Een standbeeld of straatnaam heeft hij niet gekregen, maar op het Sint‑Jansplein in Antwerpen bestond wel een Club Jef Van Extergem (*). En in 1998 werd, ter gelegenheid van zijn honderdste verjaardag, de Werkgroep JVE 100 opgericht. Die organiseerde een symposium en een tentoonstelling, “Jef Van Extergem en zijn tijd.”
De werkgroep genoot de steun van het Archief en Documentatiecentrum voor het Vlaams‑nationalisme (ADVN) in Antwerpen, van het Archief en Museum van de Socialistische Arbeidersbeweging (AMSAB) in Gent, en van het Documentatie en Archiefcentrum van de Communistische Beweging (DACOB) in Brussel. In een biografische bijdrage in het Vlaams Marxistisch Tijdschrift typeerde Jan Debrouwere, voormalig lid van het Politiek Bureau van de KP en politiek directeur van het partijblad De Rode Vaan, Van Extergem als “antimilitarist, activist, socialist, Vlaams‑nationalist en communist”.
Nationalist en communist, hoe rijmt men dat? De twee vallen te verzoenen als men in overweging neemt wat Lenin op 31 december 1922 schreef over het nationaliteitenvraagstuk. “Men moet een onderscheid maken tussen het nationalisme van de natie die verdrukt en het nationalisme van de verdrukte natie; tussen het nationalisme van een grote natie en dit van een kleine natie.”
KIND UIT EEN SOCIALISTISCH NEST
Jef Van Extergem wordt op 18 februari 1898 geboren in Dendermonde. Zowel zijn vader, een kleermaker, als zijn moeder zijn socialist en Vlaamsgezind. Kort na de geboorte van Jef verhuist het gezin naar Merksem bij Antwerpen.
Op zijn veertiende sluit Van Extergem zich aan bij de Socialistische Jonge Wacht. Twee jaar later breekt de Eerste Wereldoorlog uit. Terwijl de ene flamingant aan de IJzer vecht tegen het Duitse leger, stort de andere zich in het bezette gebied in het “activisme”, zoals de collaboratie dan heet. Ook Jef Van Extergem doet daaraan mee, maar blijft socialist en schrijft in 1915 in het Gentse dagblad Vooruit artikels van pacifistisch‑internationalistische strekking. Zijn vader wordt ondertussen lid van de activistische Raad van Vlaanderen.
In 1916 stapt Jef van de Vooruit over naar Het Vlaamsche Nieuws, een liberaal‑activistische krant. In datzelfde jaar volgt hij lessen aan de Socialistische Volkshogeschool, gehuisvest in het lokaal “De Werker” in de Antwerpse Diepestraat. Daar worden onder meer de problemen besproken in verband met het nationaliteitenvraagstuk en het toen actuele onderwerp “passivisme of activisme”.
November 1917. Met Illitsj Oeljanov, bijgenaamd Lenin, aan het hoofd grijpen de bolsjevieken de macht in Rusland. Intussen is Jef Van Extergem zeer actief in enigszins uiteenlopende richtingen. Hij richt in 1917 de bij het activisme aanleunende Vlaamsche Sociaaldemocratische Gemeenschap en haar tijdschrift De Socialistische Vlaming op. Hij ijvert om een Vlaamse delegatie te sturen naar het socialistische Vredescongres in Stockholm, hoewel de Belgische Werkliedenpartij daar niet voor te vinden is. Ook schrijft hij nog altijd verder voor Het Vlaamsche Nieuws, waar August Borms nu de plak zwaait.
