zelf een interessant werk vind, en een uitgever die er belang in stelt. »
— Zie je Shakespeare dan als vertaalwerk ?
Courteaux
: « Het is méér dan dat, in die zin dat je eerst door het werk gegrepen moet zijn vooraleer je dat met plezier kunt gaan vertalen. Maar het is ook een uiting van de appreciatie die je hebt voor een bepaald auteur. En in het geval van Shakespeare komt daar dan nog bij, dat je je gaat verdiepen in allerlei – problematieken die errond zitten : de esthetische, de historische contekst. Dat je onderduikt in die hele Elizabethaanse periode. Dat je bovendien onderduikt in de historische periode waarrond hij zijn koningsdrama’s heeft geschreven. Maar met Shakespeare heb ik nu ongeveer definitief afgerekend. »
— Er was wel wat kritiek op jouw vertaling.
Courteaux
: « Ik heb genoeg afstand genomen van dat werk om heel goed te weten wat het waard is, waar de beperkingen en de feilen zitten. Ik weet ook heel goed dat we met de snelle ontwikkeling van het taalgebruik — een ontwikkeling die volgens mij veel te snel gaat, en die trouwens veel sneller gaat dan in andere landen rondom ons — in een situatie komen dat elke generatie een nieuwe vertaling zal nodig hebben. Ik heb daar dus geen moeite mee. Dat is voor mij iets dat afgesloten is. De kous is af.
De rest kan mij verder ook niet schelen. Schrijf mij geen bitterheden of frustraties toe die ik niet heb, ook niet in verband met het feit dat men mij in sommige kringen een Stalinist noemt. Dat zegt meer over de onwetendheid van die mensen, dan over mijn politieke opvattingen. Daar heb ik dus nooit van wakker gelegen. Dat kan mij geen donder schelen. Dat zeg ik zo en dat meen ik heel letterlijk. Ik zal niet zeggen dat ik ongevoelig geworden ben voor kritiek, maar ik heb die toch heel erg leren relativeren. Quod scripsi, scripsi, zoals Pilatus zei. Wat ik geschreven heb, heb ik geschreven. Punt. Daar doet men dan achteraf mee wat men wil. Dat zal mij dan verder een zorg zijn. »

Referentie
Filip Delmotte & Ronny De Schepper, “Quod scripsi, scripsi”, De Rode Vaan nr.8 van 24 februari 1989

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.