Het is morgen ook al tien jaar geleden dat de Duitse auteur Wolfgang Deichsel is gestorven. In de jaren tachtig leerden we hem hier in Vlaanderen kennen via INS Mannen van den Dam. In 1982 brachten ze in een regie van Jürgen Kloth (Städtische Bühne Wuppertal) het stuk “Frankenstein, uit het leven van bedienden”.

Bedienden zijnde niet enkel de witte-boord individuen (waaraan ze trouwens toch niet meer herkenbaar zijn) maar ieder mens die zich de bedienden-mentaliteit heeft aangemeten of deze aangemeten kreeg.
Immers, vertrekkend vanuit de Frankenstein-idee zoals-ie in 1831 door Mary Shelley werd gecreëerd, bouwt Deichsel in zijn stuk een leger van androïden op die willoos de bevelen van hun schepper uitvoeren. Alleen, hier komt bij het maken van deze robotachtigen geen poespas kijken; de slaven van de moderne samenleving worden onderdrukt via machtssystemen, via sociale gegevenheden, via maatschappelijk onrecht. De androïden zijn de normale mensen uit onze samenleving, de anderen noemt men gek, schizofreen, de “gebarsten schedels” heten ze bij Deichel.
Aan de hand van bijna dertig taferelen bouwt de auteur een waanzinnige maar reële wereld op, en weet daarin zijn ideeën betreffende macht en gezag, creativiteit, conditionering, voorzichtig aan de man te brengen. Zeer voorzichtig want, en dit is meteen het meest positieve element in deze productie, de toeschouwer wordt door tekst en regie gedwongen zelf zeer actief te gaan nadenken over wat op de scène gebeurt. Het wordt hem niet voorgekauwd : constant alert blijven, tussen de regels lezen, interpreteren wat geboden wordt, conclusies trakken… geen goedkoop avondje theater dus, het publiek moet werken voor zijn centen.
Deichsel stelt vragen, suggereert ideeën (geen antwoorden) op sommige grappige, soms indringend-tragische wijze. En de regie van Kloth is hem daarin trouw gevolgd. Ook de vertolkers wisten de vaak hallucinante, bedreigende sfeer over te brengen daarin geholpen door weinig exuberant maar juist geplaatste hulpmiddelen als decor, belichting en geluid.
Dat de “realistische” scènes minder sterk waren, leek mij aan alle factoren te wijten: minder gebalde dialoog, minder strakke regie, acteurs die tussen stijlrichtingen het noorden (en Brecht) verloren. Maar verder is deze productie in alle opzichten een aanrader, niet het minst omwille van zijn (dramatische) herkenbaarheid voor ieder die in een ambtenarenmilieu langzaam zijn voelhorens zit te verliezen en geleidelijk aan het afstompingsproces bezig is om zo tot de perfecte androïde te evolueren.
Frankenstein is nog niet dood. Ons systeem zelf is Frankenstein en in ieder van ons ligt hij potentieel op de loer omdat ook wij de anderen tot onze mentale slaven maken. Griezelig als de beste horror.
Hopelijk hebben de Mannen van den Dam met dit stuk hier en daar een knikkebollend oor geopend. Deze productie laat zien dat wat velen van ons zichzelf en elkaar aandoen : in slaap vallen en slaapwandelend daden verrichten en woorden spreken waartoe ze zichzelf in betere tijden niet in staat hadden geacht. Het is vijf voor twaalf en 1982; hoog tijd kortom.

Twee jaar later grepen de mannen van de dam opnieuw terug naar Wolfgang Deichsel voor « Gat in kop ». Overigens is dat « gat » zelf gebaseerd op « motieven » van Eugène Labiche en die auteur is heel wat herkenbaarder aanwezig in de intrige die naar aloud gebruik bol staat van misverstanden.
Zo zijn industrieel Albert Neuherdt (Daan Hugaert, foto) en verlopen intellectueel Aimé De Vos (Johan Van Lierde) er ten onrechte van overtuigd dat ze een beenhouwersvrouw de kop hebben ingeslagen tijdens een nachtje doorzakken. Zo denkt Alberts vrouw Julia (Lucienne De Nutte) ten onrechte dat Charles Suyckerbuyck (Raph Troch) op haar verliefd is, want hij is in feite op de gehandicapte dochter Greetje (Lut Vandekeybus) uit om het fortuin van de Neurherdts te erven. En tenslotte denkt Albert Neuherdt ten onrechte dat deze Suyckerbuyck hem zal verklikken, waardoor deze toch nog zijn doel bereikt.
Geen wonder dat huisknecht Jean (Luk De Koninck) er geen bal meer van snapt en dan ook zijn ontslag aanbiedt. In plaats van ontslag houdt hij er echter opslag aan over. Het doek valt, iedereen kan naar huis, we hebben ons goed geamuseerd.
Is dat alles wat er over dit stuk te vertellen valt ? Zeker niet. Regisseur Sam Bogaerts heeft er in de traditie van « Het Laxeermiddel » (wat weliswaar een Herman Gilis-aankleding was) een extra-dimensie willen aangeven, waardoor « platte » komedie zou moeten worden vermeden en het absurde van de situatie zou worden overgedragen op de absurditeit van het bestaan als zodanig.
Tot zover de theorie. In praktijk komt dat dan neer op een vertraging van de actie, vooral door herhalingen, een accentuering van bepaalde typeringen en het ritualiseren van standaardgebaren. Zeggen dat Bogaerts over heel de lijn hierin geslaagd is, zou onjuist zijn. Het feit dat « Sepke » Troch meer moet denken aan zijn broek op te houden dan aan echt acteren kan men b.v. betreuren. Ook van een talent als dat van Luk De Koninck wordt onvoldoende gebruik gemaakt.
De meisjes komen eveneens minder goed uit de verf, vooral omdat de auteur blijkbaar weinig belangstelling voor het andere geslacht aan de dag heeft gelegd. Nochtans trekt Lucienne De Nutte zich goed uit de slag, wat van Lut Vandekeybus niet kan worden gezegd, al zorgt haar gedwongen immobilisme voor verzachtende omstandigheden.
Anderzijds wordt Bogaerts echter ontzettend goed gediend door het duo Hugaert-Van Lierde. Van zodra die twee op scène staan krijgt het stuk meer vaart en wordt er om de gags meer gegierd dan gegniffeld. En dat geeft uiteindelijk de doorslag. Aanrader dus.

Referentie
Johan de Belie, Frankenstein ou la joie de vivre, De Rode Vaan nr.3 van 1982
Ronny De Schepper, Origineel en toch grappig, De Rode Vaan nr.8 van 1984

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.