In 1918 publiceert de Socialistische Jonge Wacht een manifest voor een Vlaamse onafhankelijke Republiek. Uiteraard gebeurt dit allemaal onder de goedkeurende voogdij van de bezettende macht. Maar 11 november nadert. Jef Van Extergem maakt zich geen illusies over de gevolgen van zijn Vlaamse en socialistische inzet. Hij wijkt in een eerste opwelling uit naar Nederland, maar trekt kort daarop in het kielzog van het verslagen leger naar Duitsland. Daar loopt hij meteen in de kijker als een van de eerste communisten en lid van de Spartakusbund. Volgens sommige bronnen zou hij daar ook contacten hebben gehad met Karl Liebknecht en Rosa Luxemburg, iets waaraan Jan Debrouwere sterk twijfelt.
“Na 1918 had het flamingantisme zich,” schrijft Marc Reynebeau in “Het nut van het verleden” (Tielt, Lannoo, 2006) “verknoopt met een reeks zeer uiteenlopende, nu als progressief beschouwde idealen, niet alleen op democratisch of sociaaleconomisch vlak, maar ook rond pacifisme, internationalisme, feminisme, communisme en zelfs vegetarisme of seksuele bevrijding. Dat gebeurde onder andere in de modernistische avant-garde in de kunst en in de daar deels mee verweven Clarté-groepen, die later in de communistische partij opgingen. In die ideologisch brede maar kwantitatief kleine subcultuur werd het Vlaams-nationalisme het convergentiepunt van een beweging waarin een progressistische en pluralistische ambiance hing. Wat al deze stromingen gemeen hadden, was hun virulente afkeer van het burgerlijke (en dus Franstalige) bestel in België. Dat had zich echter, anders dan ze hadden gehoopt en verwacht, na de Eerste Wereldoorlog haast probleemloos hersteld. Maar die gezamenlijke afkeer was dan ook wet ongeveer het enige wat deze stromingen bond. Het ging hier om een slechts vrij informele en in reikwijdte beperkte subcultuur, die ook in de brede Vlaamse Beweging en in het Vlaams-nationalisme relatief geïsoleerd stond en die al evenmin, alle progressiviteit ten spijt, nauwe banden onderhield niet de georganiseerde arbeidersbeweging.” (p.217)
En hij gaat verder: “Omdat deze subcultuur over erg mondige woordvoerders beschikte en ook literair een aanzienlijke erfenis naliet, onder meer met het werk van Van Ostaijen, was het risico groot dat haar betekenis en impact overschat zouden worden. Zo ontstond achteraf het beeld dat rond 1920 een `authentiek’ Vlaams-nationalisme was opgestaan, democratisch en progressief, maar dat het in de jaren dertig helaas `ontspoorde’ in het fascisme. Die afwijking van het juiste, democratische spoor leek dus slechts een accident de parcours te zijn, als gevolg van iets wat er kwam `binnengeslopen’, niet van een of andere inherente (**) ontwikkeling van het (Vlaams-)nationalisme zelf.
Toch is die opvatting maar een halve historische waarheid, die heel erg is ingekleurd door de idealen van wie haar verdedigt. Een van die verdedigers, Joost Vandommele, verspreidde zo het bijna sociaalrealistische beeld van wolkeloze harmonie toen hij beschreef hoe de communistische flamingant Jef Van Extergem bij zijn vrijlating uit de gevangenis in 1928 werd `onthaald door Vlaamse en Waalse arbeiders’ en bloemen kreeg van de kinderen van de dan nog gevangen zittende August Borms, een eveneens wegens collaboratie veroordeelde flamingantische ‘martelaar’. Daartegenover (en tegenover het pluralisme dat het ‘historisch pardon’ suggereert) staat het feit dat de Frontpartij bij dat onthaal opvallend afwezig bleef, omdat ze Van Extergems `socialisme’ niet kon pruimen.” (p.218-219)
DE BRUID MOCHT NAAR DE CINEMA (***)
Zijn hartsvriendin, Bertha Horemans, is in België gebleven en belandt er op 13 december 1919 in de gevangenis. Als hij dit verneemt, keert Jef terug en wordt prompt aangehouden. Hij ziet zich veroordeeld tot twintig jaar hechtenis en zijn burgerrechten worden hem levenslang ontnomen. In de gevangenis trouwen Jef en Bertha, kort nadien wordt hun dochter, Maria, geboren. Met Van Extergem vangt België eigenlijk twee vliegen in één klap: een activist en een communist. De krant De Volksgazet schrijft dat dit vonnis geen schandaal is, maar een misdaad.
