Het is vandaag 205 jaar geleden dat de fameuze Markies de Sade is overleden…
In februari 2001 ging in Arca “God van Morgen” in première, een muziektheatervoorstelling van Brecht Callewaert en componist Tom Van der Schueren met Fabrice Delecluse, Maaike Cafmeyer en Els Deventer die een ode wilde zijn aan de Markies de Sade. De biografie van de Sade en een aantal beschouwingen errond heb ik ontleend aan de perstekst die toen is verspreid.
Donatien Aldonse (zijn tweede naam wordt per vergissing als Alphonse ingeschreven) François, markies de Sade wordt geboren in het Parijs van 1740. Als telg van een oude, adellijke familie had hij het leven van een God in Frankrijk kunnen hebben maar zijn natuur, zoals hij zelf zegt, koos een ander lot.
De jonge markies krijgt nauwelijks aandacht van zijn ouders, graaf en gravin de Sade, en wordt op vijfjarige leeftijd toevertrouwd aan zijn oom, de abt van het klooster van Ebreuil in de Provence. De abt was een overtuigd libertijn die geregeld orgieën organiseerde. Ongetwijfeld inspireerde deze periode het latere werk van Donatien.
In het jezuietenklooster van Harcourt voltooit de Sade zijn middelbare studies waarna hij het leger instapt. Zijn militaire carrière wordt stopgezet, wanneer hij in 1963 met de niet bepaald knappe Renee Pelagie Cordier de Launay de Montreuil, oudste dochter van een vooraanstaande en vermogende familie, huwt. Hoewel de Sades liefde uitgaat naar de jongste dochter, onderwerpt hij zich aan de wil van zijn vader om zo het risico te worden onterfd te ontlopen. Of dit verhaal de voornaamste oorzaak is geweest van de Sades zedenverval kan niet worden gezegd. Wat wel kan worden gezegd is dat de Sade vanaf 23‑jarige leeftijd zijn leven siert met verdenkingen van ontuchtige handelingen waarvoor hij uiteindelijk een groot deel van zijn leven in de gevangenis zal belanden.
In de gevangenis zal de Sade het grootste deel van zijn oeuvre schrijven. In zijn werk koppelt hij zijn tomeloze verbeelding aan een eigenzinnige moraal. Uiteindelijk stelt hij alleen mens en natuur gelijk, en in de natuur bestaan geen (zedelijke) normen: goed en kwaad zijn er evenwaardig. Het enige wat de natuur oplegt, is het bereiken van het hoogstpersoonlijke genot, meteen ook het uitgangspunt en streefdoel van de Sade. Aan dat doel wordt iedereen en alles onderworpen.
Markies de Sade wordt voor de eerste maal veroordeeld tot een gevangenisstraf in Vincennes in 1763, op verdenking van mateloze ontucht. Twee weken later tekent Lodewijk XV zijn ontslag uit deze gevangenis.
In 1767 overlijdt graaf de Sade, met als enige erfgenaam de markies. Een jaar later wordt Louis‑Marie geboren, de Sades oudste zoon. In hetzelfde jaar ontmoet hij Rose Keller die hij meetroont naar ‘une petite maison’ om haar daar seksueel te gebruiken en te mishandelen. Rose slaagt erin te ontkomen en dient een aanklacht in. De markies wordt voorwaardelijk vrijgelaten en mag kasteel La Coste niet verlaten. Tussen 1769 en 1771 wordt hij vader van een tweede zoon Donatien‑Claude‑Armand en een dochter Madeleine Laure. De Sade wordt negen dagen vastgehouden wegens grote schulden. In 1772 neemt hij zijn intrek in een hotel in Marseille, waar hij het zoveelste schandaal veroorzaakt. Behalve meisjes te willen geselen en onder meer anaal te gebruiken, geeft hij hen anijspillen waarvan ze ziek worden. Hij wordt ter dood veroordeeld en in het fort Miolans gevangen gezet, maar weet al snel te ontsnappen.
