In mijn artikel over de Wereldtentoonstelling in Gent in 1913 heb ik reeds vermeld dat het geen toeval was dat uit datzelfde jaar ook het socialistische feestpaleis Vooruit dateert (foto Anakinvw op de Nederlandstalige Wikipedia): de socialisten wilden immers een tegenhanger voor dat burgerlijke symbool, om hun voet naast die van de textielbarons te plaatsen.
Het Feestlokaal van Vooruit werd ontworpen door Ferdinand Dierkens en werd gebouwd tussen 1911 en 1913. Het gebouw is genoemd naar de socialistische verbruikersorganisatie (of coöperatie) Vooruit (1891-1970), die door onder anderen Edward Anseele uit de grond werd gestampt om de fabrieksarbeiders te beschermen tegen het grootkapitaal. In de “kunstentempel Vooruit” konden arbeiders tegen erg democratische prijzen eten, drinken en van cultuur genieten.
Vooruit was dus oorspronkelijk het feest- en kunstencentrum van de Gentse arbeidersbeweging, met een feestzaal (balzaal), cinema, theatergroep, enzovoort. Na de Tweede Wereldoorlog verloederde het gebouw echter, al ben ik er nog vaak voor een appel en een ei naar oude films gaan kijken, die men niet meer kon zien in de commerciële bioscopen. Om nog te zwijgen van de oudjes die wekelijks op post waren voor hun thé-dansant (letterlijk, in de namiddag dus).
Maar ja, van de oorspronkelijke grandeur bleef er dan niet veel meer over en dus kregen eind jaren zeventig vier musketiers, met name Erik Temmerman, Rik Vandecaveye, Paul Teerlinck en Daan Bauwens van de Gentse socialistische beweging gedaan dat ze de wegkwijnende mastodont van het Vooruit-gebouw nieuw leven mochten inblazen. Dat mondde in 1982 uit in het kunstencentrum Vooruit dat sindsdien een begrip geworden in kunstminnend Vlaanderen door een heel eigenzinnige programmatie die vaak erg op haar tijd “vooruit” is. Of zoals de gewezen artistiek directeur Daan Bauwens het uitdrukte: “Wij zijn geen snackbar voor cultuurliefhebbers.”
Geen snackbar misschien, maar toch ook geen vijfsterren-restaurant, want dat publiek van Vooruit is toch wel een eigenaardig iets. Het is het zuiverste bewijs dat elitaire cultuur niet langer aan de maatschappelijk-elitaire klasse toebehoort. Al is er wel een nieuwe vorm van snobisme voor in de plaats gekomen. Het “doen alsof” men het snapt b.v., terwijl men er de ballen van afweet.
Zo kan het publiek in Vooruit lijdzaam zitten luisteren naar de eerste de beste eskimo op een trommelke, zoals iemand het formuleerde, zonder te weten of dit nu echt authentieke volksmuziek is of ze door een of andere charlatan bij de neus worden genomen. Akkoord, zelf zou ik dat onderscheid ook niet kunnen maken, maar ik ga er dan ook niet naartoe, snap je?
Want als het dan toch al eens iets is waarover ik kan meepraten, zoals de Händel-opera “Tolomeo” in een moderne Transparant-productie b.v. Als ik me dan na afloop laat ontvallen dat ik eigenlijk niet zo van Händel hou, krijg ik als antwoord: “Ja, je moet natuurlijk wel houden van zo’n hoge mannenstemmen.” Dus blijkbaar hadden die grote supporters nog nooit (van) een contratenor gehoord!
Naast dergelijke stommiteiten wil men dan ook graag eens uit zijn rol stappen en de “volkse cultuur” aan de borst drukken. In het geval van “Wilde Lea” of het liedjesprogramma “Jukebox” bijvoorbeeld. Maar ook dan heeft men de gave des onderscheids verloren wat echte kwaliteit aangaat. Zie hiervoor mijn vergelijking met de Engelse West End-productie zonder hogere aspiraties, “Return to the forbidden planet” in de lange tekst van Luc Perceval over Blauwe Maandag.
