Het is vandaag precies honderd jaar geleden dat de Britse acteur Peter Sellers werd geboren. Eén van zijn beste films is zonder enige twijfel “The party” (zie foto’s).

Peter Sellers brak in 1955 door met “The ladykillers” van Alexander Mackendrick. Sellers, die in The Goon Show reeds tal van typetjes had neergezet, was vooral opgezet voor het feit dat hij met Alec Guinness mocht samenwerken die hij zeer bewonderde sedert deze in “Kind hearts and coronets” (1949) acht rollen voor zijn rekening had genomen. In 1959 zou Sellers iets dergelijks ook doen, door drie rollen te spelen in “The mouse that roared” van Jack Arnold. En een paar jaar later zou hij die stunt nog eens herhalen in “Dr.Strangelove”.
“The mouse” betekende zijn doorbraak in Amerika, maar toch weigerde Sellers in het vervolg te spelen (“The mouse on the moon”), ook al werd dat dan geregisseerd door Richard Lester in 1963. En nochtans zat Sellers toen in een periode dat hij de ene miskleun na de andere opnam. “The waltz of the toreadors” van John Guillermin uit 1962 b.v. een film die van het ene komische been op het andere dramatische been en zo uiteindelijk in het water belandt, waar ook de hoofdacteurs in de film zelf terecht komen (ik zie nu op de internet movie database dat het eigenlijk om een stuk van Jean Anouilh gaat, nou dat zou je niet zeggen!).

THE PINK PANTHER
Datzelfde jaar draaide Peter Sellers echter ook “Lolita” naar het boek van Vladimir Nabokov en van dan af zat zijn Hollywood-carrière in de lift, zeker als hij het jaar nadien “The Pink Panther” draait, in 1964 gevolgd door “A shot in the dark” (met Elke Sommer), eveneens van Blake Edwards. In beide films geeft hij gestalte aan Inspector Clouseau. Nochtans was deze iconische rol bijna aan zijn neus voorbijgegaan. Gelukkig was er niemand minder dan… Ava Gardner!

Met nog maar twee weken te gaan voordat de opnames zouden beginnen, besloten de producenten dat Ava Gardners grillige levensstijl de opnames zou kunnen beïnvloeden en besloten haar de rol van Madame Clouseau niet aan te bieden. Capucine werd overhaast aangenomen, maar Peter Ustinovs vrouw vond dat dit de kwaliteit van de productie zou beïnvloeden en zei dat hij zich moest terugtrekken. Vanuit deze chaos groeide Peter Sellers uit tot een internationale superster.

Dat deze films oorspronkelijk bedoeld waren voor Peter Ustinov kan men nog zien aan de humor, die duidelijk verschillend is van de latere Pink Panther-films, toen al vastlag dat Peter Sellers de rol van Clouseau zou spelen. In deze eerste films zitten b.v. veel minder visuele gags.

Clouseau’s vioolspel is een eerbetoon aan de beroemdste vioolspelende detective aller tijden, Sherlock Holmes. Peter Sellers kreeg vervolgens de rol van Dr. Watson aangeboden in The Private Life of Sherlock Holmes (1970). Peter Sellers, die  tot dan toe een groot deel van zijn leven enigszins overgewicht en een “slappe kop” had, was geobsedeerd om een knappe rol als acteur te kunnen vertolken. Hoewel hij Robert Wagner in deze film met gemak overtrof, benijdde hij de Amerikaanse acteur om zijn knappe uiterlijk. Om in betere conditie te komen, onderwierp hij zichzelf aan een slopend afslankprogramma, inclusief het overmatig gebruik van dieetpillen, wat mogelijk een bijdragende factor was aan de hartaanval die hij kreeg vóór de release van de film. Sommige biografen beweren ook dat hij zijn tanden liet rechtzetten en een kroontje liet plaatsen.

Tussen de twee Pink Panther-films door draaide Sellers het reeds genoemde “Dr.Strangelove”. En nog in datzelfde jaar was hij te zien in “The world of Henry Orient” van George Roy Hill, waarin hij als avantgarde-pianist zowel Tippy Walker als haar moeder Angela Lansbury probeert te versieren. En als het effe kan krijgt ook Paula Prentiss nog een beurt.

Uit 1965 dateert “Situation hopeless but not serious” (Gottfried Reinhardt), maar geef mij dus toch maar liever “The party” (Blake Edwards): een van de grappigste films aller tijden, gedraaid door een specialist in het genre.