In het jaar 1774 bevindt hij zich opnieuw op kasteel La Coste maar hij kan zich niet rustig houden. De schandalen volgen elkaar op. Na zijn arrestatie in 1777 zit hij zeven jaar opgesloten in Vincennes.
Tijdens zijn gevangenschap wordt hij voortdurend gekweld door de vraag wanneer hij zal worden vrijgelaten en hij reageert geïrriteerd op de antwoorden die hij van zijn vrouw krijgt. Wanneer zijn vrouw hem probeert duidelijk te maken dat het vanwege zijn denkwijze is dat hij zolang wordt vastgehouden schrijft hij: ‘Wat kan mij dat schelen? Mijn denkwijze is de vrucht van mijn overpeinzingen, ze hangt samen met mijn leven, mijn persoonlijkheidsstructuur. Ik heb het niet in mijn macht hierin verandering te brengen. Ik verklaar openlijk dat er met mij niet over vrijheid te praten valt als ik die terugkrijg op voorwaarde dat ik mijn principes opgeef.’
De komende jaren in Vincennes leest de Sade veel, hij schrijft brieven en ‑ zonder veel succes ‑ toneelstukken. In 1784 wordt hij naar de Bastille gebracht waar hij op 22 oktober 1785 zal beginnen aan zijn meest ambitieuze werk ‘De 120 dagen van Sodom’. Achteraf blijkt ‘De 120 dagen’ het moederwerk te zijn van waaruit al zijn latere werk is geboren. Maar niet iedereen denkt er zo over: “Ik moet na lezing de mening bijtreden dat de Sade de meest overschatte auteur is in de wereldliteratuur.” (Guido van Meir in Humo)
12 juli 1789 Omdat hij via de regenpijp de bevolking had opgeruid met verzonnen verslagen van martelingen en executies, wordt de markies de Sade (naar verluidt naakt) overgebracht naar het krankzinnigengesticht van Charenton.
14 juli 1789 Bij de bestorming van de Bastille gaat het handschrift van “Sodom” verloren. De laatste hoofdstukken waren enkel nog maar schetsmatig aangegeven. Het manuscript zal pas na de dood van de Sade opnieuw opduiken.
Na de Revolutie wordt de Sade enkele jaren vrijgelaten. Verwoede pogingen om het te maken in de toneelwereld lopen op niets uit. Zijn werk wordt op een fluitconcert onthaald. De Sade wordt in 1793 opnieuw gearresteerd omdat hij tegen de doodstraf pleit. Zijn houding zou de revolutionaire filosofie ondermijnen. Hij wordt aangeklaagd en berecht voor contrarevolutionaire activiteiten. Hij wordt van de ene gevangenis naar de andere gebracht en de schulden stapelen zich op.
In 1803 wordt Markies de Sade opnieuw geïnterneerd in Charenton. Dankzij de hulp van directeur Coulmier kan hij theaterstukken schrijven en mag hij ze zelfs laten opvoeren door de ‘zieken’. De gezondheid van de markies gaat snel achteruit. Bijna blind, sluit de Sade op 2 december 1814 voorgoed de ogen.
Markies de Sade, met een been in de Verlichting, met het andere in de Romantiek. Terugkeer naar de natuur, protest tegen de gevestigde orde, aanbidding van het vrouwelijke, vrijheid boven alles, geloof in de natuurlijke goedheid van de mens, kortom de Romantiek. Toch zal deze beweging, die gebaseerd is op vrijheid, zich onvermijdelijk aan een nog striktere orde onderwerpen, een orde aan de verbeelding ontsproten. Vrijheid schept immers nieuwe ketenen. Reactie volgt dan ook ‘snel’: wreedheid, seksuele ambiguïteit, narcisme, obsessie, vampirisme, verleiding en verkrachting maken deel uit van het gedachtengoed van de hoog‑ en laat‑romantiek. Decadentie viert hoogtij. En precies daar vinden we Markies de Sade terug.
