Het is vandaag al 75 jaar geleden dat de Engelse auteur Herbert George Wells is overleden. We kennen hem vooral van “De tijdmachine”, “Oorlog der werelden”, “De onzichtbare man” en “Het eiland van Dr.Moreau”.
De vader van Alan Alexander Milne wilde zijn progressieve ingesteldheid bewijzen door in zijn privé-school een leraar te aanvaarden van arbeidersafkomst. Dat was dan Herbert George Wells die ongetwijfeld de jonge A.A. heeft geïnspireerd om het als professioneel schrijver te proberen.
Net als Jules Verne (“Reis naar de maan”, “20.000 mijlen onder zee”, “Naar het middelpunt der aarde”…), is Herbert George Wells een kind van zijn tijd, d.w.z. dat ze in zich de literaire traditie van romantische vertellers maar ook de maatschappelijke omstandigheden van de industriële revolutie verenigen.
Dat wat hun overeenkomst betreft, maar hun verschillen zijn zo mogelijk nog frappanter. Jules Verne vindt dat wij in de beste der werelden leven en dat de Vooruitgang van dit tranendal enkel maar een aards paradijs kan maken. Een typisch beeld is de opening van “Vijf weken in een luchtballon” waarin de Helden uit de verschrikking van de Amerikaanse burgeroorlog weten te ontkomen door een bestuurbare ballon, de triomf van het Vernuft op het Instinct als het ware!
In tegenstelling tot Jules Verne is Wells daarentegen van mening dat die materiële vooruitgang hoegenaamd geen zedelijke vooruitgang met zich meebrengt, al is het nochtans enkel deze evolutie die ons van de ondergang kan behoeden. Als voorbeeld kunnen we hier onze toevlucht nemen tot het slot van “Oorlog der Werelden” (1898). Nadat een beschaving die zogezegd nog verder gevorderd was dan de onze hier een spoor van vernieling heeft achtergelaten, sterven deze superieure wezens uiteindelijk omdat ze niet bestand zijn tegen een simpele microbe, een virus dus. Dit vinden we als het ware geparodieerd ook terug bij de recente film “Independence day”, waar de veroveraars worden geveld door… een computervirus!
“The war of the worlds” was volgens sommigen een aanklacht tegen de onderwerping van Tasmanië door het Verenigd Koninkrijk, maar anderen vinden dit te ver gezocht, aangezien H.G.Wells in andere boeken zichzelf als racist deed kennen. Zo verafschuwde hij vooral de Afrikaanse en Aziatische bevolking, al had dat ook met zijn Darwinisme te maken, dat D.H.Huxley, de vader van die andere SF-auteur Aldous, hem had bijgebracht. Wells oordeelde (terecht) dat de bevolkingsexplosie het voortbestaan van de mensheid in gevaar bracht, maar hij koppelde daar dan meteen de gedachte aan dat enkel een fysieke en intellectuele elite het recht had zich voort te planten. Daarmee kondigde hij het aankomende fascisme reeds aan.
THE INVISIBLE MAN
Een jaar eerder had hij “The invisible man” geschreven. Ik kocht het boek in 1973 tijdens mijn tweede reis naar Hastings, maar dat weet ik enkel maar omdat ik het op de eerste pagina heb genoteerd, want verder herinner ik mij daar niks meer van. Zou ik het dan ook gelezen hebben, vroeg ik me af. Ik dacht van niet. Uiteraard kende ik het verhaal wel, maar dat kwam dan vooral omdat het “common knowledge” is, dacht ik. Bij het lezen merkte ik evenwel dat er reeds aantekeningen van mijn hand in stonden, die erop wezen dat ik het boek wellicht als cursorische lectuur in het onderwijs heb gebruikt, maar ook hiervan herinner ik mij geen fluit meer. Uiteindelijk blijken die aantekeningen zich te beperken tot een redelijk korte passage, namelijk de ontmoeting van “the invisible man” met zijn vroegere studiegenoot Kemp. De rest dacht ik niet ooit te hebben gelezen. Hoe ik dan kon weten dat precies dat fragment geschikt was voor cursorische lectuur is dan weer een andere vraag. Maar goed, nu heb ik het boek wel in zijn geheel gelezen en mijn algemene indruk is dat het “avonturenverhaal” de overhand haalt op het (pseudo-)wetenschappelijke gedeelte. Waarbij men overigens kan vaststellen dat Wells (uiteraard) een kind van zijn tijd was. Zo is er heel wat te doen over de problemen die “the invisible man” heeft met eten omdat het verwerken van dat voedsel een tijdlang zichtbaar blijft. Uiteraard doet dat de vraag rijzen wat er in de omgekeerde richting gebeurt, maar dat komt natuurlijk niet aan bod. Nog veel vreemder is dat de factor seksualiteit in het hele verhaal nergens opduikt. Meer zelfs, het vrouwelijke geslacht als zodanig komt er amper in voor!
