Het is vandaag 540 jaar geleden dat de Engelse koning Richard III op een bijzonder gewelddadige wijze aan zijn einde kwam op het slagveld van Bosworth. Op de schedel van Richard werden acht verwondingen ontdekt van slagen met een zwaard en een hellebaard, een groot middeleeuws steekwapen. Nadat hij met een zwaard gedood was, werd zijn lijk nog eens naakt op een paard gelegd en van het slagveld naar de stad gereden. Om te tonen ‘dat hij echt dood was‘.
A horse, my kingdom for a horse! Als u Richard III kent, is het waarschijnlijk dankzij die uitspraak. VolgensWilliam Shakespeare sprak de 15de-eeuwse Engelse koning die woorden toen hij in 1485 gedood werd door zijn opvolger, Henry Tudor. Het was het einde van de zogenaamdeWar of the Roses, een bloedige strijd om de Engelse kroon tussen twee takken van de Plantagenet-dynastie: het Huis van York en het Huis van Lancaster. Beide hadden een roos in hun wapenschild. De overblijfselen van de koning werden in 2012 gevonden in Leicester, onder een plek waar nu een parking ligt. Een van de belangrijkste archeologische ontdekkingen ooit, was het in Engeland.
Richard III was een van de meest verguisde koningen uit de Engelse geschiedenis. Hij stond bekend als een wreedaard en moordenaar, die zijn eigen neefjes zou hebben laten vermoorden om op de troon te komen. Maar dat negatieve beeld heeft hij vooral te danken aan zijn politieke tegenstanders, én aan het beeld dat Shakespeare van hem schilderde in zijn toneelstuk Richard III. Tom Lanoye vertaalde zijn naam niet voor niets als Risjaar Modderfokker den Derde in zijn vertalingen van de koningsdrama’s van Shakespeare.
Maar, met alle respect, men moet Shakespeare ook niet heiliger maken dan hij is. Zijn beschermster was nu eenmaal koningin Elizabeth en om haar ter wille te zijn, wilde hij ook wel eens de historische waarheid een draai geven. En het meest beroemde voorbeeld is precies dat van Richard III. Men moet daarbij voor ogen houden dat Elizabeth de dochter was van Anna Boleyn en Hendrik VIII, die op zijn beurt dan weer de zoon was van Hendrik VII en Elizabeth van York. Hoewel door dit huwelijk een einde werd gemaakt aan de familieoorlog tussen de huizen van Lancaster en York, bleef het toch een teer punt, ten eerste omdat de kroon daardoor definitief van de Yorks naar de Lancasters was overgegaan, maar ook omdat Hendrik VII langs moederskant afstamde van de bastaardtak van de Beauforts, waardoor hij in feite minder recht had op de troon als het tienjarige zoontje van de ongelukkige Clarence. Toch is het deze Hendrik (in het stuk heet hij nog Richmond) die zijn naam zal doorgeven aan de volgende dynastie, aangezien hij langs vaderskant afstamde van edellieden met de naam Tudor. En om de Tudors te omringen met allerlei glorieuze verhalen kwam Shakespeare uiteraard goed van pas.
Vandaar dat met name Richard III werd afgeschilderd als een vuige moordenaar, een gewetenloze misdadiger, ja een monster naar geest en zelfs naar lichaam, alhoewel dit in de realiteit helemaal niet het geval was. Het dient echter gezegd dat dit laatste ook gebeurde in de portretkunst: eigentijdse portretten van de “normale” Richard werden later overschilderd met een bochel, een lamme arm en loensende ogen, zoals recent infrarood en röntgenonderzoek heeft uitgewezen (dit doet me merkwaardig genoeg aan ons studiebezoek aan de Sovjetunie denken: naarmate de wijnvlek op Gorbatsjovs hoofd al dan niet overschilderd was, wisten we of we met de conservatieve of de progressieve vleugel van de partij te maken hadden; met dien verstande dat de realistische weergave in dit geval de “progressieve” was uiteraard).