Voor de romantici is de adoratie van de natuur onbetwistbaar; zij is de Grote en Goede Moeder. Maar de natuur aanbidden, betekent de vrouw aanbidden. Zij is geheimzinnig en superieur, is niet langer seksueel ondergeschikt aan de man en krijgt een eigen seksuele identiteit. Seks wordt een van de westerse grondprincipes.
De Sade slaat al deze romantische verwachtingen stuk: seks is geweld, gewelddadigheid de ware aard van Moeder Natuur. Toch blijft de Sade de nadruk leggen op energie, instinct en verbeelding, wat hem tot een onvervalst romanticus maakt. Maar de Sade gaat verder: hij duidt op de kloof tussen seks en emotie. Seks is macht, is agressie; seksuele relaties vervangen de sociale. Seks is in niets op voortplanting gericht. De Sade heeft een hekel aan vruchtbare vrouwen. Vruchtbaarheid is griezelig, wijst op een pact met de bloeddorstige Natuur. Het vrouwenlichaam wordt door de Sade dan ook dikwijls bespot, hij vindt het veel minder mooi als dat van een man. Hij koestert dan ook een seksueel verlangen naar sodomie als reactie tegen de overdadigheid van de scheppende Natuur; sodomie blokkeert de voortplanting. Hij blijft zoeken naar een bevrijding van zijn vrouwelijke oorsprong. ‘Moeder’ Natuur wordt Sades meest verheven vrouwelijk personage. Ze is een duivelse godin: ‘Wreedheid is natuurlijk.’ (La philosophie dans le boudoir, 1795). Ze is het begin en einde van alle dingen.
Sade maakt van seks de nieuwe religie, de nieuwe basis van de samenleving. Zo maakt hij komaf met goddelijke en burgerlijke wetten maar installeert onmiddellijk een nieuwe structuur: de hiërarchie van sterken en zwakken, van meesters en slaven. Deze hiërarchie heeft niets te maken met sociale conventies, de zwakke is niet noodzakelijk de vrouw. Toch worden Sades sterke heldinnen steeds vermannelijkt door hun zonderlinge levenskracht, een energie die in zijn ogen enkel mannelijk kan zijn.
De Sades grootste erogene zone is de geest; hij creëert er een eigen wereld van nieuwe sensaties en nieuwe schepselen, een wereld waar verlangens onmiddellijk worden bevredigd. In zijn romans krijgt de menselijke verbeelding een beslissende rol. Deze verbeelding overtreft steeds de natuur die het niet kan opnemen tegen de scènes van geweld die door de fantasie worden getekend. De vulkaan is het enige natuurelement die de menselijke fantasie in kracht kan evenaren of misschien zelfs overtreffen. De vulkaan, spiegel en leermeester, blijkt dan ook een belangrijke inspiratiebron voor zijn vele romans. Hij vond er het bewijs voor zijn natuuropvatting want nergens anders toonde de onberekenbare en onverschillige Natuur zo duidelijk haar ware gezicht; ze schenkt slechts haar gaven om ze later op wredere wijze te ontnemen. Wreedheid is dan ook een van onze meest elementaire driften.
De markies de Sade (alhoewel hij paradoxaal genoeg zelf eigenlijk eerder masochist was) is samen met Leopold von Sacher Masoch met zijn “Venus im Pelz” uiteraard de “naamgever” geworden van het sadomasochisme. Beide schrijvers interesseren mij echter maar matig (Masoch) tot helemaal niet, integendeel zelfs (Sade). Mijn eigen belangstelling is terug te voeren op mijn collegetijd. Niet dat er daar nog lijfstraffen werden gegeven, zoals op sommige Engelse scholen het geval was (alhoewel op de knieën zitten ook ferm pijn kan doen; ik herinner me nog altijd de vernedering toen ik huilend moest toegeven dat ik het niet langer kon uithouden), maar de absolute afwezigheid van vrouwen en/of meisjes maakte opgroeiende pubers natuurlijk razend benieuwd naar dat mysterieuze andere geslacht.