Ik vermoed dat in die tijd Edwards, die met Sellers de Pink Panther-films draaide, weet kreeg van de lamentabele film “The Millionairess” van Anthony Asquith uit 1960. Hierin speelt Sellers een Indische dokter die belaagd wordt door Sophia Loren (denk aan de hitsingle “Oh goodness gracious me” die werd uitgebracht om de film te lanceren, maar de heerlijke spiritualiteit van het singeltje is nergens terug te vinden in de film, ook de single zelf niet trouwens) en Edwards moet wellicht gedacht hebben dat er met die “Indische” Sellers toch wel iets meer te doen was dan in de film te zien was.

In 1955 had hij al een hit gehad met The Goons en hun versie van “Unchained melody” in een productie van George Martin. Het is op basis van dergelijke producties dat The Beatles voor George Martin als producer hebben gekozen…

In 1965 volgde dan een hilarische versie van “A hard day’s night” van The Beatles, in de mond gelegd van Richard III…

Maar nu terug naar “The Party”…

72 Peter Sellers

De hippie-ingrediënt van “The party” werd nog eens expliciet naar boven gehaald in “I love you, Alice B.Toklas” van Hy Averback uit 1968. Peter Sellers speelt hierin de rol van advocaat Harold Fine, die na het eten van een spacecake helemaal “omgeturnd” wordt en verliefd wordt op het hippiemeisje Nancy (Leigh Taylor-Young). De titel is dan ook een referentie aan Alice B.Toklas, die in 1954 een recept voor cannabiskoekjes publiceerde. Zij was tevens de minnares van Gertrude Stein, maar dat doet hier niet terzake.
In mindere mate wordt de seksuele revolutie ook gestalte gegeven in “There’s a girl in my soup” van Roy Boulting naar het toneelstuk van Terence Frisby, die ook het scenario schreef. Peter Sellers speelt hierin Robert Danvers (!), een soort Herwig Van Hove avant la lettre, die zijn kookkunsten tevens aanwendt om aan de lopende band meisjes te verleiden. Zo botst hij ook op de Amerikaanse Marion (Goldie Hawn), die net overhoop ligt met haar vrijer (Nicky Henson), de drummer van een popgroepje (muziek van Mike d’Abo). Uiteindelijk zal ze naar hem terugkeren, maar na een interventie van Roberts deftig gehuwde vriend Andrew (Tony Britton) belooft ze toch van hem af en toe nog te zien. Er is ook een merkwaardig rolletje weggelegd voor Diana Dors, die a.h.w. een karikatuur van zichzelf speelt. Eens een sex-symbool staat ze in deze film juist symbool voor de huisvrouw die zich niet meer verzorgt, voortdurend zaagt en haar man de les leest.

THE RETURN OF THE PINK PANTHER
In 1975 is er “The return of the Pink Panther”. Deze film was oorspronkelijk bedoeld als een 26-delige Pink Panther miniserie geproduceerd door schrijver, producent en regisseur Blake Edwards voor de Britse ATV. ATV besloot er vervolgens een “film-van-de-week” van te maken, gevolgd door een overstap naar een speelfilm. In tegenstelling tot de andere films in de originele Pink Panther filmfranchise, was United Artists niet direct betrokken bij het maken van deze film. Omdat de carrières van schrijver, producent en regisseur Blake Edwards en Peter Sellers achteruitgingen, had United Artists geen zin om nog een Panther-film te financieren. Edwards legde zijn script voor deze film voor aan de Britse producer 
Lew Grade, die Julie Andrews had benaderd om in een televisiespecial te verschijnen. Om haar diensten te verkrijgen, stemde Grade ermee in om twee films voor haar man, Blake Edwards, te financieren. De eerste hiervan was The Tamarind Seed (1974). Grade kon Edwards’ keuze voor zijn tweede film niet waarderen en stelde hem voor om nog een poging te wagen om aan de Pink Panther filmfranchise te werken. Edwards, die al een tijdje geen hit meer had gescoord, stemde in met dit idee. 
Julie Andrews filmde een cameo-rol als dienstmeisje dat de bewusteloze inspecteur Jacques Clouseau (Peter Sellers) uit de kamer van Lady Claudine Litton (Catherine Schell) haalde, maar haar rol werd eruit geknipt. Grade financierde deze film zelf, terwijl hij United Artists wereldwijde distributierechten, auteursrechten en een aandeel in de winst (aangezien zij de rechten op de personages bezaten) gaf om de film te maken. De distributierechten gingen later terug naar Grades bedrijf, ITC. Dit is de reden waarom deze film tot voor kort niet in dvd-boxen was opgenomen, samen met de andere Panther-films.

