Vandaag wordt de Oostendse tekenaar Kamagurka 65 jaar. Hij is ongetwijfeld de meest geschikte man voor zijn vak, tekenen dus. Dat wil zeggen dat hij alles in zijn werk legt en verder niks te zeggen heeft. Hem interviewen heeft dan ook totaal geen zin. Toch heb ik het zelf ook eens gewaagd. Hoe valt dat nu te rijmen? Wel, mijn voorstel was dat ik met Kama eens op café zou gaan (we zijn toch Vlamingen nietwaar?), dat we daar wat over van-alles-en-nog-wat zouden praten en dat hij nadien het “interview” zou uittekenen. Volledig gefantaseerd, vertrekkend van bepaalde zaken die ter sprake waren gekomen of tamelijk nauwgezet, daar mocht hij zijn plan mee trekken. Het was een gok, maar het leek me te doen. Helaas viel dit project in het water omdat Kamagurka te veel werk had in die tijd (Humo, Charlie Hebdo enz.). Het werd dan ook een “gewoon” interview, nietszeggend kortom. Ik kreeg van mijn hoofdredacteur dan ook nog de wind van voren maar de toekomst bewees dat Kamagurka niet te interviewen vàlt. Alleen Walter Ertvelt heeft eens “een diepgaand gesprek” met hem gehad. Maar die zal dat dan wel zelf geschreven hebben…
Let op, pràten met Kamagurka is wél plezant, dat is iets anders. Zo vertelde ik hem b.v. welke van zijn tekeningen ik de grappigste vond en dan zei hij: “Ja, dat was inderdaad een goeie, hé?” en dan begonnen we beiden te schokken van de slappe lach. Jammer dat hij toen maar één (en dan nog een lauw) pilsje in huis had.
De lezers van De Rode Vaan konden er echter minder mee lachen. Ik had namelijk ook een beetje plaats ingeruimd voor Kamagurka’s eerste stappen in de popmuziek en dat was dan met The Dachau Dollies, een naam die op niet veel sympathie kon rekenen bij de kameraden. Maar blijkbaar ook niet bij het grote publiek, want kort daarna veranderde hij de naam in “Vlaamse Primitieven”.
Maar ondanks de negatieve reacties werd Kamagurka toch uitgenodigd om een verkiezingsavond van de KPB te komen “illustreren” in Gent. Op onderstaande foto ziet u hoe hij zich het “open beleid” dat Louis Van Geyt voorstond voorstelde…
Eind 1978 won Kamagurka zowel de Boonprijs als de Stripprijs. Het lijkt me dus logisch dat hoofdredacteur Piet Lampaert mij naar zijn buurman stuurde voor een interview (alhoewel, als ik mijn inleiding lees – ik woonde toen zelf duidelijk nog niet in Gent – kan ik bijna niet geloven dat ik het daarin over de Sint-Jansvest heb). Ik voerde wel aan dat zoiets een onmogelijke onderneming was (er waren in die tijd uiteraard meerdere bladen die op dat idee kwamen en op één uitzondering na waren het allemaal onleesbare teksten; die ene uitzondering was – als ik me dat nog goed herinner – Walter Ertvelt en die had duidelijk vragen én antwoorden zelf geschreven) en daarom was ik met Piet én met Kamagurka (telefonisch) overeengekomen dat ik wel met hem zou gaan praten, maar dat hij het interview nadien zou tekenen. Kamagurka vond dat een schitterend idee, maar als puntje bij paaltje kwam, heeft hij die tekening(en) nooit gemaakt natuurlijk en daarom moest ik met de deadline in zicht nog vlug iets op papier kwakken. Maar zelfs met die restricties in acht genomen, had het beter gekund, vind ik. Ik durfde toen duidelijk nog niet genoeg. Allé, dat ik de fameuze anecdote onvermeld laat, waarbij Kama en ik minutenlang als onnozelaars zitten te giechelen omwille van zijn bekende cartoon “humor van de bovenste plank”, dat is toch onbegrijpelijk (waar is trouwens die cartoon zelf gebleven?). Enfin, dan hou ik me speciaal in en dan krijg ik natuurlijk toch nog de hele partij over mij heen omwille van het hier niet weerhouden stukje over “The Dachau Dollies” (daarvoor moet je de tweede illustratie vergroten). Dan wil ik de punks eens een plezier doen en dan is het wéér niet goed!