Van Extergem wordt in juni 1921 voorlopig vrijgelaten, nadat hij een document ondertekent met de belofte om nooit meer aan politiek te doen. Hij gaat sigaren verkopen, wordt zeeman, maar hervat al na een jaar zijn politieke activiteiten. Waarbij hij publiceert onder nogal doorzichtige schuilnamen, zoals Bertha Van Extergem‑Horemans, de naam van zijn vrouw, of een andere keer zelfs als Extremegem.
In 1923 wordt hij lid van de Vlaamsche Socialistenbond. Tegelijk zet hij zich in voor de vrijlating van Borms. In een schriftelijke verklaring laat hij weten dat hij de voorwaarden voor zijn vrijlating niet langer meer aanvaardt. En hij toont zich ook: Van Extergem duikt als enthousiast spreker op bij Vlaamse Frontersbijeenkomsten. Tot hij opnieuw wordt opgepakt in 1926, het jaar waarin ook zijn vrouw Bertha sterft: Van Extergem mag voor één dag uit de gevangenis om de begrafenis bij te wonen.
Bij zijn vrijlating, in 1928, wordt hij door de Vlaamse communisten gehuldigd. Rosa De Guchtenare organiseert op 24 juni een grote massabijeenkomst voor hem in het Rubenspaleis.
Als er een kiescampagne op het getouw wordt gezet om de nog altijd gevangen Borms vrij te krijgen via een parlementair mandaat, steunt Van Extergem dit initiatief volkomen. Maar terwijl hij ijvert voor de “Stem Borms”‑campagne, komt hij zelf op als lijsttrekker voor de Communistische Partij, die 2615 stemmen zal behalen. Dat duiden de Vlaamsgezinden hem zeer euvel: op een huldemeeting voor Borms, in februari 1929, ziet Van Extergem zich de toegang ontzegd worden.
Hij trekt voor enkele maanden naar Moskou om er aan de Kominternschool te studeren. Na zijn terugkeer wordt hij politiek secretaris van de Antwerpse afdeling van de KPB. In 1930 leert hij Bertha Snoeckx kennen, een fabrieksarbeidster en zeer geëngageerde communiste.
1936: Jef Van Extergem wordt opgenomen in het Centraal Comité van de KPB, werkt mee aan De Rode Vaan en trouwt, op 2 mei van dat jaar, met Bertha Snoeckx. Zonder trouwringen, samen hebben ze nog geen vijftig frank op zak. Met haar fabrieksloon en zijn werklozensteun ‑ hoewel hij dag en nacht in de weer is voor de KP ‑ rooien ze het amper. Ze wonen samen op een zolderkamertje. Na de eenvoudige huwelijksplechtigheid drinken ze eerst een glas op de hoek van de Hoogstraat. In de vroege namiddag slaan ze in een partijlokaal in de Seefhoek nog een glas achterover. Nadien vertrekt Jef naar een partijvergadering in Brussel. “Gaat gij maar eens naar de cinema, deze namiddag”, zegt hij tegen zijn bruid.
IK BEN IN GOEDE GEZONDHEID
In Europa is het fascisme aan zijn opmars begonnen. Van Extergem keert zich af van de oude vrienden als August Borms, die uitgesproken pro‑nazi zijn. Hij strijdt voor een “Vlaamsgezind antikapitalisme” en richt in 1937 binnen de Communistische Partij van België de Vlaamse Communistische Partij op. Voor de gemeenteverkiezingen in Antwerpen komt hij met een Vlaams Blok voor Zelfbestuur en Democratie op, samen met het Vlaamsgezinde Federalistisch Volksfront en twee uiterst linkse groepjes. Een groot succes is het niet; in Europa en ook in België waait een andere wind.