In deze film speelde Peter Sellers Clouseau met een overdreven Frans accent, inclusief grappen over zijn verkeerde uitspraak van woorden. In zijn eerdere optredens gebruikte hij een rechttoe rechtaan accent. Clouseau wordt ook aanzienlijk onhandiger neergezet dan in zijn eerdere optredens. Het is duidelijk dat dit als inspiratie diende voor agent Crabtree in “Allo Allo”, gespeeld door Arthur Bostrom.

In 1976 wordt de draad dan toch weer opgenomen door “The Pink Panther strikes again”. In 1978 zal ook nog “The revenge of the Pink Panther” volgen, telkens met als regisseur Blake Edwards.

Nog in 1976 was er de komedie “Murder by death”. Direct na de voltooiing van deze film was Peter Sellers er zo van overtuigd dat de film zou floppen, dat hij de producenten ervan overtuigde zijn aandeel in de film terug te kopen. Zo ontnam hij zichzelf een deel van de winst toen de film een succes werd. Alle detectives in deze film zijn parodieën op het werk van drie auteurs: Dashiell Hammett, wiens Nick Charles en Sam Spade de basis vormden voor respectievelijk Dick Charleston (David Niven) en Sam Diamond (Peter Falk); Agatha Christie, wiens Hercule Poirot en Miss Marple de inspiratie vormden voor Milo Perrier (James Coco) en Miss Marbles (Elsa Lanchester); en tenslotte Earl Derr Biggers, wiens Charlie Chan de basis vormde voor inspecteur Sidney Wang (Peter Sellers) en zijn zoon (Richard Narita).

In een interview met schrijver Neil Simon in een dvd-extra, Murder by Death: A Conversation with Neil Simon (1999), onthult hij dat hij en regisseur Robert Moore Truman Capote ooit wilden vervangen door een echte acteur in de rol van Lionel Twain, maar dat dit uiteindelijk nooit is gebeurd. De samenwerking met zo’n ervaren groep professionals maakte de taak van regisseur Robert Moore gemakkelijker en opwindender. Moore herinnerde zich vóór de release van de film: “Soms moesten we stoppen met filmen, omdat er geen droog oog in de zaal was. Als het filmpubliek maar half zo veel lachbuien heeft als wij hebben gehad tijdens het maken van Murder by Death, dan heeft Columbia Pictures een enorme hit in de bioscoop.” (IMDb)

In mei 1980 verschijnt een merkbaar ondermijnde Peter Sellers in Cannes op de persconferentie voor “Being There” (volgens bepaalde bronnen had zijn dertig jaar jongere vrouw Lynne Frederick hem aan een cocaïneverslaving geholpen); hij overlijdt tijdens de zomer (op 24 juli om precies te zijn) aan een hartkwaal. Twee jaar na zijn dood, m.a.w. in 1982, verschijnt nog “The trail of the Pink Panther”, met overgebleven materiaal aan elkaar geplakt via zijn dubbelganger John Taylor. Lynne Frederick won overigens een rechtszaak tegen de makers van “The trail of the Pink Panther” (en dan vooral Blake Edwards) omdat ze vond dat de film een belediging was voor de nagedachtenis van haar man.
Frederick was zijn tegenspeelster geweest in “The prisoner of Zenda” uit 1979, nadat hij haar aan het werk had gezien in “Henry VIII and his six wives” (1972), toen ze pas zestien was. Ze is later ook nog gehuwd geweest met TV-producer David Frost en met hartchirurg Barry Unger. Zelfs dit laatste mocht niet helpen: ze stierf eind april 1994 op 39-jarige leeftijd in Los Angeles, zodat ze niet meer kon verhinderen dat Roberto Benigni de hoofdrol vertolkte in “The son of the Pink Panther”. Maar eigenlijk ging het hier dus om de zoon van Inspector Clouseau. Het was echter gewoon een poging om Herbert Lom (Dreyfuss) en Burt Kwouk (Kato) uit de werkloosheidscijfers te houden. Overigens was er zelfs in 1968 reeds een andere “Inspector Clouseau” verschenen. Onder die titel draaide Bud Yorkin dan immers een Engelse film met in de hoofdrol Alan Arkin.
Zoals zovele komieken was Peter Sellers in het echte leven een klier van een vent, zoals zijn talrijke vrouwen en minnaressen (o.a. Britt Ekland gaat nadien uithuilen bij Rod Stewart) kunnen getuigen. Sellers had immers vaak een los handje. Ook zijn drie kinderen zullen niet bepaald fans zijn van hem, want zij werden alle drie onterfd omdat ze geen belangstelling hadden voor het theater…

Ronny De Schepper, met dank aan Raymond Thielens voor de muzikale illustraties

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.