Als je je te voet naar Kamagurka (Luk Vanzeebroeck, geboren Oostendenaar, 22 jaar) begeeft, nadat je te vroeg uit tram 4 bent gestapt, dan moet je door één van die typische Gentse buurten, die je niet meer voor mogelijk acht in 1978. Arbeiderswijken waren het vroeger, maar nu wonen er bijna uitsluitend vreemdelingen, met hier en daar een paar zonderlingen, « drop-outs » weet je wel. En je denkt : ach ja, Kamagurka !
Maar als je dan eindelijk ter bestemming bent, dan ben je voorbij het huisnummer gelopen vooraleer je het beseft, want men heeft ook daar zo’n blok beton neergepoot en op de tweede verdieping huist het met prijzen overstelpt idool.
Even frons je dan toch de wenkbrauwen (Kamagurka ?), maar als de deur openzwaait en je herkent de tekeningen aan de muur, de sympathieke chaos, de knusse rommel, dan weet je dat de wel erg jonge kerel die voor je staat inderdaad de gezochte figuur is.
Een onbescheiden blik op zijn platen, een lauw glas bier op tafel, de mouwen opgerold, de kelen geschraapt, we beginnen.
— De Honest Arts Movement heeft je dit jaar bedacht met de L.P.Boonprijs. De bedoeling van die prijs is iemand bekronen « in wiens werk de binding met de mens op de voorgrond staat ».
Kamagurka : Dat is zeer juist, hé : ik teken alleen ventjes. Nooit dieren.
— Boon tekent zelf ook cartoons. Die worden door de meesten niet zo enthousiast onthaald…
Kamagurka : Ik vind ze soms wel plezant. Alleszins beter dan vele anderen in Vlaanderen.
— « Anderen » ?
Kamagurka : Ja, ik kén ze eigenlijk niet, ik heb er heel weinig mee te maken. Maar Pil dat is een echte kloot.
— Wat is je grootste bezwaar tegen die « anderen » ?
Kamagurka : Ze géven zichzelf niet echt. Ze zoeken gewoon naar een grapje. En het is dan dikwijls nog flauw op de koop toe.
— Je hebt ook de Stripgids-prijs gekregen. In de jury zaten o.m. Willy Vandersteen en Marc Sleen. Daar keek ik toch even van op.
Kamagurka : Ja, maar de voorzitter van de jury is Jan Smet, de hoofdredacteur van Stripgids trouwens. En verder bepaalt het reglement dat het elk jaar een nieuwe naam moet zijn, dus veel keuze hebben ze niet. Maar ik heb wel gehoord dat Vandersteen het goed zou vinden.
— In Humo hebben je tekeningen die van Ever Meulen verdrongen. Dit lijkt me sterk symbolisch voor de tijdsomstandigheden. Ever tekent zeer overdadig, glitterig als een ietwat verlate uitgave van de golden sixties. Jij daarentegen brengt eerder een soort crisisstrip, zeer « economisch » ?
Kamagurka : Ja, Ever houdt nogal van die retrostijl, maar hij is dan ook meer illustrator, terwijl ik eigenlijk meer cartoonist ben. Ever heeft meer plezier in het tekenen. Mijn plezier zit meer in de idee.
— Er is één naam die zich opdringt, als je je tekeningen bekijkt, die van Wolinski…
Kamagurka : Niet alleen Wolinski, heel de bende van Charlie-Hebdo, dus ook Bosc, Chaval enz. Het eigenaardige is dat ze in Parijs (Kamagurka werkt nu namelijk zelf ook voor Charlie-Hebdo, red.) zelf vinden dat ik iets heel anders doe. Maar die stijl spreekt me aan, omdat het rap gaat. En wat ze vertellen vind ik interessant en plezant daarbij.
— Dikwijls komt het generatieconflict van achter de hoek kijken in je tekeningen. Dan vooral qua inhoud, zeker niet qua stijl, is er hier een zekere overeenkomst met « Vader en zoon » van Peter Van Straaten. Cultiveer jij een Oedipus-complex ?
Kamagurka : Dat weet ik zo niet, ik had daar nog niet over nagedacht.
— Ben je al eens bij een psychiater geweest ?
Kamagurka : Ja, één keer. Hij zei dat ik geen greintje liefde in mij had. Maar dat kwam omdat daar een kruisbeeld hing en hij betrapte mij terwijl ik even onder de rokken van Christus zat.
