Als ik Jan Verheyen de Vlaamse Quentin Tarantino zou noemen, dan zou er hier en daar nogal wat hoongelach opstijgen. En toch is het in zekere zin waar. Zijn liefde voor de film als zodanig is zeker even groot. Ik zou zelfs durven beweren dat hij QT hierin nog overtreft. Hoorde ik iemand niet onlangs beweren dat Tarantino graag vrienden uitnodigt om bij hem naar een film te komen kijken. “En dan haalt-ie de popcorn boven en kijkt met ons mee,” sprak die acteur. Wel, dat zou Jan Verheyen nooit doen. Hij heeft een hekel aan popcorn in de cinema en terecht!!!
Voor Jan Verheyen ben ik een blinde vlek. Telkens ik hem ontmoet, moet ik hem uitleggen dat we zijn opgegroeid in dezelfde buurt (de wijk Hollebeek in Temse), dat we naar dezelfde school gingen (het college in Sint-Niklaas) en dat we daarna voor hetzelfde regionale weekblad (De Voorpost) schreven (*). Toen zijn eerste film (“Boys”) uitkwam, heb ik hem uitgebreid geïnterviewd voor “Graffiti” (zie hier) en later zijn we elkaar nog enkele keren tegen het lijf gelopen.
Toch moet ik, telkens ik Jan Verheyen ontmoet, deze voorgeschiedenis weer herhalen, want hij vergeet steeds opnieuw wie ik ben. Ik denk zelfs dat er geen kwaad opzet mee gemoeid is. In “Boys” komt wel een onaangename vrouw voor die De Schepper heet, maar het lijkt me eerder toeval, geen wraakactie zoals Stafke De Schepper in “Blueberry Hill” van (scenarist) Walter van den Broeck. Nee, ik ben echt een blinde vlek voor Verheyen. Als hij een prachtige vrouw was, dan zou het mij tot wanhoop drijven, maar dat is hij gelukkig niet en een dergelijk “onzichtbare man”-scenario ben ik tot nu toe bij niemand anders tegengekomen (**), dus ik heb ermee leren leven.
THE LITTLE DEATH
Begin 1995 kreeg Jan plotseling een telefoontje uit Hollywood met de vraag of hij daar de erotische thriller “The Little Death” (la petite mort, heeft u ‘m?) wou regisseren. De onafhankelijke firma Island Film Productions (een nevenafdeling van de gelijknamige platenfirma) wilde juist wegens het erotische aspect een beroep doen op een Europees regisseur, maar dan wel één die in een Amerikaanse stijl filmt. En nu kun je van ‘Boys’ veel zeggen, maar het is zeker een hommage aan de mainstream Amerikaanse filmstijl. Die vraag kwam van de productrice van ‘The Innocent’ van John Schlesinger, maar zij was wel de enige die ‘Boys’ had gezien. Ze vroeg dus een copie op en “ik weet niet wat ze daar hebben zitten roken tijdens die screening, maar men ging dus wel akkoord,” aldus Jan zelf.
“Dat verblijf in Amerika werd verre van een succes. Niets ging zoals het hoorde te gaan en heimwee vrat aan mij. Ik besefte al snel dat ik een plek waar ik het goed had, had ingeruild voor een plek waar ik me niet goed voelde. Het succes van mijn eerste film, mijn lief, ik liet het allemaal achter. En op de set van The Little Death was er niets dan ruzie en spanningen. Doodongelukkig was ik. Elke avond, elk weekend zat ik alleen. Ik wilde naar huis. De enige reden dat ik niet meteen op het vliegtuig stapte, was dat ik mijn werk wilde afmaken en niet met de staart tussen de benen wilde terugkeren. Dus vluchtte ik in mijn werk. In de drank vliegen was helaas geen optie, want ik drink geen alcohol.”