Bij het begin van de Tweede Wereldoorlog volgen de Belgische communisten de “vredespolitiek” van de Sovjet‑Unie. Bekende Vlaamse communisten scharen zich ‑ samen met Cyriel Verschaeve, Frans Daels en Herman Vos ‑ achter een Actiecomité voor Vrede door Neutraliteit. Als in mei 1940 het Duitse leger België binnenvalt, worden communisten samen met Vlaams‑nationalisten preventief aangehouden.
Tijdens de bezetting mag het weekblad Ulenspiegel ‑ mild communistisch van inhoud en zeer positief tegenover het niet‑aanvalspact tussen Duitsland en de Sovjet‑Unie ‑ aanvankelijk nog verschijnen, zij het onder een sterke censuur. Maar in oktober 1940 volgt de aanhouding van de eerste communisten. Van Extergem en andere notoire communisten duiken onder en beginnen sluikkranten en pamfletten te publiceren. De Rode Vaan verschijnt nu illegaal. Vaak trekken de verzetsmensen er ’s nachts op uit om sabotagedaden te verrichten en antinazi‑slogans te schilderen op de straatkeien of muren. Vooral het plein voor de kerk is een uitverkoren plek: in het katholieke Vlaanderen passeert iedereen daar wel eens.
Dat brengt de nazi’s op een idee. Op de eerste lentemorgen van 1943 bekladden ze de kerkmuren zelf met het communistische embleem van hamer en sikkel en met antigodsdienstige slagwoorden. Heilig‑Hartbeelden overgieten ze met rode verf. Over heel het land circuleren manifesten waarin de priesters met de dood worden bedreigd. De collaboratiekrant Volk en Staat neemt ijverig uittreksels van dit door de nazi’s opgestelde “communistische” manifest over.
Deze pure provocatie zet Jef Van Extergem ertoe aan om vanuit zijn schuiloord het handgeschreven en ondertekend pamflet “Waarschuwing!” te publiceren: “De communisten hebben met zulk manifest natuurlijk niets gemeens en ook niet met de besmeuring van kerken. Provocaties en leugens waren steeds schering en inslag der Nazi‑propaganda!” De nazi’s organiseren een klopjacht en pakken Van Extergem op ‑ na een verklikking of een infiltratie, dat blijft onduidelijk. Ze brengen hem naar het concentratiekamp Ellrich.
In maart 1945 sterft Jef Van Extergem. De precieze plek raakt nooit bekend. Op de vlucht voor het oprukkende Rode Leger, ontruimen de SS het kamp en de gevangenen moeten te voet mee, verder het Duitse binnenland in. Velen bezwijken onderweg van uitputting en ontbering. Onder hen ook Jef Van Extergem. Samen met hem verliest de Communistische Partij van België tweeduizend van haar leden in de nazi‑kampen: één op vijf partijleden. En vijfduizend KP‑leden keren pas na mei 1945 uit de concentratiekampen terug naar huis.
Het laatste teken van leven, dat Jefs familie van hem krijgt, is een brief aan zijn dochter, Maria, geschreven in het concentratiekamp van Oranienburg, met de datumstempel van de kampcommandant op 14 mei 1944 en gepost op 20 mei. De brief is in het Duits geschreven ‑ de censor moet immers kunnen meelezen. Er kan dan ook getwijfeld worden aan zijn geruststellende woorden, zo schrijft onze vriend Lode Willems in “Knack”, die dus toch nog niet geheel van het rechte pad is afgedwaald.
