Twintig jaar geleden: cultuur in Gent

Twintig jaar geleden: cultuur in Gent

Deze aflevering verscheen twintig jaar geleden onder de titel “warm en koud, ernst en luim”, een titel die zeker niet van mij afkomstig was, want ik zou niet weten wat daarmee bedoeld werd. De foto van Hilde Heynen daarentegen is afkomstig van S.Silbermann via Wikipedia.

Lees verder “Twintig jaar geleden: cultuur in Gent”

Een vraag die iedereen nog altijd bezighoudt: hebben linksen een gebrek aan humor?

Een vraag die iedereen nog altijd bezighoudt: hebben linksen een gebrek aan humor?

Vandaag is het 35 jaar geleden dat James F.Fixx is gestorven. Dat is allerminst om te lachen. Fixx is de auteur van “The complete book of running” in 1977 en op die manier één van de grondleggers van de jogging-rage. Hij stierf tijdens het joggen… En waarom koppel ik dit droeve bericht nu aan onderstaand artikel? Wel, daarvoor zal u het moeten lezen, vrees ik…

Laat ik maar onmiddellijk met de deur in huis vallen, dan zijn we er vanaf : ik hou van « deurenkomedies ». Je kent ze wel die farcen met op toneel een zestal deuren en dan komt het er vooral op aan dat wanneer in de ene deur iemand onverwacht verschijnt, dat dan in de andere iemand ijlings moet verdwijnen. Degene die op het toneel achterblijft, moet dan prompt een verhaal verzinnen, waaruit dan weer opnieuw tal van misverstanden ontstaan enz.
« In en uit » van Derek Benfield is een perfecte illustratie van dit soort situatiehumor. Sien Diels, de vrouw van Jaak Van Assche, vindt namelijk dat hij wat oefening kan gebruiken en spoort hem aan te gaan joggen. Dat doet Jaak maar al te graag, want in zijn tweede jeugd is hij tot over zijn oren verliefd geworden op een jonge losbol, Hilde Van Haesendonck. En gelukkig is er ook nog zijn vriend René Verreth die hem grootmoedig zijn appartement ter beschikking stelt… ondertussen brengt hij immers een bezoekje aan Sien. Als René’s vrouw, Nora Tilley, echter onverwacht naar huis komt van haar vele buitenlandse reizen als modeontwerpster, gaan natuurlijk de poppen aan het dansen. Het is Tuur De Weert die ervoor zorgt dat de juiste deuren op tijd en stond opengaan (die de regie doet m.a.w.).
Het is duidelijk : « In en uit » is een ontspannende farce en wil niet meer zijn dan dat. De Mannen van den Dam zouden daar eventueel nog een draai aan geven, maar het M.M.T. doet dat uiteraard niet en dat hoeft ook niet in dit geval. Ik wil dit soort theater niet tegenover « Te meiden», « Zeepbellen blazen », « Echo’s », « Rode Oogst » enz. plaatsen, het is trouwens precies omwille van een overdosis van deze stukken dat ik me nu des te meer geamuseerd heb. Het moeten niet altijd zware jongens, het mogen ook al eens lichte meisjes zijn…
En vanuit maatschappelijk standpunt gezien was « In en uit » zelfs nog « progressief », aangezien het — in tegenstelling met andere stukken uit het genre — niet eindigt met het in eer herstellen van het Heilige Huwelijk en het in feite de vrouwen zijn die de mannen bij de neus leiden. Kortom, dit is een heerlijk stuk om voor televisie te capteren en op zo’n saaie zondagavond uit te zenden. Dan zullen we ’s maandags wat opgewekter gaan werken.
Het Mechels Miniatuur Theater heeft overigens ook de start van het theaterseizoen ’85-’86 niet gemist. Niet dat het openingsstuk « De Perfectionist » van de Australische auteur David Williamson, in een regie van Tuur De Weert en André Lefevre, het nec plus ultra is wat er op theatergebied te beleven valt. Het heeft echter wel de verdienste, om op een eigentijdse, voor sommigen wellicht pijnlijk herkenbare manier, relationele conflictsituaties aan te raken.
Het op de korrel nemen van het traditionele rollenpatroon zal ongetwijfeld bij een groot gedeelte van het in de zaal aanwezige patriarchaat tot gefronste wenkbrauwen hebben geleid, wat we uiteraard alleen maar kunnen toejuichen. Het zou echter fout zijn hieruit af te leiden dat « De Perfectionist » regelrecht in de kaart speelt van de strijdbare zelfbewuste vrouw. Al lijkt het daar aanvankelijk sterk op, wanneer de auteur de man-vrouwverhouding in een modaal gezin niet alleen in vraag stelt, maar bovendien totaal op z’n kop zet. Helaas, voorbarig triomfalisme binnen feministische rangen, wanneer tenslotte alles op zijn conventionele pootjes terechtkomt.
Leuk om te zien hoe de handige aanpak van Williamson, door het inschakelen van een vlugge opeenvolging van scènes, elke monotonie en verstarring uit het stuk weet te bannen. Een vlotte creatie dus, ware het niet voor het nogal abrupte happy-end, dat enige geestesvermoeidheid van de auteur laat vermoeden.