In “The little death” speelt J.T.Walsh een succesvol zakenman die voor een tweede maal gehuwd is met een veel jongere vrouw. Dat is geen succes en dat wordt nog erger als zijn volwassen zoon uit zijn eerste huwelijk terug bij hem komt wonen. Want uiteraard ontstaat er een erotisch geladen spanning tussen zoon en stiefmoeder. Daarbij komt nog dat deze laatste hardnekkig wordt belaagd door iemand die smoorverliefd op haar is. De release viel uiteindelijk tegen (Verheyen kreeg natuurlijk geen director’s cut), maar hij kon weerwraak nemen met “Alles moet weg”.
ALLES MOET WEG
Oorspronkelijk zou Bart Peeters de hoofdrol vertolken (Tony), terwijl Jan Decleir Andreeke-met-de-Harley-Davidson zou spelen. Maar aangezien alle homoseksuele referenties door producer Daniël Van Avermaet uit het boek werden gehaald, distantieerde Tom Lanoye zich van de verfilming (en verleende hij ook niet langer zijn medewerking aan het radioprogramma van Van Avermaet, de Perschefs). Na een breuk tussen Verheyen en Van Avermaet kwam de film er toch, deze keer zelfs met een scenario van Tom Lanoye en met in de hoofdrollen Stany Crets, Peter Van Den Begin, Bart De Pauw en Jaak Van Assche.
Nu kreeg Jan Verheyen plotseling bijval vanuit een hoek die normaal op zijn kop schijt, maar het siert hem dat hij daar feestelijk zijn broek aan veegt en steeds zijn eigen gang blijft gaan (***). Naast gesmaakte optredens in “De commissie Wyndaele” en “De rechtvaardige rechters” betekende dat b.v. ook dat de voetbalonkundige Jan Verheyen niet minder dan drie voetbalfilms, telkens naar Nederlands voorbeeld heeft gedraaid. “All Stars” van Jean van de Velde uit 1997 werd in 2000 “Team Spirit” en “In Oranje”, ook uit 1997, maar dan van Joram Lürsen werd “Buitenspel” in 2005. Dat jaar werkte Jan trouwens mee aan het scenario voor een Nederlandse film, de over the top actiekomedie “Vet hard” van Tim Oliehoek, waaraan ook tal van Vlaamse topacteurs hun medewerking verleenden (Jaak Van Assche, Kürt Rogiers, Bert André – eigenlijk een Nederlander, maar door ons geadopteerd – en Peter Van den Begin in een totaal van de pot gerukt cameo-rolletje).
Tussendoor draaide Jan in 2003 ook nog “Team Spirit 2”. Als hij dan in 2010 “Zot van A.” draait, een romantische komedie die alweer een remake is van een Nederlandse film, namelijk “Alles is liefde” uit 2007 naar een scenario van Kim van Kooten, wordt hij daarop afgerekend door Humo (“Als ik van slechte wil was, zou ik het gemakkelijke successen noemen”). Daarop antwoordde hij het volgende: “In de muziekwereld krioelt het van de covers en in het theater kauwt men al vierhonderd jaar op het lijk van Shakespeare, maar als het over films gaat, heerst de bizarre moraal dat de allereerste verfilming van een scenario de énige is, tot het einde der tijden. Ik ben het daar geweldig mee oneens.”
DOSSIER K.
Tussendoor had hij in 2009 ook “Dossier K.” gedraaid naar het boek van Jef Geeraerts, zoals hij mij ook in een mailtje n.a.v. die “blinde vlek” liet verstaan:
“Hartelijk dank voor deze onversneden brok nostalgia. Grappig om zo’n oud interview terug te lezen en vooral verrassend hoe ik in essentie nog steeds hetzelfde denk over een aantal onderwerpen (onze zelfuitgeroepen culturele elite, bijvoorbeeld…). Ik schaam me dood dat ik je nooit herken, maar dat is – zoals ik je ongetwijfeld al een paar keer heb uitgelegd – écht een soort afwijking. Ik heb dat voortdurend, en zelfs met mensen die ik van veel dichter heb gekend dan jou. Ik zou voorbeelden kunnen geven, maar dat durf ik zelfs niet… Jammer overigens dat je alleen ‘Boys’ en ‘Alles Moet Weg’ heb gezien. ‘Buitenspel’, ‘Vermist’ en ‘Los’ zou ik je zeker durven aanraden, en de eerste ‘Team Spirit’ zit eigenlijk nog veel dichter in de buurt van mijn favoriete Amerikaanse jongerenfilms dan ‘Boys’ (die overigens pijnlijk gedateerd is, net zoals de meeste van de films van John Hughes – met als spectaculaire uitzondering het nog steeds gewéldige ‘Ferris Bueller’s day off’). En ook al kom je niet veel meer buiten, ik hoop wel dat je in december naar ‘Dossier K.’ zal gaan kijken, mijn tiénde film alweer.”