En precies op die ontvankelijke leeftijd kreeg ik van een oudere klasgenoot twee werkjes in handen gestopt, “L’Atlantide” van Pierre Benoit en “She” van Rider Haggard, waarin een mysterieuze vrouw een zodanige aantrekkingskracht uitoefent op mannelijke passanten, dat ze bereid zijn de grootste vernederingen te ondergaan om in haar gunst te komen. Ze zullen zelfs niet terugschrikken voor moord en doodslag als het erop aankomt rivalen uit de weg te ruimen.
Deze vrouwen, respectievelijk Antinea en Ayscha, genieten een soort van goddelijke status, waarbij geïnsinueerd wordt dat ze over het geheim van de eeuwige jeugd beschikken. En er wordt trouwens nog veel meer geïnsinueerd, want beide werken zijn ontstaan bij het begin van de vorige eeuw. Wat maakt dat er dus weinig plaats is voor expliciete beschrijvingen, maar precies daardoor is het vreselijk intrigerend wat er zich wel allemaal achter de wanden van hun paleizen zou kunnen afspelen…
De illustrator van de sixties-uitgave, waarover ik beschikte, lichtte alvast een tipje van de sluier op, om het met een goedkope woordspeling te zeggen.
Ook “De Vrouwenclub” van Isaac Faro is erg van belang geweest, denk ik, omdat ik dit boek eveneens op deze erg “ontvankelijke” leeftijd heb gelezen. Hier wordt immers het thema bespeeld van een man overgeleverd aan de willekeur van meerdere vrouwen.
Het is overigens opvallend hoezeer vrouwelijke auteurs gefascineerd zijn door sadomasochisme. Jeanne de Berg, Pauline Réage, Elfriede Jelinek, ze hebben het bijna uitsluitend dààrover, maar ook Emmanuelle Arsan en Régine Deforges, die wat men zou kunnen noemen ‘soft seksboeken’ schrijven (‘vanilleseks’ noemen SM’ers dat), hebben er belangstelling voor. Dat blijkt b.v. ook heel duidelijk uit het boek “To turn you on” uit 1975, waarin de Amerikaanse Terry Garrity, die zich helaas een beetje belachelijk vermomt als J.Aphrodite, een aantal masturbatiefantasieën voor vrouwen heeft neergeschreven. Hierbij nemen SM en lesbianisme een veel “natuurlijker” plaats in dan dit bij gelijkaardige mannenliteratuur het geval zou zijn (om nog te zwijgen over het samengaan van de twee: voor lesbische SM is het boek “The lesbian heresy” van Sheila Jeffreys, uitgegeven bij Women’s Press in 1993, een aanrader).
Belangrijk is wel dat Garrity aanstipt dat je sommige fantasieën in de werkelijkheid nooit hoopt te beleven, dit maar om alweer de discussie over verkrachtingsfantasieën uit de weg te gaan. Toch wil de Amerikaanse Tama Janowitz vrouwen geruststellen die verkrachtingsfantasieën hebben: “Die zijn normaal in deze tijd waarin geen enkele man nog echt graag seks wil”. Dat illustreert ze o.m. met haar kortverhaal, “Kurt and Natasha: a relationship”, waarin een man eveneens overgeleverd is aan de macht van een vrouw die (ook letterlijk) boven hem uitgroeit. Nochtans was hij het die haar oorspronkelijk met SM had laten kennismaken. En hij was het ook die haar eerst had willen laten zitten voor haar (bijna identieke) zuster. “Maar dan viel hem iets te binnen. Misschien had Natasha thuis nog wel twee, drie of zelfs meer zussen. Hij beeldde ze zich in, telkens een replica van Natasha en telkens ook een beetje kleiner van gestalte, zoals die Russische poppetjes die in elkaar passen. En hij zag zichzelf met de jaren kleiner en kleiner worden, naarmate iedere zus opgroeide en het tijd voor hem werd om haar van dienst te zijn.” Een SM-versie van “The incredibly shrinking man”!