ERIK TEMMERMAN
Van cultuurminister Dewael was destijds algemeen bekend dat hij een boontje had voor de zogenaamde “kunstencentra”. Als hij dan ook langs zijn neus weg stelde dat Vooruit eigenlijk zo’n 25 miljoen subsidie zou verdienen, namen sommige kranten deze woorden meteen ook voor daden en blokletterden dat met die “miljoenen voor Vooruit” nu wel alle zorgen achter de rug lagen. Daarom haastte directeur Erik Temmerman zich om dit vertekende beeld opnieuw recht te trekken.
Het lijdt geen twijfel dat de overheidssteun in al die jaren substantieel is toegenomen. Dat is ook niet moeilijk als men met nul (0) frank is begonnen. Pas in 1986 kwam men met een half miljoen over de brug (nog geen 2% t.o.v. de eigen inkomsten), langzaam aangroeiend tot 2,4 miljoen in 1989.
Een jaar later maakte Vooruit een “grote sprong voorwaarts” naar 8,7 miljoen, maar zelfs deze aanzienlijke vermeerdering betekende nog geen kwart van de eigen inkomsten, terwijl een fifty-fifty verhouding volgens Temmerman toch gewenst zou zijn, zeker rekening houdend met het feit dat bij tal van culturele instellingen de subsidies een veelvoud vertegenwoordigen van wat ze zelf aan inkomsten realiseren.
Vooruit zelf is er fier op te kunnen aantonen dat de eigen inkomsten sedert het ontstaan zowat verdubbeld zijn, wat dus de goedkeuring door het publiek inhoudt van de zeer specifieke programmering.
De vraag naar meer subsidies is trouwens op de eerste plaats een vraag naar een rechtvaardig statuut voor het merendeel van de 35 medewerkers die zich dag en nacht inzetten om de goede werking van het centrum te verzekeren en waarbij er slechts zes (!) in loondienst werken. Daarbij komen dan nog de mensen die instaan voor horeca en zaalverhuur, overigens de voornaamste bron van inkomsten.
Ondanks het feit dat vele medewerkers met vrijstelling of in tijdelijke statuten werken, loopt de personeelskost toch op tot 30% van het uitgavenpakket. Dit percentage zal in de toekomst nog stijgen aangezien men bij Vooruit van oordeel is dat een kunstencentrum dat door de minister van cultuur is weerhouden als één van de drie belangrijkste kunstencentra van het land niet langer kan worden gerund door mensen die werken met behoud van een uitkering!
Ook op artistiek vlak vraagt het centrum zo’n 25 miljoen frank om zijn opdracht naar behoren te kunnen vervullen. Daarmee bedoelt men dan 10 miljoen voor de receptieve programmatie, eveneens 10 miljoen voor eigen productiewerk en daarnaast nog eens 5 miljoen voor de zogenaamde “manufactuur”, d.i. een tewerkstelling van kunstenaars uit diverse disciplines met als eerste bedoeling dat ze zich in hun vak bekwamen en met geen productiedwang als stok achter de deur.
Daarnaast zijn er ook nog organisatiekosten en kosten in het kader van de renovering van het historische pand. Eigenlijk zou Vooruit dan ook over zo’n 100 miljoen moeten kunnen beschikken, waarvan de helft gemeenschapsgeld. Dit cijfer zal misschien menigeen doen schrikken, maar het is in feite het doorsnee-bedrag dat in het buitenland aan een vergelijkbare instelling wordt besteed en ook… in de Antwerpse Singel.