Helaas zal het weer wachten zijn tot “Dossier K.” op televisie te zien is, want ik ben uiteindelijk toch niet gegaan. Toch is Jan met deze “sequel” op het succesrijke “De Zaak Alzheimer” van Erik Van Looy blijkbaar niet op ‘nen bec de gaz gelopen. Met 425.000 bezoekers haalde hij weliswaar niet de 750.000 van “Alzheimer” (die daarmee de vijfde best bezochte Vlaamse film aller tijden is, op kop staat een andere film van Erik Van Looy, “Loft”, met 1.186.000 bezoekers; en, nee, daar was ik alweer niet bij), maar het is toch zijn best bekeken film tot nu toe, zij het dat zijn nieuwste film, “Zot van A” (2010), een romantische komedie, genre “Love actually”, die door de pers vrolijk werd afgebroken, toch blijkbaar z’n weg naar het publiek heeft gevonden. Zodanig zelfs dat deze uiteindelijk ongetwijfeld nog beter zal scoren dan “Dossier K.”
Hoe de publieke reactie was op “Los” weet ik niet, maar nu ik de film onlangs op televisie heb gezien, zal me dat wel benieuwen. Zelf heb ik geamuseerd zitten kijken (o.a. naar Ruddy Sommereyns op een ezel), maar ik ben wel blij dat ik er geen recensie over hoef te schrijven! (****)
“Vermist” (2007) heb ik ook enkel op televisie gezien (ook een aantal afleveringen van de daarop volgende televisieserie trouwens) en wel kunnen appreciëren, ja, zij het slechts na een kwartier of nog iets langer, omdat het begin van de film ontsierd wordt door een zeer nerveuze cameravoering. Het is niet echt duidelijk of dit een stijlkenmerk was van cameraman Bart Bleuze, of dat het Jan Goossen was die daar met zijn montage had voor gezorgd, maar het is natuurlijk altijd de regisseur die hiervoor de eindverantwoordelijkheid draagt.
HET VONNIS
Eind 2013 volgde dan “Het vonnis”, een film die men zowel bij de courtroom dramas als bij de wraakfilms kan indelen. In Het Nieuwsblad van 2 november 2013 vertelt hij er wat zinnige dingen over: “Dit onderwerp houdt me bezig sinds ik enkele jaren geleden dat groepje Oost-Europeanen met een grijns van oor tot oor de gevangenis van Gent zag verlaten na een procedurefout. Dat was trouwens de directe aanleiding voor Het Vonnis. Ik heb me in het onderwerp verdiept om het debat te kunnen mogen voeren. En het publiek is ondertussen mee, denk ik. (Schamper) Justitie doet overigens hard haar best om me te helpen. Denk maar aan de zaak van die prins die vrijuit gaat wegens een procedurefout.”
– Je film hekelt procedurefouten, maar advocaten voeren aan dat het net de procedures zijn die een correcte rechtsgang verzekeren en ons behoeden voor willekeur.
J.V.: Dat klopt, maar misschien moeten we beginnen met diegene te bestraffen die de procedurefout heeft gemaakt in plaats van de hele bewijslast nietig te verklaren. Kijk, bij een zware overtreding in een voetbalmatch geef je een gele of rode kaart aan wie de overtreding beging, maar je verandert toch niet de uitslag van de hele wedstrijd? (Klopt geërgerd op tafel) Wat me stoort, is dat criminelen vetbetaalde procedureadvocaten inschakelen om met hun gesjoemel weg te komen. Ze rekken de zaak door almaar nieuwe onderzoeksdaden te vragen of door een dossier in – godbetert – het Tsjetsjeens te laten vertalen. Dat is stuitend. Dat bezorgt de burger, die zijn belasting en parkeerboetes correct betaalt, een gevoel van machteloosheid.