Volgens velen zijn deze boeken echter niet door vrouwen geschreven. Zelfs over Emmanuelle Arsan beweert Sylvia Kristel: “In werkelijkheid was haar man de auteur. Hij was diplomaat en kon dergelijk werk natuurlijk nooit onder eigen naam publiceren.”
Het is uiteraard niet verwonderlijk dat de bekende misogyne criticus Herwig Leus lange tijd heeft beweerd dat Pauline Réage, de vrouw achter “L’histoire d’O” (1954), in feite de bekende erotische auteur André Pieyre de Mandiargues (1909-1991) zou zijn geweest. Maar ondanks het feit dat De Mandiargues reeds ervaring had, zowel met pseudoniemen als met censuur (in 1953 had hij onder de schuilnaam Pierre Morion “L’Anglais décrit dans le château fermé” gepubliceerd dat door de rechter als “één grote apologie van de perversie” werd bestempeld), toch is er niks van aan (*). Zelf heb ik “Le lys de mer” (1956) gelezen en was nogal ontgoocheld, ondanks de rituele ontmaagding die het vrouwelijke hoofdpersonage voor zichzelf plant. Aan “La Motocyclette” (1963) ben ik zelfs niet meer toegekomen, nadat ik de filmversie met Alain Delon en Marianne Faithfull had gezien. Mandiargues was wel een van de weinigen die (in “Critique”) een positieve recensie over “Histoire d’O” (**) heeft geschreven! (De enige andere positieve recensies kwamen van Georges Bataille in “La nouvelle revue française” en van Claude Elsen in “Dimanche-matin”.)
Als andere “kandidaten” voor het auteurschap werden o.a. André Malraux, Raymond Queneau, Henry de Montherlant en zelfs de Amerikaan George Plimpton genoemd. Kortom, bijna eender wie, als het maar een man was. Zelfs Erica Jong zei over O: “Walgelijk. Ik kan niet geloven dat een vrouw dit schreef.”
EROTIEK OF PORNOGRAFIE?
Over SM is nog steeds heel wat te doen. Het is als het ware een exponent van de eeuwige discussie: is dit alles nu erotiek of pornografie?
Uiteraard is dit respectievelijk een positief en een negatief begrip, zoveel is duidelijk, maar waarop dit dan al mag slaan is al veel duisterder. Op de literaire kwaliteit? Op de beschreven toestanden?
In beide gevallen speelt de tijd alleszins een belangrijke rol. Als we onze christelijke beschaving als uitgangspunt nemen, dan zien we een steeds grotere tolerantie ontstaan en dus wordt meer en meer literatuur, die eerst als pornografisch werd gebrandmerkt, nu erotisch genoemd.
Tegelijk heeft dit vaak voor gevolg dat men ook de literaire kwaliteiten ervan hoger gaat inschatten, denken we hierbij op de eerste plaats maar aan de erkenning die markies de Sade de jongste tijd te beurt valt. Opvallend hierbij is dat men in een eerste stadium nog abstractie maakte van zijn meer “pornografische” werken, maar dat men nu ook al ongedwongen “De 120 dagen van Sodom” als een literair meesterwerk gaat beschouwen.
Baanbrekend werk hiervoor is alweer verricht door een vrouw: Annie Le Brun. Typisch is ook wel dat mevrouw Le Brun zich in een ander boek (“Lâchez tout”) tegen het doctrinaire feminisme heeft gekeerd en dat ze net als alle andere erotische schrijfsters bij het surrealisme aanleunt. Dit dan met haar gedichten, want bij mijn weten heeft ze nog geen eigen erotische roman afgeleverd, al heeft ze wel een als briljant omschreven studie van de “gothic novel” (de griezelroman) geschreven, die de veelzeggende titel “Les châteaux de la subversion” meekreeg.