Toegegeven, Shakespeare was niet de eerste om dit te doen. Niemand minder dan een “echte” heilige was hem daarin voorgegaan, met name Thomas More. In zijn “History of King Richard III” (uit 1520, dus geschreven amper 35 jaar na de feiten) beschuldigt hij Richard van de moord op de twee jonge prinsjes, de twaalfjarige Edward, prins van Wales, en de tienjarige Richard, hertog van York. More baseerde zich hiervoor op informatie van zijn leraar kardinaal John Morton (in het stuk de bisschop van Ely), maar dan moet men wel weten dat deze een intieme vriend was van Hendrik VII…
Recent onderzoek heeft aangetoond dat van de twee kinderskeletten die in 1674 (dus nà Shakespeare) onder een trap van de Tower werden ontdekt, niet valt uit te maken hoe oud of van welk geslacht ze waren. Maar zelfs al zouden beide prinsjes inderdààd vermoord zijn, dan nog kan men zich afvragen wie baat had bij hun dood. Niet Richard, die reeds koning gekroond was vóór de moord, maar wel… Richmond, voor wie ze vervelende rivalen waren!
Ondertussen staat alleszins vast dat Richard III een edelmoedig man was, trouw aan zijn idealen en aan zijn vrienden. Hij was als moedig bevelhebber en rechtvaardige staatsman begaan met het welzijn van Engeland. Hij was ook een beschermer van letteren en kunsten. Maar hij was wel streng voor zichzelf en voor zijn omgeving. En het is precies die stugheid en het vasthouden aan morele principes die hem nooit geliefd heeft gemaakt bij de bevolking, waardoor de vervalsing gretig werd geslikt.
Eddy Vereycken:“Het blijkt eigenlijk dat Richard een zeer wijs man was en in Gloucester b.v., waar hij oorspronkelijk hertog was, erg geliefd. Clarence was b.v. veel boosaardiger. Die heulde mee met de Franse koning. Richard is misschien wel een killer, maar dan als survivor. Als hij zijn tegenstanders niet uit de weg liet ruimen, dan zouden zij het wel met hem doen. Hij zegt ook altijd de waarheid. Als hij zegt dat Elisabeth b.v. zelf de koning een duw in de richting van het graf heeft gegeven, dan is dat de waarheid. Het is niet zo dat hij een ambitieuze rakker is voor wie alles moest wijken. Het is geen machtswellusteling, maar iemand die eens dat hij op de troon zit ongelukkig is en dingen zegt die hij niet wil zeggen. Van dan af maakt hij de ene fout op de andere. En het paradoxale is dan dat hij zijn evenwicht pas terugvindt wanneer hij op het einde bijna krankzinnig wordt. Met name als zijn geweten begint te knagen wanneer hij op het slagveld de hallucinatie heeft van al de geesten van zijn slachtoffers.”
Eddy Vereycken vertelde dit n.a.v. zijn regie van “Richard Everzwijn” dat door Hugo Claus speciaal voor de viering van 25 jaar NTG werd geschreven. Het is geen vertaling van “Richard III” van Shakespeare, ook al wijkt het wat de dramatische lijn betreft niet zo heel ver van het origineel af. Gezien in de Minnemeers op 27/4/91.
“De kromme ever” was de bijnaam voor de kreupele Richard, hertog van Gloucester (met een everzwijn in het wapenschild), die – althans in de versie van Shakespeare, de geschiedenis oordeelt milder over hem – zijn naam dan ook zou waar maken en als een “zwijn” zou regeren. Vandaar dus “Richard Everzwijn”.
Oorspronkelijk zou het stuk “Richards droom” heten, omdat het volgens Claus “moet gezien worden als Richards nachtmerrie.” Of m.a.w. wat voor Richard III een droom was, wordt uiteindelijk een nachtmerrie. Niet verwonderlijk eigenlijk, want om zijn droom (koning van Engeland worden) te verwezenlijken moet Richard, hertog van Gloucester, letterlijk over lijken gaan. Probeer even te volgen: eerst doodt hij samen met zijn broers Edward en George (in het stuk aangesproken als Clarence) koning Henry VI en diens zoon Edward. Zo komt Edward als Edward IV op de troon. En hier begint het stuk met de fameuze monoloog die Claus vertaalde als “Het is winter en ik ben niet content. Zon of regen, ’t werkt al op mijn zenuwen. Zomer of winter, ik ben er tegen. (…) Want ik ben een gestampte boer, ik kan niet rekken lijk een elastiek. Kijk ik in de spiegel en zie ik die mismaakte vent, dan keert mijn hart in mijn lijf. Nee, merci, ik zie mijn eigen liever niet; ik heb geen talent voor liefdesgymnastiek; misdeeld als ik ben (…) Nee, als ik geen vrijer kan zijn, niet in de mode, geen charmante leegganger bij de wijven, dan zal ik slecht zijn, een propere rotzak, want, houd u vast, gasten, ik heb strikken uitgezet.”