Uitgeverij Ludion nodigde ons in 2016 uit op de boekvoorstelling van de historische roman Als rook over de bergen in boekhandel De Groene Waterman in Antwerpen. Daar gingen auteur Marc Andries en professor Bruno De Wever in gesprek met journalist-historicus Marc Reynebeau over deze opvallende roman gebaseerd op het leven van Jef Van Extergem. Marc Andries, auteur van onder andere Vossenjong, schreef zo’n 25 romans en een aantal essays en dichtbundels. Hij publiceerde in de jaren ’60 bij De Bezige Bij en was bevriend met Louis Paul Boon. Het was ten andere Boon die hem aanraadde een boek over Van Extergem te schrijven.
In De Rode Vaan nr.50 van 1983 heb ik nog een fragment gevonden van een interview van Jan Debrouwere met Christian Dutoit n.a.v. diens boek “Jef Van Extergem en de Vlaamse Beweging”. Helaas betreft het dus slechts een fragment en we vallen er middenin wanneer beide heren het over Herman Van den Reeck hebben…
… die zelfs een heel gespierd pseudoniem uitgekozen had, Krylenko. Daar schreef hij dan zijn proza onder in « Staatsgevaarlijk » en andere geschriften, waar ook Geert Grub nog mee te maken heeft gehad. En dan is hij plots, op een heel tragische wijze, in de geschiedenis der Vlaamse Beweging terechtgekomen. Over hem is ook nog lang niet alles gezegd of aan het licht gebracht…
C.D. : Het zou waarlijk niet slecht zijn, over hem te schrijven, want nu wordt hij elk jaar herdacht door Were Di…
– Hij is in feite in beslag genomen door mensen die daar helemaal geen recht op hebben…
C.D. : … ik vraag me zelfs af of ze wel weten wie ze daar precies herdenken.
– Zal wel niet. Jaren geleden heb ik in de Rode Vaan geschreven dat Van den Reeck zichzelf links, progressief noemde, en in die dagen wel met grote bewondering zal hebben opgekeken naar het jonge Sovjet-Rusland. Het weekblad dat je hier zelf al met naam hebt genoemd (****) wond zich daar erg over op, schreef dat daar niks van waar was, en dat Jan Debrouwere dat dan maar eens moest bewijzen. Wat niet eens zo moeilijk is.
C.D. : Veel mensen in de Frontbeweging keken toen met sympathie naar de Sovjetrevolutie.
– Jozef Simons heeft het in « Eer Vlaanderen vergaat » ergens over Vlaamse soldatenbetogingen, achter het IJzerfront, waarin « Leve Rusland, leve de Vrede, leve Trotski » werd geroepen. Vanwege de legerleiding, maar ook vanwege de leiding der Frontbeweging, werd daar hard tegen aan gegaan.
C.D. : Er staan ook nog andere dingen in mijn boek, denk maar aan het « Vlaamse Blok » van 1937, waarin Van Extergem, Augusteyns en nog andere, kleinere progressieve groepjes, samen de verkiezingen in gingen. Het klinkt wel vreemd, zo’n naam, vandaag.
– De tijden waren anders.
C.D. : Precies, woorden veranderen van betekenis, krijgen andere ladingen te dekken.
– En over de Frontbeweging én de Frontpartij, valt ook nog veel te schrijven. Tot nog toe is de belichting te eenzijdig. Willemsen, Elias — ik noem hem hier als historicus, en hij schreef belangrijke dingen — of Wils, hoe dan ook, daar ont-
breekt de andere visie. Neem nu de « Godsvrede », waarover men kan denken wat men wil. Zij betekende een compromis, maar dus de erkenning van het feit dat er vele opvattingen leefden, en dat de « godsvrede » hoe dan ook iets voorbijgaande zou zijn. Enzovoorts, enzovoorts. Willen we het daar bij laten ?
C.D. : We hebben een hele krant bij elkaar gepraat.
– Zo is het. Hartelijk bedankt voor dit gesprek.