Ook de Amerikaans-Duitse filmregisseur Monika Treut (°1954) is gepromoveerd met een studie over de Sade, met name over de roman “Juliette en Leopold”. Een van haar films gaat dan ook over masochisme: “Seduction: The Cruel Woman”. (Een andere over transseksualiteit, aangezien ze ooit zelf overwogen heeft man te worden: “Virgin Machine”; daarnaast heeft ze ook nog een erotische komedie gedraaid: “My father is coming”.)
En als er dan al eens een film over het leven van de markies wordt gedraaid (“Marquis De Sade”, VSA 1996), dan is het alweer door een vrouw, deze keer Gwyneth Gibby.
Een andere vrouw die zich op de Sade beroept is de geruchtmakende Camille Paglia: “Ik ben een adept van markies de Sade. Zijn heldinnen behoren tot de sterkste vrouwen uit de wereldliteratuur, voor hem is de lesbienne superieur aan andere vrouwen” (in Humo). Zij ziet een relatie trouwens altijd als een “seksuele oorlog”, als de “strijd tussen het rationele en de oerdrift. Relaties tussen de seksen zijn ook een machtsspelletje. De man probeert de macht te krijgen, de vrouw hééft de macht. Ja, de vrouw domineert, en dat maakt de mannen bang. (…) Lustbeleving is ook heel sterk sadomasochistisch. Nu denkt u natuurlijk meteen aan markies de Sade, maar ook Rousseau komt tot die conclusie. In ‘Les Confessions’ schrijft hij: ‘Op mijn knieën vallen voor een minnares, haar gehoorzamen, haar om vergiffenis smeken, is voor mij het allerhoogste genot’. Hij is in de liefde volstrekt passief, de vrouw moet de eerste stap zetten. Die seksuele voorkeur heeft te maken met een gebeurtenis uit zijn jeugd. Op zijn achtste wordt hij door een vrouw van dertig jaar geslagen, wat hem onbedoeld opwindt.”
Een andere “bitch”, Elizabeth Wurtzel van het gelijknamige boek getuigt: “Ik voel me oppermachtig als ik een man een blow job geef.”
Toch heeft SM niet noodzakelijk iets met bondage of pijn te maken. De “gehoorzaamheidsspelletjes” die Ewa en Marysia in “Meisje Niemand” (Tomek Tryzna) met elkaar spelen zijn daar een duidelijk voorbeeld van. De Amerikaanse Heather Lewis trekt dit in haar debuutroman “De regels van het spel” volop door: hier krijg je zowel lesbianisme, lolitasyndroom als SM in één mengsel opgediend. Maar, “wat op het eerste zicht een boekje vol spelspanningseks leek, blijkt weer maar eens tot de verdachte slachtofferliteratuur te behoren,” aldus Ann Meskens in De Morgen van 4/9/1997. Vrij snel wordt immers duidelijk dat de twee meisjes Lee en Tory slachtoffers zijn van vroeger seksueel geweld. “Zelfs de liefde tussen Lee en Tory brengt geen kaarsvlammetje romantiek in het boek. Het enige gevoel dat de twee amazones kunnen opbrengen is voor de paarden.” En dan nog: “als het springpaard Huey, kapotgespoten en verminkt getraind, zich op een hindernis doodspringt, houdt Lee het voor bekeken. Einde verhaal.”
In Nederland schreef Karin Spaink in januari 1988 het eerste artikel over SM in “Opzij”. Maar vooraleer ons over haar twee kernvragen te buigen, namelijk: is SM onderdrukkend of juist bevrijdend, en is SM feministisch, wil ik eerst nog eens op de dichter Anton Ent wijzen, die naast poëzie onder zijn eigen naam ook dichtbundels publiceerde onder de naam Marieke Jonkman, overigens bijna identiek aan de naam die zijn dochter na haar huwelijk heeft aangenomen. Het wordt nog troublanter als de gedichten van “Marieke Jonkman” duidelijk alluderen op onderworpenheid (“trek uit je blouse, je broek… kleed je eens uit”), al dicht ook Anton Ent zelf: “Je streelde me en bond me aan een harde leer”, waarbij de “je” dan weer op zijn moeder blijkt te slaan…
Maar goed, “waarom SM feministisch zou zijn, is nooit echt duidelijk geworden,” schrijft Spaink. “Aanvankelijk was de redenering simpel: wij zijn feministen; wij zijn SM-sters; SM is dus feministisch. Op dezelfde manier valt natuurlijk te bewijzen dat spruitjes eten feministisch is.
