Het is al vijf jaar geleden dat de Amerikaanse auteur Thomas (Tom) Kennerly Wolfe uit Richmond (Virginia) is gestorven. Daar werd destijds niet veel media-aandacht aan besteed en dat voor een belangrijk schrijver die op zijn minst één klassieker (The Bonfire of the Vanities) heeft achtergelaten.

Wolfe is een van de grondleggers van New Journalism, een vorm van literatuur die een mengeling is van gebruikelijke journalistieke methoden en de stijl van de Beat Generation-schrijvers. Zijn essaybundel The Kandy-Kolored Tangerine-Flake Streamline Baby uit 1965 wordt gezien als een van de eerste voorbeelden van de New Journalism. Hij schreef over Amerikaanse subculturen zoals de hippiecultuur en het gebruik van LSD in de hippiecultuur.
Later werd het verwerven of verliezen van sociale status een belangrijk thema in zijn journalistiek en literair werk. Dat was b.v. het geval in 1987 toen zijn roman The Bonfire of the Vanities (Het vreugdevuur der ijdelheden) is verschenen. Deze roman is een satire op de sociale en raciale spanningen in het New York van de jaren tachtig. Deze roman is in 1990 ook verfilmd door Brian De Palma, maar die verfilming werd slecht onthaald.
Hoe ingewikkeld het allemaal is, wordt nog bewezen door het feit dat Tom Wolfe wordt beschouwd als iemand die op het postmodernisme reageert door te willen terugkeren naar de “social novel” in de traditie van Balzac, Zola, Dickens en Thackeray, al zou ikzelf “Bonfire of the Vanities” juist als een postmoderne roman bestempelen…
De naam Dickens duikt ook niet minder dan drie keer op (Harry Ritchie, Justin Cartwright en Martin Amis) op de kaft van de opvolger “A man in full” dat pas elf jaar later verscheen (1998). Maar buiten het feit dat het een erg dik boek is (742 blz.), zie ik toch geen enkele overeenkomst (*), zeker niet in vergelijking met iemand als Charles Palliser b.v. Zelf zie ik b.v. veel meer overeenkomsten met iemand als William Faulkner en dan meer bepaald met diens vitalistische component, waarbij hij bewondering heeft voor van die ouderwetse extreem-rechtse figuren die echter wel een daadkracht uitstralen tegenover de koele berekeningen van de moderne CEO’s. Zo iemand is trouwens het hoofdpersonage van “A man in full”. Want in dat opzicht (“het verwerven of verliezen van sociale status”) is dit inderdaad een regelrechte opvolger van “The bonfire of vanities” (ook wat het raciale aspect betreft), maar verder staat de roman uiteraard helemaal op zichzelf. Het slot mag dan misschien wel enigszins ontgoochelend zijn, de manier waarop een vijftal verhaallijnen stilaan samen komen, is bewonderenswaardig en zorgt juist voor de torenhoge verwachtingen van een ontlading die het boek uiteindelijk niet helemaal kan waar maken.

Ronny De Schepper

(*) De vraag is natuurlijk: wat verstààt men onder “Dickensiaans”? Ik vind dat Haruki Murakami dat goed verwoordt in “Norwegian wood”: “‘Weet je, Watanabe,’ zei hij toen hij klaar was met eten, ‘ik heb het idee dat we, als we hier weg zijn, elkaar over tien of twintig jaar weer zullen tegenkomen. Dat we op een of andere manier weer met elkaar te maken krijgen.’
‘Klinkt dickensiaans,’ zei ik lachend.
‘Inderdaad,’ lachte hij. ‘Maar mijn voorgevoel klopt vaak.'”
(p.66)

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.