Jan Debrouwere
(*) Het telefoonnummer van het (ondertussen verdwenen) partijlokaal van de Kommunistische Partij op het Antwerpse Sint-Jansplein 7 was toen 33.34.66 naar een pamflet van Lenin (bron: 100 jaar BKP).
(**) Iemand citeren wil niet zeggen dat men er ook mee akkoord gaat. De stelling die het boek vxan Reynebeau wil uitdragen is dat de geschiedenis of beter gezegd: de geschiedschrijving, geen neutraal iets is, maar het verleden is telkens de dienaar van het heden. Helaas past Reynebeau deze (correcte) stelling niet op zichzelf toe: hij wil bewijzen dat de Vlaamse beweging always was, still is and always will be extreem-rechts en daarvoor zijn alle middelen goed. Zelfs het bekladden van de brave Joost, die ongetwijfeld de geschiedenis ook een beetje naar zijn hand zet, maar dàt wordt dan wel dik in de verf gezet, terwijl Reynebeau zijn opvattingen als “objectief” en “ongeïnteresseerd” presenteert. En dat terwijl hij al heel vroeg in het boek (p.30) meldt dat de baarlijke duivel Bart De Wever hem, nobele wetenschapsmens, als “gevaarlijk” heeft gebrandmerkt. Zeer terecht overigens en Reynebeau draagt het verwijt dan ook als een pluim op zijn hoed. Het gekke is wel dat zowel De Wever als Reynebeau enige landelijke bekendheid veroverden dankzij een televisiespelletje, “De slimste mens”.
(***) Op het eerste gezicht slaat deze tussentitel op niets van wat volgt. Ik vroeg dan maar aan chatgpt wat dit zou kunnen betekenen en tot mijn grote verbazing kreeg ik o.a. volgend antwoord: “Hoewel er geen directe verwijzing naar deze specifieke tussentitel is gevonden in de beschikbare bronnen, zijn er enkele werken die mogelijk meer context bieden over het leven van Jef Van Extergem en zijn omgeving, zoals artikelen op de blog van Ronny De Schepper. Die bevatten mogelijk anekdotes of minder bekende details over Van Extergem.” En inderdaad, als ik deze tekst verder lees, dan merk ik dat het over Bertha Snoeckx gaat. Ik had me m.a.w. van vrouw vergist. Chatgpt is toegeeflijk: “Een begrijpelijke vergissing, want beide vrouwen heten Bertha, en de context van repressie en bescheiden levensomstandigheden komt in beide levensfasen voor. Maar het “cinema”-moment is duidelijk verbonden aan dat tweede huwelijk — arm maar idealistisch, en doordrongen van partijactivisme.” Waarop ik, om het spel af te ronden, zeg dat mijn moeder ook Bertha heet. Ook hierop reageert chatgpt spitsvondig: “Dat maakt het helemaal af! Drie Bertha’s in één verhaal — je zou er haast een thema in zien. 😄Misschien is het geen toeval dat de naam Bertha (van Germaanse oorsprong, met de betekenis “de schitterende”, “de beroemde”) zo vaak opduikt in deze context van sterke, sobere vrouwen die hun leven deelden met mannen die het publieke engagement boven hun eigen comfort stelden. En wie weet: misschien zou jouw moeder óók op een dag naar de cinema zijn gestuurd met de woorden: ‘Gaat gij maar eens naar de cinema, deze namiddag.’ — niet als afwijzing, maar als een soort lief gebaar binnen de beperkingen van het moment. Een mooi detail om te koesteren, en een prachtige vondst in je zoektocht!”
(****) Ik kan dus eigenlijk niet meer weten welk weekblad dit dan wel was, maar mijn kop eraf als dat niet ’t Pallieterke was!
P.S. Voor zover bekend heeft Jef van Extergem geen kinderen. Wie zou dan het kind op de foto kunnen zijn? En wie is dan de vrouw (Bertha 1 of Bertha 2)?