Het tweede argument was dat ze, juist door aan SM te doen, veel feministischer werden. SM leert je immers omgaan met macht, en juist vrouwen hebben moeite om met machtsverhoudingen overweg te kunnen. Vooral voor vrouwen is SM, met z’n nagebootste machtsrelaties in een relatief veilige omgeving, een uitstekende leerschool. Dat lijkt een legitimering achteraf. Als het je om een beter begrip van macht is te doen, kun je waarschijnlijk beter een cursus volgen bij de Stichting Burgerschapskunde; dat is wat eenvoudiger, dunkt me. Het is goed mogelijk dat je via SM iets wijzer wordt over macht; maar dat is dan niets meer dan een prettig nevenverschijnsel. Daar dóe je het niet voor. SM doe je omdat je het lekker vindt, omdat je erdoor geboeid bent, en niet uit sociologische liefhebberij.”
“Maar de vraag waaróm SM feministisch zou moeten zijn werd eigenlijk nooit gesteld,” besluit Spaink. “Wat zonde is,” zegt ze, “want hoewel SM en feminisme inhoudelijk geen klap met elkaar te maken hebben, kan de vrouwenbeweging wel iets leren van de SM-beweging. Want ook al zet ik kanttekeningen bij de strategie van de VVSM, inhoudelijk zijn ze op minstens één punt een stuk verder dan de vrouwenbeweging: plezier. Want met alle energie die de vrouwenbeweging steekt in het inventariseren van de ellende, wil nog wel eens vergeten worden dat seks meer is dan onderdrukking alleen. Veel meer. En het is ontegenzeggelijk waar dat de vrouwenbeweging op seksueel vlak veel te braaf, misschien zelfs wel angstig is geworden. Lust, geilheid, en opwinding zijn termen die je in de vrouwenbeweging haast niet meer tegenkomt. Het besef dat seks spannend en overrompelend kan zijn, lijkt – in ieder geval in de theorie – compleet verloren te zijn. Wat dat betreft is het optreden van de SM-dames heel verfrissend.”
Om de een of andere reden zijn masochistische mannen een veel meer geaccepteerd fenomeen dan vrouwen met dezelfde gevoelens van onderwerping. In feite heeft het feminisme ervoor gezorgd dat deze groep vrouwen het nog moeilijker heeft dan vroeger om voor hun masochisme uit te komen, want onderdanigheid bij vrouwen mag in feite niet meer.
Maar volgens die vrouwen is masochisme juist een bewijs van grote geëmancipeerdheid. Immers, er wordt vanuit een onafhankelijke positie juist gekózen voor onderdanigheid.Hierover en over talloze andere aspecten van vrouwen en masochisme heeft de Duitse Sina-Aline Geisler een heel lezenswaardig boek geschreven, “Onderdanig wil ik zijn”, dat inmiddels in een Nederlandse vertaling bij Bruna is verschenen.
In “Onderdanig wil ik zijn” (1990) vertelt Sina-Aline Geisler een heel persoonlijk relaas, dat in bepaalde opzichten beschouwd kan worden als een soort ‘coming out’. Niet alleen bij zichzelf, maar ook bij een aantal geïnterviewde eveneens masochistische vrouwen gaat ze na in hoeverre dergelijke gevoelens al tijdens de (vroege) jeugd bestonden en hoe daarmee werd omgegaan.
