Wij hadden op De Rode Vaan op een bepaald ogenblik ook een rubriek “Publicaties”. Waarom ik uit die talrijke voorbeelden enkel die van 21 mei 1987 heb bijgehouden, is me een raadsel.
Nitka — Deze Zweeds-Parijse cartoonist is in onze contreien vooral bekend omdat er rond zijn persoontje zowaar een heus colloquium heeft plaatsgevonden. Het onderwerp van het hoogstaande debat was : « Moet Nitka bij “De Morgen” blijven, dan wel verdwijnen ? » Of het nu de vrouwen in tuinbroek (zie r.v. nr.10) waren of Johan Anthierens die hem de uiteindelijke nekslag gaf, is niet geweten, alleen het resultaat ligt ter tafel : Nitka kon en moest gaan omwille van « seksistische » tekeningen. Nu de uitgeverij Loempia twee bundels van deze man op de markt brengt (« Hondenleven » en « Ja dokter ? », elk zo maar eventjes 198 fr voor 64 pagina’s), willen we deze discussie niet heropenen. Wat ons alleszins wél aan « De Morgen » doet terugdenken, is de verregaande slordigheid waarmee deze bundeltjes werden uitgegeven : cartoons die tweemaal worden afgedrukt of niet in de juiste volgorde enz.
Toneel — Nadat de vereniging « Exatheater » eerst in samenwerking met Restant de Wannes van de Velde-bewerking van « Richard III » had uitgegeven en nadien samen met uitgeverij Dedalus de Pavel Kohout-bewerking van « Hamlet » (beide van Shakespeare uiteraard), heeft dit laatste duo ook twee toneelwerkjes van Bob Van Laerhoven op de markt gebracht : de eenakter « De Ark » en het avondvullend stuk « Salto Mortale ». Daarnaast heeft Dedalus op eigen houtje ook nog de uitgave verzorgd van « Het Vincent-effect » van Paul Koeck. Dit laatste stuk werd, net zoals « De Ark », gecreëerd door het Fakkeltheater, « Salto Mortale » wacht blijkbaar nog op een eerste opvoering. Over de publicatie van toneelteksten worden vaak de meest onzinnige discussies gevoerd. Net alsof er nooit een Shakespeare, een Ibsen, een Tsjechov, ja zelfs een Claus heeft bestaan ! Daarom dus een pluim voor de uitgeverij, die zich zeker niet mag laten ontmoedigen door het feit dat dergelijke uitgaven in onooglijke rubriekjes als « publicaties » verdwijnen. De échte bespreking verschijnt nu eenmaal ter gelegenheid van de creatie op het toneel. En daarom komt in dit geval alleen « Salto Mortale » in aanmerking voor een uitvoeriger behandeling op de literatuurpagina. Waarvoor we dan ook nu al plaats vrijhouden…
Solidaridad — Dit tijdschrift van SAGO-Latijns-Amerikacentrum Antwerpen, brengt in het maartnummer een dossier rond de informele sector in Latijns-Amerika onder de titel « Scharrelaars in de Marge ». Het dossier telt 16 bladzijden en is in Solidaridad een katern op zich. Wie naar de Derde Wereld op reis gaat, kan er niet naast kijken : het bonte legertje van scharrelaars dat de meest gekke dingen verzint en verkoopt om aan de kost te komen. Ook in Latijns-Amerika is dit geen onbekend fenomeen. Schoenpoetsers, kinderen die kauwgom en sigaretten per stuk venten, frisdrankverkopers zijn de meest vertrouwde exponenten van wat men doorgaans de « informele sector » noemt. In de semi-legaliteit of helemaal klandestien opereren een alsmaar groeiend aantal mensen die niet aan de bak komen op de « formele », officiële arbeidsmarkt. Over dat gescharrel in de schaduw van de economie gaat dit dossier. Met oog voor het hoe en waarom, maar ook voor de mensen waar het om gaat. De seizoenarbeiders in Chili, het textielbaronnetje in spe uit Brazilië, de zwarte-marktkramers in Nicaragua, de bloemenverkoopster op de Caraïben. Over vrouwen ook, de eerste slachtoffers van de crisis, net als hier bij ons. Dit dossier is het eerste van 1987. In juni volgt een dossier rond pesticiden. In september staat racisme op het programma en in december krijgen we een kijk op de volksbeweging. De opzet van een dossier is een onderwerp naar voren te brengen dat niet louter te maken heeft met één Latijns-Amerikaans land. In de dossiernummers zit ook telkens een 8 bladzijden lange bijlage, « Resent », met o.a. de nieuwe publicaties die in het documentatiecentrum te raadplegen zijn. (De Rode Vaan nr.21 van 1987)
Ik wil ook van de gelegenheid gebruik maken om wat bedenkingen over boekbesprekingen te koppelen…
Waarom leest men? Om het leesplezier, uiteraard, maar ook omwille van de kennisoverdracht (utilitarisme). Of eventueel juist om aan dagdagelijkse problemen te ontsnappen (escapisme). In dat kader moet men ook de afbakening van het territorium zien (iemand die leest mag men niet storen).
Televisie leert af “kilometers te doen”, m.a.w. triviaalliteratuur heeft daar minder onder te lijden. (Men “zapt” ook in het lezen…) Maar aan de hand van ontspanningsliteratuur kan je technieken aanleren.
Heel wat onderzoek vindt z’n weg niet naar de praktijk (“onderzoek om het onderzoek”).
Literatuur zou een vak op zich moeten zijn. Doelstelling: leerlingen opleiden tot kritische en competente consumenten. Volgens de rechtse didaktiek kan dat niet: leesplezier is een genade, zegt men hier. De linkse didaktiek stelt echter dat het kan worden aangeleerd.
