In ‘Playing in the Dark; Whiteness and the Literary Imagination’ (Harvard University Press, 1992) (‘Spelen in het donker’; Bert Bakker, 1994) verzamelde Toni Morrison drie lezingen die zij hield in de Harvard University over de aanwezigheid van ‘de Afrikaan’ in de Amerikaanse literatuur.

In het eerste essay, ‘Black matters’ stelt zij zichzelf de vraag hoe vrij zij is als schrijfster waar geslacht, ras, seksualiteit een persoonlijke rol spelen. De literaire verbeelding noopt niet zozeer tot kijken of zich verplaatsen in de ander, men moet de andere worden. Zij wil vierhonderd jaar Amerikaanse literatuur onder de loep nemen, gedomineerd door het talent en de macht van blanke mannen. Terwijl er toch de aanwezigheid was van die grote groep bevolkingsgroep, de Afrikanen. Zij geeft de voorkeur aan de benaming ‘Africanism’. In deze zinnen ligt misschien de essentie besloten van wat uiteindelijk de conclusie zal worden: “Door eenvoudig het scala aan kleuren op een palet te demoniseren en te concretiseren, maakt het Amerikaanse Africanism het mogelijk om iets te zeggen en iets te verzwijgen, iets te beschrijven en uit te wissen, te ontvluchten en aan de orde te stellen, te presenteren en te representeren, tot geschiedenis te verklaren en tijdloos te maken. Het biedt een manier om na te denken over chaos en beschaving, verlangen en angst, en een methode om de problemen en de zegeningen van de vrijheid te beproeven.”

Brengt de introductie van de Afrikaan van de Amerikaanse Afrikaan een wezenlijk verschil mee voor de rassenkwestie? Nee, poneert zij, in de literatuur is het louter decoratief, het speelt geen rol in de illusoire blanke wereld. De boeken werden ook niet geschreven voor de ‘Zwarten’. Het is een verstikte aanwezigheid van de gekleurde groep. In dit eerste essay belicht zij de roman ‘Sapphira and the Slave Girl’ van Willa Carther. Een werk met een positieve instelling over ras, vrouw, seksualiteit maar bolstaand van clichés zodat het zijn doel voorbijschiet.

In het tweede essay ‘Romancing the Shadow’ analyseert Morrison twee romans. De eerste is ‘The Narrative of Arthur Gordon Pym’ van E.A.Poe. Opvallend is daar het slot van het werk waar men voor “een wit gordijn” arriveert en geconfronteerd wordt met “een gedaante met de volmaakte blankheid van sneeuw”. Het moment waarop de zwarte Nu-Nu dan ook sterft! Het witte, Morrison ontdekt dit als symbool nog bij Hemingway in ‘The snows of Kilimandjaro’ waar Harry’s bestemming geconcentreerd is op de bergtop “groots, hoog en ongelooflijk wit”, en in zijn ‘To have and have not’ dat afsluit met het beeld van een witte boot. Ook William Styron laat de reis van Nat Turner eindigen met een “witte drijvende marmeren constructie, raamloos, deurloos, onsamenhangend”. In ‘Henderson the Rain King’ van Saul Bellow eindigt de reis van de held op een “witte bevroren woestenij, met een zwart kind in zijn armen, de ziel van de Zwarte Koning in zijn bagage, danst Henderson, schreeuwt hij, over de bevroren witte vlakte, een nieuwe blanke man in een nieuw ontdekt land”. 

De migratie naar Amerika geschiedde uiteraard om de gekende redenen (werk, vrijheid, religie…) maar er was ook een nevenaspect: het wegvallen van het klasseverschil. Men diende niet meer onderdanig te zijn maar kon misschien zelf bevelen. Hier kon men geen tuchtstraf opgelegd krijgen. Een niet verwaarloosbaar facet in de relatie blank/zwart.

Daarnaast was er de behoefte aan romantische literatuur. Met als één der kenmerken dat zij een element duisternis bevatte – dit werd hier aan de auteurs geboden door de zwarte bevolkingsgroep die ongrijpbaar was, mysterieus. Meteen konden autonomie, viriliteit, heldendom uitgespeeld worden tegen een geketende, onvrije, soms opstandige maar steeds dienstbare groep. Het bestaan van deze slavenbevolking kon trouwens niet ontkend worden, zij was verweven in alle geledingen van de maatschappij. Dus moest de literatuur haar wel opnemen, men kon niet aan haar voorbijgaan.

De tweede roman die Morrison in dit essay ontleedde is ‘Huckleberry Finn’ van Mark Twain waar Jim zijn minderwaardigheid als zwarte, maar niet als slaaf, erkent t.o.v. Huck en Tom. Hij ondergaat kwellingen en vernederingen en beantwoordt deze met liefde. Morrison suggereert Jim te vervangen door een blanke: dit zou absoluut niet werken stelt zij…

‘Disturbing Nurses and the Kindness of Sharks’ is de titel van het derde essay. Hier las zij Hemingway. ‘To have and have not’. Waar seksualiteit en macht een spel van woorden, termen en symbolen worden. Nog geraffineerder ontdekt zij het in zijn latere roman ‘The Garden of Eden’. “Het Afrikanisme – kleur tot fetisj maken, het zwarte verbinden met de macht van ongeoorloofde seksualiteit, chaos, waanzin, onfatsoenlijkheid, anarchie, vreemdheid en hopeloze, ongelukkige begeerte – levert een geweldige speelruimte op voor een roman die de begrippen uitwerkt voor en de contouren schetst van een complete, zij het nergens geformaliseerde esthetiek.” Bij Hemingway zijn alle verplegers en verpleegsters zwart. En Catherine, de blanke vrouw, wil door te zonnen, zo getint mogelijk worden…: “Als we naar Afrika gaan wil ik jouw Afrikaans meisje worden”… De ultieme dienstbaarheid. 

Deze lezingen/essays bieden een boeiend perspectief op de rassenproblematiek door de jaren heen. Via de literatuur. En als weerspiegeling van de maatschappij. Maar meteen ook een scherpe blik op de hedendaagse samenleving in de USA.

Johan de Belie  

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.