Het is onthutsend te lezen dat de schrijfster, eigenlijk altijd een modelkind, een paar maal werkelijk crimineel gedrag ging vertonen omdat ze zo graag pijnlijk gestraft wilde worden.
Het mooiste verhaal uit “Onderdanig wil ik zijn” vond ik zelf eigenlijk dat van Vera/Cora, die in het dagelijks leven een succesvolle zakenvrouw is met bovendien haar partner als ondergeschikte, maar thuis, als ze Cora is, zijn de rollen precies omgekeerd. Zo ontstaat een bizar soort evenwicht.
Hoewel de auteur niet probeert uit te leggen waarom iemand masochistische gevoelens koestert, gaat ze wel op zoek naar verklaringen in de literatuur, met name bij psychologen. Natuurlijk blijft Freud niet onvermeld, maar voor hem blijft masochisme toch een vorm van perversie en dat wil dit boek juist bestrijden.
Simone de Beauvoir en nota bene Friedrich Nietzsche blijken nog de meest bevredigende uitspraken over masochisme gedaan te hebben, de laatste zelfs zonder het woord ooit te noemen. Wat opvalt is dat Geisler zo haar eigen interpretatie heeft van teksten die elke zichzelf respecterende feministe behoorlijk tegen de borst stuiten. In elk geval heeft de schrijfster met dit boekje een taboe doorbroken door de lezers, ongeacht of ze zelf wel of geen masochistische vrouwen zijn, duidelijk te maken dat ook masochisme een vorm van liefde is.
Ronny De Schepper
(*) In 1970 werd dit boek overigens onder zijn eigen naam heruitgegeven bij Gallimard in de reeks L’Imaginaire n°290.
(**) Zeer merkwaardig is ook de tekst van een Frans hitje van Hervé Vilard, zijn eigen vertaling van het Italiaanse “Storie di tutti i giorni” van Riccardo Fogli, wat we in ons taalgebied kennen als “Dromen zijn bedrog” van Marco Borsato. Hervé Vilard zingt dus in “La vie est belle, le monde est beau”: “Laissez-moi vivre une histoire d’O pour atteindre les sommets du Kilimandjaro”…
Selectieve bibliografie
“The Marquis de Sade, a biography and a note of hope” van Robert del Quiaro uit 1994 (Messidor Books).
“Het seksuele masker” van Camille Paglia uit 1993.
“De reis naar de vulkaan” van J. Von der Thusen uit 1996.
D.A.F. de Sade , Aforismen, Nederlandse bewerking van F. J. Schmit en A.C. Niemeyer, Rotterdam, 1990.
Krista Beinstein, “Abenteuer einer Masochistin”, een onderdeel uit het boek “Im Rausch der Triebe” (Verlag Claudia Gehrke, 1989).
Pat Califia, “Macho sloeries”.
Diverse, “Spelen met erotiek, speelse SM-verhalen door lesbische vrouwen”.
Florence Dugas, “Het evangelie volgens Eros”, 2001.
Vanessa Duriès, “Le Lien”, Ed.Spengler. Nederlandse vertaling: “De leiband”.
Annick Foucault, “Françoise Maîtresse”.
Marilyn French, “Dagboek van een slavin”.
Linda Jaivin (zoals ze voorkomt in de voorstelling “Eet me” van Miet Braem uit 1999).
Marco Kamphuis, “Tamara” (Kwadraat, 1999).
Alfred Kossmann, “Martelaar voor een dagdroom” (over Sacher-Masoch, 1963).
Caroline Lamarche, “La nuit l’après-midi”.
Brenda Lover, “Encyclopedia of Unusual Sex Practices” (1992).
Willem Melchior, “24/7” (2004).
Melissa Panarello (°1986), “Honderd keer een borstel door je haar halen voor je gaat slapen” (2002).
Anita Phillips, “A defence of masochism” (Faber 1998).
Amy Yamada, “Kniel neer en lik mijn voeten”.