Men mag niet vergeten dat er jaarlijks ongeveer 1.500 activiteiten plaatsvinden in Vooruit, de ene al wat groter dan de andere, waarvan zeshonderd die door het Kunstencentrum zelf worden georganiseerd. Vooruit maakt ook deel uit van Trans Europe Halls (T.E.H.), een Europese vereniging van kunstencentra, die o.m. programmaties uitwisselen. En er is ook het eigen “Vooruit-Zicht” festival, vol met voorstellingen die erop gericht zijn “de toeschouwers op het verkeerde been te zetten”. Dat is immers de enige bestaansreden voor Vooruit, volgens Daan Bauwens: “Zoniet zit u toch lekker thuis?”
GUY COOLS
Kort daarna zat Daan zelf ook “lekker thuis”, want na een conflict met Erik Temmerman vloog hij de laan uit (bij de viering van 25 jaar Kunstencentrum Vooruit was hij de enige van de vier pioniers die niet in de hulde werd betrokken). Hij werd echter opgevangen door minister Vandenbossche (de vader) en langs die omweg kwam hij terug in het artistieke circuit via de Operastudio. In Vooruit was hij ondertussen opgevolgd door Guy Cools (**), die hem reeds als assistent voor de theater- en dansprogrammatie bijstond en die dus beklemtoonde dat de programmatiepolitiek gewoon zou worden verdergezet. De eigen programmatie t.o.v. van de zaalverhuur is zelfs nog toegenomen, al werd er gefluisterd dat het juist over een incident met de ‘commerciële’ verantwoordelijken van Vooruit was, dat Daan was gestruikeld. Wel zegt Guy Cools dat men heeft getracht om de programmatie van de verschillende zalen beter op elkaar af te stemmen. Vandaar dat theater voortaan begint om 20u (i.p.v. 20.30u), om geen overlapping te hebben met de concertzaal, die hoofdzakelijk wordt verhuurd aan organisatoren van popmanifestaties. Alsof die twee publieken niet totaal verschillend zouden zijn!
Beter is de wijziging om voor theater bijna geen gebruik meer te maken van de balzaal, die toch wel erg wordt gestoord door het straatgeluid. Ook kleine producties zullen nu in de grote theaterzaal terechtkunnen, dan echter wel zodanig dat ook de toeschouwers op de scène zullen zitten.
STEFAAN DE RUYCK
Ondertussen is ook Erik Temmerman vervangen door Stefaan De Ruyck, die hiervoor zijn job als kabinetschef van cultuurminister Bert Anciaux liet schieten. Maar De Ruyck is natuurlijk vooral gekend als de man die meer dan een decennium lang De Blauwe Maandag Compagnie heeft geleid.
Referentie
Ronny De Schepper, Geen snackbar voor cultuurliefhebbers, De Rode Vaan nr.38 van 21 september 1990
Ronny De Schepper, Zoon Octors in Vooruit, Het Laatste Nieuws 6 april 1995
(*) Hieruit onthou ik vooral de passage dat Gilbert Temmerman bij zijn oude kameraden geld ging schooien om met de renovatie van het gebouw te kunnen beginnen en het eerste wat de verlichte geesten deden bij de heropening in 1982 was diezelfde oudjes buiten kieperen als ze op zondagnamiddag wilden komen dansen. Terwijl er toch geen enkele wet is die zegt dat dit niet kan omdat de een of andere post-punkgroep optreedt in de muziekzaal en een experimentele toneelgroep naakt staat de dansen in de theaterzaal? Als die verwaande hufters over een beetje zelfrelativering hadden beschikt, dan hadden ze het zelfs als een postmodernistische ervaring kunnen afdoen!
(**) Guy Cools is een germanist, die daar reeds theaterwetenschappen had gestudeerd bij Carlos Tindemans, omdat theater reeds van op de humaniora zijn passie was. Zijn licentiaatsverhandeling ging over de Brecht-receptie in Vlaanderen (de manier waarop diens werk werd ontvangen in de jaren zestig en de jaren tachtig). Daarna heeft hij o.a. dansvoorstellingen gerecenseerd voor “De Morgen” en voor Monty in Antwerpen gewerkt.