En de eerste die in zo’n strik trapt, is Clarence. Op aanstoken van Richard heeft Edward hem in de Tower laten smijten, waar hij hem door huurmoordenaars laat ombrengen. De reeds ziekelijke Edward sterft uit wroeging. Aangezien nu de twee zoontjes van Edward voor de erfopvolging in aanmerking komen, ondergaan die hetzelfde lot. Ondertussen rollen ook nog de hoofden van tal van andere personages, belangrijke en minder belangrijke, tegenstanders of handlangers, veel maakt het niet uit, want Richard vertrouwt niemand. Tot de overlevenden zich uiteindelijk in Frankrijk onder Richmond verzamelen en Richard van daaruit komen verslaan op Engelse bodem (net zoals in “King Lear” dus, merkwaardig dat voor de insulaire Engelsen de redding uiteindelijk altijd van de “froggies” moet komen). Richmond wordt dan Henry VII.
Tot zover Shakespeare en tot zover ook Claus, want de verhaallijn wordt bijna volledig behouden. In taalgebruik gaat Claus echter verder dan ooit. Het is een taalfestijn, ook al is niet iedereen altijd even enthousiast over de volkse elementen (“ik zou willen dansen, maar het is geen avance”). Maar Claus gaat nu eenmaal doelbewust de platgetreden paden uit de weg. Zo wordt zelfs de fameuze uitroep van Richard op het slagveld “Mijn koninkrijk voor een paard” tot “De hele wereld voor een paard”. Ook het slot is “typisch Claus”: Richmond houdt na zijn overwinning een betweterige toespraak die erop neerkomt dat er “nooit meer oorlog” zal zijn. Waarop de gedode Richard zich nog eens heel kwiek opricht met een krachtig “En gij gelooft dat?”…
ACT I
Scène 1: Londen, een straat
Richard Gloster is niet blij met de vredige tijd die over het land is gekomen, dus heeft hij besloten dat hij een schurk zal worden. Daarom heeft hij een brief geschreven aan Koning Edward waarin hij zegt dat zijn broer Clarence tegen hem samenzweert.
Clarence komt binnen, door Brakenbury naar de Tower gereden. Ze hebben hem verteld dat de koning in het toeval gelooft en dat het in de sterren geschreven staat dat iemand met de naam G… zal proberen hem te vermoorden. Daarom heeft hij Clarence gevangengezet, wiens christelijke naam George is.
Gloster zegt dat het de koningin moet zijn geweest die het gedaan moet hebben en hij belooft zijn broer hem vrij te krijgen.
Dan komt Hastings (die net uit de Tower is gekomen) binnen en vertrouwt Gloster toe dat de koning stervende is.
Weer alleen onthult Richard zijn plan: na de dood van de koning en van Clarence zal hij proberen de hand van Lady Anne te winnen.
Scène 2: Londen, een andere straat.
Lady Anne rouwt bij het lijk van Hendrik VI, de vader van haar echtgenoot Edward, beiden vermoord door Richard. Wanneer Gloster binnenkomt, verdoemt ze hem eerst, maar uiteindelijk stemt ze ermee in om naar zijn kasteel te gaan.
Scène 3: een kamer in het paleis.
Richard maakt ruzie met koningin Elizabeth en de andere edelen over het feit dat ze de beloningen krijgen die hij verdient. Maar wanneer de koningin-moeder Margaret binnenkomt en iedereen verdoemt en vooral Richard, omdat hij haar echtgenoot en haar zoon heeft vermoord, keert iedereen zijn haat tegen haar, omdat zij de moord op Richards vader en zijn broer Rutland heeft bevolen.
Wanneer ze allemaal weg zijn, komen er twee huurmoordenaars binnen. Richard geeft hen toestemming zodat ze vrij naar zijn broer kunnen gaan en hem kunnen vermoorden.
Scène 4: Londen, een kamer in de Tower.