Moeilijker te pruimen was echter de rol die Jos Geens vertolkte als Freek Barendse. Aanvankelijk als babysitter bij het echtpaar Marjan en Frank Govaerts (Nora Tilley en Luc Springuel) en nadien als verleider van diezelfde Marjan Govaerts, is hij immers de sleutelfiguur die het huwelijk van bovenvermeld duo op de helling zet. Een schimmig individu, dat zowat het midden houdt tussen een verward revolutionair, een flower-powerfossiel en een Hare Krishna-adept. Een figuur dat erin slaagt enige lachlust op te wekken bij het publiek, door het debiteren van wat pseudo-marxistische gemeenplaatsen in de zin van « een vrijende proleet is onbruikbaar voor de revolutie ». Weinig geslaagd, of zou het dan toch waar zijn dat linksen een ontstellend gebrek aan humor vertonen ?
Met « Tartuffe » — of « Dé Tartuffe » zoals Hugo van den Berghe dit stuk van Molière laat noemen in het NTG — hebben we alleszins ook niet zitten gieren. Nu, dat was ook niet de bedoeling. De jongste trend in het theater is immers klassiekers opvoeren maar dan met een totaal omgekeerde interpretatie. Een tragedie wordt een komedie (denk aan « Nora » in Arca vorig jaar) en omgekeerd.
Laten we eerst en vooral stellen dat we dit een interessant fenomeen vinden. Maar we wikken onze woorden. Dat houdt immers in dat we enerzijds benieuwd uitkijken wat de regisseur ervan heeft gebakken maar anderzijds impliceert het ook dat we geen geloof hechten aan deze revolutionaire herinterpretaties. Om het met een vergelijking te zeggen, die in verband met deze Tartuffe-enscenering nog niet eens ver gezocht is : Mozarts « Requiem » laten afmaken door zijn aartsvijand Salieri is een schitterende vondst, maar tegelijk is het historisch grote lulkoek.
Dit dualisme is dan ook inherent aan een productie als deze. Van den Berghe heeft een paar « schitterende vondsten » (die hij begrijpelijk niet graag wenst « verraden » te zien in de pers, je moet zelf maar eens gaan kijken), maar de « geloofwaardigheid » (lees : logica) van het stuk komt daarmee wel op de helling te staan. Het is dan ook onrechtvaardig dat confraters de tweeslachtigheid van het hoofdpersonage aan de vertolking van Walter Moeremans wijten (eerst moet hij omwille van de « vondst » immers positief overkomen, maar nadien moet het stuk toch zijn onafwendbaar verloop kennen). Idem voor Els Magerman als de vrouw van Orgon, het slachtoffer van Tartuffe. Deze Orgon komt trouwens nog het gaafst uit de productie, zij het dat het onmiskenbare talent van Nolle Versyp daar alweer zeer veel heeft toe bijgedragen.
Laten we daar in het kader van de door Yvette Lauwaert gecreëerde Amadeus-sfeer nog aan toevoegen dat een synthesizertriootje het geheel prettig opfleurt met leuke muziek van Johan de Smet, wiens opera « Frankenstein » overigens ook officieel in première is gegaan in de nieuwe zaal van de Gentse Vooruit. In tegenstelling met wat werd aangekondigd, verschilde hij echter in niets van de zogenaamde try-outs in het Nieuwpoorttheater. Wat niet belet dat het een aanrader blijft.
Andere klassiekers, maar dan in een totaal verschillend kader, staan bij dit seizoenbegin op het programma van het Fakkeltheater (zaal Meir). « De kale zangeres » van Eugène Ionesco ging in 1950 in première in Parijs, maar bleek een misser van formaat te zijn die vrij snel werd afgevoerd. Zes jaar later werd de herneming echter een verbluffend succes.
Dit stuk is anti-theater in de breedst mogelijke betekenis. Twee koppels uit een burgerlijk milieu (Jos Van Gorp en Denise Daems, Bob Stijnen en Lut Tomsin) communiceren met elkaar zonder dat ze dat echt willen. De betekenis van de taal en het woord valt uiteen in nietszeggende klanken die een eigen leven gaan leiden ten koste van de personages die eraan ondergeschikt worden. Het volkomen ontbreken van enige verhaalstructuur terwijl die toch duidelijk aanwezig is, relativeert het doel van iedere communicatie tussen de personages tot zinloze dialogen. Alsof er nog bijzonder weinig te zeggen valt wanneer men zich zou beperken tot het allernoodzakelijkste. In een regie van Ion Ornesco maken de acteurs er een puike voorstelling van.
In « De Les » (1951) zien we een professor (Rudi Delhem) die een leerling (Hilde Heijnen) privé-les geeft in diverse vakken. Ook hier blijkt de taal en de betekenis ervan een eigen leven te gaan leiden zodat ze een machtsinstrument wordt die bezit neemt van de leraar en naarmate het stuk verloopt de ondergang betekent van de leerlinge. Voor wie houdt van absurd theater is dit zeker een aanrader al is de vormgeving, in zoverre die aanwezig is, lichtelijk passé voor wie met de literatuur van de jaren vijftig en de absurdistische stroming hiervan vertrouwd is. Tot slot, wie met deze twee eenakters van Ionesco niet voldaan is kan vanaf 5 oktober terecht in theater « Het Appeltje » van het gezelschap Ivonne Lex waar dan de première plaatsheeft van zijn stuk « De Stoelen ».

Lees verder “Een vraag die iedereen nog altijd bezighoudt: hebben linksen een gebrek aan humor?”