– Ben jij ooit onrechtvaardig behandeld door Justitie?
J.V.: Ik huurde vroeger een appartement in Antwerpen. Op eigen kosten bracht ik er veel verbeteringen in aan. Maar toen ik eruit ging, kreeg ik doodleuk mijn huurwaarborg niet terug omdat mijn flat zich niet meer in de oorspronkelijke staat bevond. Het kwam tot een proces en uiteindelijk besloot de rechter de koek in twee te delen. Op het einde van de rit had ik meer kosten gemaakt dan wat ik aan die borg zou zijn verloren. Maar het ergste is dat die simpele zaak zeven jaar aansleepte. Alles gaat zó traag in dit land. Komaan, vijftien jaar geleden stelde Touring al voor om takelwagens op de pechstrook te laten rijden en dat is nog altijd niet geregeld. (Opgewonden) Hoe fucking moeilijk kan het zijn om een takelwagen een sirene en een zwaailicht te geven en hen op de pechstrook te laten rijden?
Misschien is het dààrom wel dat Jan Verheyen bij de mede-oprichters van de Gravensteengroep behoort, want die vertragingsmanoeuvres komen meestal van Waalse en/of PS-kant…
HET TWEEDE GELAAT
Begin april 2014 maakte producent Peter Bouckaert bekend dat er groen licht werd gegeven voor de derde ‘Vincke en Verstuyft’ thriller en dat Koen De Bouw en Werner De Smedt zouden terugkeren in de hoofdrollen. Jan Verheyen werd na Dossier K. aangesteld als regisseur van “Het tweede gelaat”. Het scenario werd geschreven door Carl Joos en werd gebaseerd op het boek Double Face van Jef Geeraerts. De nadruk ligt deze keer vooral op een conflict tussen Vincke en Verstuyft en is mede daarom minder geslaagd dan “Dossier K.”. Ook het verhaal is minder geloofwaardig, maar daarvoor zou ik het boek van Jef Geeraerts eens moeten lezen om te zien wie hier in de fout is gegaan.
DE COLLEGA’S 2.0
Scoren de “ernstige” films van Jan Verheyen dus behoorlijk goed, dan is het heel wat anders wat zijn komedies betreft. “De Collega’s 2.0” b.v. ging grandioos de mist in. In een interview met Jo De Ruyck in De Standaard van 12 februari 2019 geeft Jan zelf tekst en uitleg: “We staan op 135.000 toeschouwers, wat met de vertoningen in cultuurcentra naar pakweg 140.000 zal klimmen. Maar daar houdt het dan wel op. Voor een publieksfilm die met privégeld werd gefinancierd, zoals De collega’s 2.0, hadden we tussen 200.000 en 300.000 toeschouwers nodig om uit de kosten te komen. En dat is niet gelukt. Dat steekt. Het beschadigt mij, mijn merk.”
Wie scheurt zijn broek aan ‘De collega’s 2.0’? vraagt De Ruyck.
‘Iedereen die zijn nek heeft uitgestoken. De producent, de distributeur. Dat is geen fijn gevoel.’
Lijd jij financieel verlies?
‘Ja, en we spreken over een paar tienduizend euro. Velen zijn met “foute” verwachtingen naar de bioscoop getrokken. Velen voelden zich bekocht omdat de originele collega’s slechts even in beeld kwamen. Ik had ook moeten beseffen dat de collectieve herinnering met de tijd verkleurt. Toen ik de film aankondigde, klampten mensen me aan: dat wordt lachen! Iedereen is blijkbaar vergeten dat De collega’s bij momenten een wrange, harde reeks was.’
Je hoorde ook dat ‘De collega’s 2.0’ op het einde wat ‘F.C. De Kampioenen’ werd.