Clarence vertelt Brakenbury over een droom waarin hij zijn dood voorzag. Een van de moordenaars is ontroerd door zijn smeekbeden, maar de ander vermoordt hem nadat hij de waarheid over zijn broer heeft verteld.
ACT II
Scène 1: Londen, een kamer in het paleis.
Koning Edward heeft net alle edelen met elkaar en met koningin Elizabeth verzoend, wanneer Richard binnenkomt en het nieuws van de dood van zijn broer brengt.
Scène 2: een andere kamer in het paleis.
Koning Edward is dood. Een kleine stoet edelen vertrekt naar Ludlow (Wales), waar de jonge zoon van Edward en Elizabeth, ook Edward genoemd, verblijft. Buckingham en Gloster hebben een plan om de pas verzoende edelen te scheiden.
Scène 3: Londen, een straat.
Drie burgers bespreken de politieke situatie in Engeland. Edward, die te jong is om te regeren, zal door zijn ooms worden geholpen, maar er zal ruzie ontstaan of het Gloster dan wel de familie van koningin Elizabeth zal zijn.
Scène 4: Londen, een kamer in het paleis.
Een boodschapper komt binnen om te vertellen dat Gloster en Buckingham Rivers, Grey en Vaughan gevangen hebben genomen.
ACT III
Scène 1: Londen, een straat
Edward wordt in Londen verwelkomd door zijn broer, de jonge hertog van York. Ze zullen beiden in de Tower (die destijds niet alleen een gevangenis was) blijven tot de kroning. Gloster en Buckingham worden vergezeld door Catesby, die Hastings en Stanley zal berechten om Gloster aan de troon te helpen.
Scène 2: voor het huis van Lord Hastings
Hastings is zo blij als hij hoort dat zijn drie vijanden vandaag veroordeeld zullen worden dat hij niet luistert naar Stanley, die een droom had waarin hij problemen voor zichzelf en Hastings voorzag. Hastings, hoewel hij Richard niet als koning zal erkennen, vergezelt Buckingham en Catesby naar de Tower.
Scène 3: Pomfret (waar de drie gevangenen zijn), voor het kasteel
De drie edelen worden gedood door Ratcliff (niet zichtbaar voor het publiek).
Scène 4: Londen, een kamer in de Tower
Gloster beschuldigt Hastings, zijn maîtresse Shore en koningin Elizabeth ervan hem (zijn arm!) te hebben betoverd. Ratcliff en Lovell krijgen de opdracht hem te onthoofden.
Scène 5: Londen, de muren van de Tower
Buckingham en Gloster vertellen de Lord Mayor dat Hastings hen wilde doden, zodat er geen tijd te verliezen is. De Lord Mayor gelooft hen en belooft hen dat in de stad zal worden verkondigd dat wat ze deden gerechtvaardigd was. Gloster beveelt Buckingham naar de Guildhall te gaan en daar te vertellen dat Edwards zonen bastaarden zijn. Indien nodig zou hij zelfs kunnen zeggen dat Richards vader in Frankrijk was op het moment dat Edward werd verwekt.
Scène 6: Londen, een straat
Een scribent vertelt dat Catesby het nieuws over Hastings’ dood had gebracht, vijf uur voordat hij daadwerkelijk stierf!
Scène 7: Londen, het hof van Baynards kasteel
Richard doet het voorkomen alsof hij de koninklijke glorie niet wil, maar na gesmeekt te zijn door enkele edelen (natuurlijk onder leiding van Buckingham), accepteert hij.
ACT IV
Scène 1: Londen, voor de Tower
Lord Stanley kondigt Koningin Elisabeth aan dat ze haar kinderen niet meer mag zien, omdat Richard nu koning is. Ze herinnert zich de vloek van Margaret en moedigt Dorset daarom aan om te vluchten naar Richmond, een pretendent die in Bretagne woont. Misschien kan hij ontsnappen. Lady Anna is niet blij met de kroon van koningin die ze zal dragen.
Scène 2: Londen, een staatsiezaal in het paleis
Omdat Buckingham weigert de twee prinsen te doden, huurt Richard een lage edelman in, genaamd James Tyrrell, voor dat doel. Buckingham vraagt hem het graafschap Hereford, dat Richard hem had beloofd, maar hij krijgt het niet, daarom vlucht hij ook.
