« Brel is zeker Beethoven niet, en ook niet Goethe, maar ik zou het fijn vinden te weten dat wat ik doe op mijn terrein even goed is als wat hij doet op het zijne. Striptekenen mag dan al geen kunst zijn, binnen het domein van de ontspanningsmedia schat ik het vrij hoog, even hoog als chansons ». Aan het woord is Charles « Snoopy » Schulz, duidelijk een serener man dan platenhandelaar Jo Van Eetvelde die met Vlaamse fierheid verklaart : « Ik verkoop liever en beter Vader Abraham en zijn smurfen dan Meneer Brel ».
Deze laatste uitspraak was n.a.v. het scheldlied op « Les Flamingants » en merkwaardig genoeg schaarde De Rode Vaan zich toen aan de zijde van de Vlaams-nationalisten die de banvloek over Brel uitkreetten. (*)
Er waren trouwens precedenten. In 1959 had de toenmalige r.v.-redactie zich ook al aan de kant van de kansel geschaard toen die « Les Flamandes » verketterde. De auteur van het betreffende artikel zat tijdens de persvisie van de collagefilm die Frédéric Rossif over de grootste Belgische zanger aller tijden maakte naast me en was nu, 23 jaar later, even ontroerd bij het zien van de gedrevenheid, de bezetenheid, de ernst en de humor waarmee Brel z’n chansons de zaal inslingerde. « Het is ‘m vergeven », zuchtte hij, en ik vergaf op mijn beurt. (**)
Zijn we ook even vergevensgezind tegenover de maker van dit portret, Frédéric Rossif ? Jawel. Wat kan er een mooiere hulde zijn aan het talent van Brel dan een collage van zijn optredens ? Brel vergt geen commentaar. Zijn teksten, zijn présence spreken voor zichzelf. Er zijn een paar noodgedwongen bindteksten, waarvoor Rossif terecht een beroep heeft gedaan op de Franse zanger Julien Clerc. Ook al is die immers nog niet half zo scherp als Brel, hij is toch een van zijn zovele erfgenamen.
Rossif voegt er af en toe stemmingsbeelden aan toe van het Vlaanderen uit de tijd dat ze Brel nog « Jackie » noemden, zoals hijzelf in één van zijn meesterwerken zingt. Hiervoor deed hij o.a. een ferme greep uit het filmwerk van een andere grote landgenoot, Henri Storck. Zijn eigen camerawerk (in zwart-wit want de documenten zijn natuurlijk ook in zwart-wit) sluit er qua sfeer goed bij aan maar maakt toch een beetje te veel gebruik van stereotiepen als weerkaatsingen in het water of in vensterramen en van versleten technieken als versnelde film. Ook kan Rossif het niet laten om een parallel te trekken met zijn geliefde onderwerp, de dierenwereld.
Maar een Brel-fan neemt deze spielereitjes er graag bij, de stem van Brel is immers bijna nooit van de klankband en die stem raakt je over de dood heen nog steeds tot in het merg. Kortom, allen daarheen en vergeet niet « d’apporter des bonbons… » (***)
Referentie
Ronny De Schepper, De tijd dat ze me Jackie noemden, De Rode Vaan nr.45 van 1982
Brel, een film van Frédéric Rossif, Frankrijk, 1982, zwart-wit, Ciné Vog Films.
(*) Ik mag dan wel schrijven dat ik dat “merkwaardig” vond, maar als ik me niet vergis, was ikzelf wel de oorspronkelijke auteur. En om het allemaal nog wat ingewikkelder te maken, “verketter” ik op de dag van vandaag “Les F…” (want zo heet het echt, iedereen noemt het “Les Flamingants”, maar het kan net zo goed “Les Flamands” zijn) opnieuw. De reden is simpel: men moet proberen de “artiest” Jacques Brel van de mens te scheiden.
(**) Wie mag dat wel geweest zijn? Maarten Thijs of Vic Van Saarloos komen natuurlijk het meest in aanmerking, maar ik kan me niet herinneren dat ik die ooit op een persvisie heb teruggezien. Gerard Van Moerkerke had daar eigenlijk ook niets te zoeken, maar die kan meegekomen zijn met zijn vriendin Hilde Van Gaelen (van de Gazet van Antwerpen).
(***) Aan de remake van “Les bonbons” in het licht van de gebeurtenissen van ’68 erger ik me nog méér dan aan “Les F…” Maar het origineel is wél schitterend.