‘Daar ben ik zelf absoluut in de fout gegaan. Het publiek had blijkbaar geen boodschap aan de teambuilding waarin het een beetje Louis de Funès werd. Niemand dacht: aha, een hommage aan De Funès. Wel: shit, nu wordt het slapstick à la FC De Kampioenen.’ Los van de vierde Kampioenen-film, ga ik op korte en middellange termijn geen komedies meer draaien. Ik heb vastgesteld dat het een moeilijk genre is.’
Ronny De Schepper
(*) Ik moet wel toegeven dat ik de artikels van Jan destijds niet (of misschien enkel oppervlakkig, zodat ik ze vergeten ben) heb gelezen. En dat had ik beter wél gedaan, want nu, dertig jaar later, stel ik vast dat hij het ook soms over films op televisie had, zodat hij in het vaarwater kwam van mijn rubriekje “hebjetgezien“. Had ik dat geweten dan had ik misschien op zijn suggesties kunnen inspelen. Maar goed, gedane zaken nemen geen keer. En alhoewel dat oude artikel dat ik nu toevallig in handen heb gekregen, niet representatief is (het gaat namelijk over een slechte film), dan leer ik uit zijn (naar eigen zeggen: veel te lange) inleiding toch hoe hij tegen filmkritiek aankijkt: “Een filmcriticus hoeft niet persé een gefrustreerde vitter te zijn die kwijlend van genoegen alsmaar films de grond inboort. (…) Het is nog steeds de taak van ‘iemand die zich met film bezighoudt’ voornamelijk de goede film onder de aandacht van de lezer te brengen.” Later zou ik bij mijn knipsels dan toch nog een “bruikbaar” artikel aantreffen, dat ik dan ook op mijn blog heb gezet.
(**) ‘k Zou liegen. In de straat woont er hier een oud besje en bij haar is dat ook het geval. Ze heeft vroeger zelf nog een winkeltje gehad en toen was ik één van haar vaste klanten. Toen ze met pensioen ging, groette ze me nog steeds hartelijk als ze me tegenkwam, maar dat verminderde stelselmatig. Nu loopt ze me zonder blik van herkenning voorbij. Ik denk dat ik op een gedeelte van haar harde schijf sta dat reeds “erased” is. Dat zal het bij Jan ook wel zijn, ongetwijfeld.
(***) “Men spreekt soms over een economie met twee snelheden, wel, iets dergelijks doet zich ook in de kunsten voor. Zeker in het theater, waar je een kleine groep zelfuitgeroepen intellectuelen hebt die eigenlijk vooral dingen voor zichzelf maken. Stany Crets heeft onlangs nog gezegd: ‘Theater is eigenlijk alleen belangrijk als je er zelf mee bezig bent.’ (…) Want ik ben ervan overtuigd dat er bij het Toneelhuis nog altijd mensen in shock zijn omdat de voorstellingen die zij hebben gemaakt, niet hebben bijgedragen tot een politieke kentering in Antwerpen. Die denken dat men door in zijn blote kont op het podium te gaan staan het fascisme een duidelijk en krachtdadig halt kan toeroepen. Dan vraag ik mij af of die mensen naïef of arrogant zijn.” (Jan Verheyen in Knack van 20/12/2000)
(****) Zij het dat ik het dan eerder heb over de roman van Tom Naegels waarop het boek is gebaseerd dan over de film zelf. Voor zover ik kan nagaan, moet men trouwens ook het boek gelezen hebben om de titel te kunnen verklaren, alhoewel men zich op basis van de film wel een idee kan vormen natuurlijk. Overigens zat er weer een “De Schepper” in de film. Deze keer heette hij Gerard. Het was in de openingsscène van de film en zelfs dàn was hij al dood. Met andere woorden, het was totaal overbodig. Het lijkt dus wel een running gag te worden in de films van Jan. Volhouden, Jan!
Referenties
Ronny De Schepper, “Wonderboy Jan Verheyen debuteert met filmkomedie”, Graffiti december 1991.
Frederick Vandromme, “Voor al uw remakes: één adres!”, Humo 22 december 2009.
Jan Verheyen, “Hooper: eindelijk nog eens ’n slechte film!”, De Voorpost 16 februari 1979.