— Vanwaar komt de naam Kamagurka ?
Kamagurka : Van mijn moeder, toen ik zo’n jaar of zes was, is ze dat gaan gebruiken zoals iemand anders « bolleke » of « piezewoezeke »zegt. Ik denk niet dat het iets betekent.
— Gelukkige jeugd gehad ?
Kamagurka : Nogal. Vooral als ze me alleen lieten. Ik had wel een gloeiende hekel aan school. En nog. Zo ben ik trouwens beginnen tekenen. Voor, tijdens en na de lessen. Ik verkocht mijn tekeningen aan één frank het stuk.
— Obscene zoals John Lennon, of was het schijnheilige Paul?
Kamagurka : Obscene en andere. De meeste echter over schijten en braken. Maar telkens met een ventje of een wijfje. De binding met de mens stond toen dus reeds op de voorgrond.
De meningen over Kamagurka zijn dus erg verdeeld op de redactie. Dit wil zeggen : iedereen vindt hem slecht, uitgezonderd ondergetekende. Maar ook deze vindt een boek vol Kamagurka (“Het ruikt hier naar onzin”) zwakker dan een tijdschrift met een paar illustraties van hem.
Ongeveer tegelijkertijd was er de eerste single van Kamagurka en de Vlaamse Primitieven. Alhoewel Kamagurka in ons blad nog heeft verklaard dat muziek hem eigenlijk niet interesseert (tenzij Bach) zingt Kama zingt heerlijk onderkoeld en zijn groep klinkt zeer stevig en beheerst.
Kamagurka, jaren later in “De Morgen” (18/1/1997): “Vroeger kwam veel van wat we deden voort uit de punkgedachte. Ik vraag mij nu af of de punk wel heeft bestaan. Het zal wel een soort illusie geweest zijn, of een marketingproduct. In dat klimaat was zogezegd alles mogelijk, maar je moest er toch niet aan denken om bijvoorbeeld dwarsfluit op een podium te spelen. Je zou die dwarsfluit wellicht op een onverwachte plaats hebben teruggevonden, waar ze trouwens ook thuishoort.”
Ondertussen tekende Kamagurka natuurlijk verder in “Humo”, waarin mijn ex-leraar Miel Swillens destijds een lezersbrief liet verschijnen ter verdediging van Leo Tindemans en met als slot: “Het lijkt misschien van de hak op de tak springen, maar toch bestaat er een verband. Is het nog niet tot Humo doorgedrongen dat de geestelijke (?) background van huistekenaar Kamagurka, een nihilisme met sterk sadomasochistische inslag, wezenlijk verwant is aan die van het fascisme?”
In 1996 waren Kama en Herr Seele op Nederland 3 te zien met “Wees blij met wat je hebt”. In de VPRO-gids zegden ze dat ze het programma in ons land nooit hadden kunnen maken: “De commerciële zenders zijn platzak, zitten met de handen in het haar en weten gewoonweg niet meer welke richting ze uit moeten. Het zijn ontzettende angsthazen, want ze zijn afhankelijk van het geld van de reclame. En bij de BRTN is het heel slecht, dat is net het voormalige Oostblok, met politiek benoemde televisiemakers. Echte dommeriken in onze ogen, die alternatieve televisie geen kans geven.”
Bij nader inzien was de BRTN echter toch niet zo dom, want dit programma haalde hoegenaamd het peil niet van “Lava”. En ook “Kafka kletst”, geen soloprogramma van volksdichter Kamiel Kafka, maar het nieuwe standup-programma van Kamagurka en Herr Seele, dat op 28 januari 1997 in Vooruit te zien was kreeg bij de première nogal negatieve kritieken.
En dan nog niet eens wegens de grappen over Marc Dutroux (“Geachte Heer Dutroux, tot onze spijt moeten we u mededelen dat uw sollicitatie als cliniclown…“), die volgens een telefonische enquête in de Frut écht niet zouden kunnen.