Maar: de canon is belangrijk (b.v. als tegengif voor de overdreven aandacht voor éénbenige zwarte lesbische Amerikaanse schrijfsters). Vandaar het belang van klassieke literatuur op school, op voorwaarde dat men aansluit bij de ervaringswereld van 16-, 18-jarigen. Thematisch i.p.v. lineair lezen. Kritische discussie met leerlingen. Lezen in vertaling mag ook niet langer een boeman zijn. Classici lezen zelf trouwens veel te weinig. Wie heeft b.v. de hele “Aeneis” of “Odysseia” gelezen, zelfs in vertaling? “Afgeleiden” in Europese culturen zijn ook belangrijk, net als triviaalliteratuur (“Asterix”), maar ook Claus b.v. En men moet interdisciplinair te werk gaan, want uiteindelijk draait het toch dààrom: “Wie zijn wij? Wat doen we hier?”
Hierbij ook enkele tips voor een concrete leesfiche…
Begin met gegevens over de schrijver en over het boek als zodanig (in welk jaar verschenen en waar?). Hoe ziet het boek eruit (formaat, aantal bladzijden…) en soms kan het ook belangrijk zijn aan te geven hoe je eraan komt.
In de inleiding stip je aan of je al iets over de schrijver wist. Misschien heb je andere boeken van hem gelezen, of artikels. Misschien heb je hem al eens op televisie gezien of op de radio gehoord. Beantwoordt het boek aan het idee dat je over hem had? Is het een debuut of een rijper werk?
Dan vat je het boek heel kort samen. Waarom denk je dat de schrijver het heeft geschreven? Tot welke letterkundige soort reken je het (psychologische roman, avonturenroman, enz.)? In hoeverre beantwoordt de titel aan het thema?
Hoe is dit thema verdeeld over het werk, m.a.w. hoe is het boek ingedeeld? Waar begint en waar eindigt men (tranche de vie, parallellismen)? Wijs op diverse hoogtepunten en keerpunten in het verhaal. Volgt het verhaal een natuurlijke loop of is het eerder vergezocht? Wordt het door externe krachten voortgestuwd of eerder door een psychologische ontwikkeling? Komt het einde overeen met de gewekte verwachtingen?
Valt er iets te zeggen over de taal (het “idiolect”, de “privé-grammatica” van een schrijver). Gebruikt hij dialectwoorden? Neologismen? Archaïsmen? Is het een natuurlijke taal of eerder gekunsteld? Korte of lange zinnen? Veel of weinig dialogen? Zijn die uit het dagelijkse leven gegrepen of juist niet? Gebruikt hij stijlkenmerken (beeldspraak, herhalingen, natuurbeschrijvingen…)? Is het werk realistisch, romantisch, impressionistisch, expressionistisch of experimenteel?
Binnen welke tijdsspanne speelt het boek zich af? Komt dat overeen met de stijl van het werk of maakt men soms grote sprongen? Volgen de feiten chronologisch op elkaar of werkt men met flashbacks of flashforwards? Insinueert de schrijver soms dingen die nog moeten gebeuren?
Tegen welke achtergrond (historisch, geografisch, sociaal) speelt het boek? Klopt die met wat je er zelf over weet?
In welke toon is het boek geschreven? Humoristisch? Bitter? Sarcastisch? Pessimistisch? Optimistisch? Tragisch? Komisch? Ironisch? Cynisch? Is er één toon over gans het boek of varieert dat? Is het een “mannelijk” of een “vrouwelijk” boek (in functie van het feit of de auteur een man of een vrouw is, krijg je hier dus vier mogelijkheden)?
Is het een auctorieel verhaal met een “alwetend” vertelperspectief (“the Olympian point of view” of “vision par derrière” of “par dehors”) of een ik-verhaal. Is die ik-persoon de schrijver zelf of iemand anders. Soms heeft men ook personele verhalen met een “internal point of view” of een “vision avec” of “dedans” (zoals “The sound and the fury”), maar de “stream of consciousness”-techniek, de “style indirecte libre” of de “Erlebte Rede” (zinsorde van de direkte rede, maar in de derde persoon) maakt deze wel soms moeilijk.
Zijn het “round characters” (de term komt van E.M.Forster in zijn “Aspects of the novel”) met een verrassingselement (evolutie) of eerder “flat characters”, die stereotiep zijn. Dit komt min of meer overeen met resp. de “dynamic” en “static characters” uit “The structure of the novel” van E.Muir. Wie zijn de voornaamste figuren. Karakteriseer ze kort, uiterlijk (als dat kan, niet alle schrijvers besteden hier aandacht aan) zowel als innerlijk. Wie wordt sympatiek afgebeeld en wie niet? Zijn ze symbolen voor bepaalde ideeën? Beantwoorden hun daden daaraan? Met wie zou je jezelf vereenzelvigen?
Van welke levensopvatting getuigt het boek? Wat wordt erin goed- resp. afgekeurd (religie, politiek)? Ben je het daarmee eens? Probeert de schrijver zijn overtuiging door te drukken of juist niet? Heeft het daardoor een “hogere” waarde of is het alleen maar ontspanning?
Ook het motief is belangrijk (de aaneenschakeling van belangrijke menselijke gebeurtenissen in één werk of in de hele literatuur). Als een motief zich bijna woordelijk herhaalt, spreekt men van een “Leitmotiv”. Een grondmotief daarentegen overkoepelt alle motieven en bepaalt de uiteindelijke doelgerichtheid (de zin van het verhaal).
Ronny De Schepper