Scène 3: Londen, een andere kamer in het paleis
Tyrrell kondigt de dood van de twee prinsen aan. Ratcliff onthult daarentegen dat Buckingham met een aantal Welshmen op pad is.
Scène 4: voor het paleis
Richard heeft Lady Anna vermoord. Nu wil hij met de dochter van koningin Elizabeth trouwen, anders zal Richmond dat doen. Na een heftige discussie denkt hij de koningin te hebben overgehaald. Boodschappers brengen hem het nieuws dat de edelen overal de kant van de rebellen kiezen. Buckingham wordt echter gevangengenomen. Richmond is in het westen geland en Richard verdenkt Stanley (de pleegvader van Richmond) van verraad.
Scène 5: een kamer in het huis van Lord Stanley
Stanley vertelt Urswick dat zijn zoon George door Richard zal worden vermoord als hij zijn zaken met Richmond ontdekt. Daarom kan hij hem niet persoonlijk vergezellen, maar Urswick kan hem geruststellen dat de dochter van koningin Elisabeth heeft ingestemd met zijn huwelijk.
ACT V
Scène 1: Salisbury, een open plek
De laatste woorden van Buckingham.
Scène 2: een vlakte nabij Tannworth
Richmond spreekt met zijn mannen.
Scène 3: Bosworth Field
Richard heeft een nerveuze discussie met zijn officieren. Richmond ontvangt bezoek van Lord Stanley, die belooft hem te helpen zover hij kan. ’s Nachts verschijnen de geesten van alle mannen, gedood door Richard, en verdoemen Richard, terwijl ze Richmond de overwinning beloven. Richard is bang, wanneer hij ’s ochtends wakker wordt. Richmond is echter zeker van zijn triomf. Nog een keer richten ze zich beiden tot hun troepen. Dan begint de strijd. Stanley weigert voor Richard te vechten.
Scène 4: een ander deel van het veld
Richard vecht als de duivel. Hij is op zoek naar Richmond, maar zijn paard is gestorven (“Een paard, een paard, mijn koninkrijk voor een paard!”).
Scène 5: een ander deel van het veld
Richmond doodt Richard. Stanley komt op met de kroon. Zijn zoon leeft nog. Norfolk en Brakenbury zijn gestorven. De witte en rode rozen zijn verzoend, want Richmond zal met Elizabeth (dochter van de koningin) trouwen.
Opmerking : “Richard III” is veel meer beïnvloed door Seneca dan latere toneelstukken als “Richard II”, bijvoorbeeld. Let op de metrische constructie van het stuk, bijvoorbeeld: 4, 4, 7, 5 en 5 scènes en de plaats van handeling in act 1-4 is uitsluitend in Londen (behalve één scène in Pomfret) en act 5 is volledig gesitueerd op het slagveld.
HET KARAKTER VAN RICHARD III
– Het stuk wordt, net als in Marlowe’s toneelstukken, gedomineerd door één figuur. Vanaf zijn eerste verschijning op het toneel is zijn personage duidelijk gedefinieerd (in tegenstelling tot Richard II bijvoorbeeld, die drie keer zijn beslissing over de twee “verraders” verandert). Het is een portret in zwart-wit, zonder enige schaduwen. De andere personen zijn niet gedefinieerd en hebben geen persoonlijke kenmerken. Soms worden ze zelfs bezield door een gemeenschappelijk gevoel.
– Hij is een van de sublieme creaties van Shakespeare: hij is niet wreed of ambitieus, zijn overwinning is puur spiritueel: hij onderwerpt de wereld aan zijn superieure persoonlijkheid.
– Hij is zich bewust van zijn superioriteit: zijn eenzaamheid is zijn grootsheid.
– Richard is niet immoreel maar amoreel: zijn tragedie is die van een groot intellect, dat zich niet laat leiden door morele principes.
– Hij is geen hypocriet, hij is een komiek die intens, artistiek plezier haalt uit de situaties die hij creëert. Vandaar zijn sardonische humor.
– Het keerpunt is de troonsbestijging: hij heeft zijn doel bereikt, zijn humor slaat om in bitterheid.
Referentie
Ronny De Schepper (met dank aan Karel Van Keymeulen), “Een beetje over de schreef gaan net zoals David Lynch”, De Rode Vaan nr.18 van 3 mei 1991