Kamagurka in “Kiosk” (15/1/1997): “Ik doe dat niet zonder aarzelen. Ik stel me in de plaats van de ouders, van de meisjes zelf. Van de vader van Dutroux. Ik wil niemand kwetsen. Art Spiegelman gaf mij ooit de raad: je moet lachen met de hamer, niet met de spijker. De sterkste pakken, en als je toch de zwakste pakt, moet die er sterker van worden. Ik zie dat als een reactie op de wereld van het entertainment. Daar ontbreekt het reële fysieke lijden helemaal. Het wordt weggestopt. Kijk naar die televisie over de zaak-Dutroux. Daar geldt de regel: televisie = emotie = kijkcijfers. En je voelt je dus, wanneer je kijkt, een nummer. Die programma’s zijn gemaakt om me te doen kijken, maar ik ben niet ontroerd. (…) Echt gelukkig ben ik als een optreden goed was. Dat wil zeggen: als ze lachten, op het juiste moment. Niets zo vervelend als verkeerd lachen.“
De reden was eerder dat de twee protagonisten nog niet op elkaar ingespeeld waren. Dat zou in Vooruit een tijdje later dan toch al beter moeten zijn. We kregen alleszins weer Van Patiënten op bezoek en vader Godverdomme. En natuurlijk muziek van Johan De Smet, naast een heel eigen versie van “Killing me softly”, want “humor is onlosmakelijk verbonden met wreedheid. Maar is niet de hele natuur keihard en onrechtvaardig? In mijn tuinvijvertje probeerden twintig kikkers te overwinteren. Toen het ijs dooide kwamen al hun lijkjes bovendrijven! Dat is toch zielig! Bij het werpen van broodbrokjes (voor meerkoeten, RDS) stelde ik tot mijn ontzetting vast dat het kleinste exemplaar steeds te laat bij het voedsel aankwam. Toen het toch bijna lukte, werd het diertje bestolen door zijn eigen moeder. Mensen gaan even schaamteloos tewerk. Dan zie ik geen reden om grapjes te vertellen over goedheid! De wanhoop trachten wij via humor te verbrijzelen. Ook de joden in de concentratiekampen overleefden dank zij hun zwarte grappen. Vriendelijke grapjes zijn energieverspilling.” (GVA, 23/1/1997)
Toch werd Kamagurka milder met het ouder worden. Eerst kwam het weliswaar nog tot een breuk met Herr Seele, omdat die te veel op televisie was te zien, maar nadien werd Kamagurka zelf een vaste prik in “De laatste show” van Marc Uytterhoeven, toch een programma voor een “groot publiek” zodat hij zich een beetje gedeisd moest houden. En? Hij deed het. Met zijn bijdrage voor “Man bijt hond” (een lijn trekken rond België) werd hij zelfs bijna populair. Behalve dan bij sommige mensen die hem liever niet met zijn kalklijn voor hun deur zagen passeren. Ook hier gold het gezegde: “Not in my backyard!”
Kamagurka zelf gooide zich daarna zowaar op het voetbal, waarvoor hij speciaal naar zijn geboortestede Oostende terugkeerde (bovenstaande foto). Ik was trouwens erg gecharmeerd door het droomelftal van dat hij voor Het Nieuwsblad-Sportwereld samenstelde:
Doelman: Christophe Lycke
Verdedigers: Willy Desmit, Laurent Verbiest, Johnny Nierynck
Middenvelders: Lars Wallaeys, Paul Okon, Zdzislaw Janik, Wim Cuffez
Aanvallers: Albert Verschelde, Wilfried Puis, Zlatko Arambasic
Trainer: Norberto Höffling
Allerbeste: Laurent Verbiest
Kamagurka: ‘In het doel kies ik Christophe Lycke, een geweldige doelman die met mijn nicht getrouwd is. Laurent Verbiest en Wilfried Puis waren twee onvergetelijke spelers en werden in het begin van hun carrière al snel twee iconen van de club. Op het middenveld zag ik de strijdvaardige Janik graag spelen. Daarnaast zet ik Paul Okon. Een sterke Australiër die vooral goed kon verdedigen. In de spits mag Verschelde niet ontbreken. Wat ik leuk vind aan die spelers van vroeger, is dat ze naast voetbal ook een andere baan uitoefenden. Verschelde was bijvoorbeeld ook brandweerman.’
Maar het “charmeren” kwam natuurlijk door de vermelding van Wilfried Puis. Alleen… in zijn opstelling zet hij Wilfried als midvoor. Veel kent hij dus nog niet van voetbal…
Referentie
Ronny De Schepper, Stripprijs en Boonprijs voor Kamagurka: poging tot gesprek met het feestvarken, De Rode Vaan, 2 november 1978