THE FOOD OF THE GODS
“The food of the gods” uit 1904 is dan weer een virulente aanklacht tegen wetenschapslui die ingrijpen in het menselijke DNA (al gebruikt Wells die term nog niet, hoewel DNA reeds in 1869 was ontdekt) en zo het groeimechanisme verstoren door een stof die ze via de voedselketen (vandaar de titel) bij de mensen inbrengen. Op die manier ontstaat er een ras van reuzen, die “de gewone mensen” in hun bestaan bedreigen.
Eén van de voornaamste bezwaren daarbij is dat de “reuzen” die als proefkonijnen werden gekozen (eigenlijk “for obvious reasons”) uit de “lagere klassen” van de bevolking komen: “De hand van freule Wondershoot beefde in die adellijke soort emotie, die achterdochtige woede die in alle ware aristocraten opwelt bij de gedachte dat mogelijk de lagere standen uiteindelijk toch even gemeen zijn als de betere, en – dit vooral steekt hen – het op dat punt zelfs nog van hen winnen.” (p.135)
Het fragment is ook illustratief voor het ironische (om niet te zeggen sarcastische) toontje dat Wells voortdurend hanteert in dit boek en dat, eerlijk gezegd, het boek er zeker niet beter op maakt. Bovendien blijft Wells een kind van zijn tijd en durft hij het dan ook niet zo ver drijven dat hij bijvoorbeeld het “mestoverschot” dat door deze reuzenkinderen wordt veroorzaakt ter sprake brengt.
THE STALIN-WELLS-TALKS
In 1920 reizen Bertrand Russell en H.G.Wells (elk afzonderlijk) naar de Sovjet-Unie. De eerste ziet er al de eerste tekenen van een dictatuur, de tweede staat in bewondering voor Trotzki en Lenin. In de zgn. “Stalin-Wells-talks” in “The New Statesman” van 1934 heeft George Bernard Shaw lof voor Stalin als dictator, terwijl Wells eerder gecharmeerd is door de sociale vrede. In 1935 reist Wells opnieuw naar de Sovjet-Unie en ontmoet er Stalin, die zijn twijfels blijkt te hebben over de door Wells bewonderde planeconomie, wat bij Wells de overdenking oproept dat hij dus linkser is dan Stalin!
Toch bleef hij als socialist bekend staan, wat vooral te maken had met het feit dat hij afkomstig was uit de arbeidersklasse, maar misschien juist daarom geloofde hij niet in de revolutionaire kracht van de werkende klasse, waarvan zijn intellectuele vrienden van The Fabian Society wél overtuigd waren. Dat belette hen overigens niet om Wells te mijden, aangezien ze hem “too vulgar” vonden.
ANN VERONICA
Maar blijkbaar was het juist dit dat hem veel succes bezorgde bij de jonge meisjes die bij hem in de leer kwamen. Na een eerste huwelijk dat mislukt was omdat zijn vrouw het Victoriaanse beginsel huldigde dat de vrouw lijdzaam de seksuele driften van haar echtgenoot moest ondergaan, trouwde hij een tweede keer met iemand die wél met hem uit fietsen ging (ook letterlijk: hij was een fanatiek fietser en meestal was dit een middel om achter de meisjes aan te zitten), maar toch hield hij er nog tal van relaties op na en heeft hij bij zijn voornaamste minnares een dochter verwekt. Deze minnares stond centraal in het boek “Ann Veronica”, waarin hij opkomt voor de vrije keuze van de vrouw op het vlak van seksualiteit. Op andere plaatsen schrijft hij trouwens dat seks de voornaamste drijfveer van het bestaan is.
Ondanks de enorme populariteit van zijn SF-werken (wellicht was hij tijdens zijn leven de meest gelezen auteur) werd de verspreiding van déze boeken tegengegaan. Net zoals nu, waren er naast zedenprekers toen ook feministen die tegen deze boeken protesteerden. Zo schreef de 19-jarige Rebecca West een vlammende tirade tegen “Marriage”, omdat het slechts in name progressief was en omdat Wells in haar ogen een even grote macho was als alle andere mannen. Wells vond dat pamflet echter zo goed geschreven dat hij haar bij hem uitnodigde en wat moest gebeuren, gebeurde ook: ze werd zijn minnares. Bij haar verwekte hij een zoon, die hij evenwel niet erkende omdat zijn wettige kinderen op een public school zaten en die het odium van een natuurlijke stiefbroer niet mochten dragen. Wells was zijn eigen afkomst dus alweer vergeten.
Ronny De Schepper
(Zeer) selectieve bibliografie
Ray Monk, The future that didn’t work, The Sunday Telegraph, 22 februari 1988
Frank Wells, Herbert George Wells: a pictorial biography, 1970

In oktober 2021 las ik een aantal kortverhalen van hem, gebundeld in “Het ei van kristal”, het verhaal waarmee de bundel opent en dat misschien wel het minst interessante is. Nog een geluk dat ik mij er niet heb door laten afschrikken, want de bundel is mij uiteindelijk beter bevallen dan doorgaans met kortverhalen het geval is. Ik hou meestal niet van kortverhalen als ik vind dat de auteur ofwel er onvoldoende heeft uitgehaald om tot een volwaardige roman te verwerken, ofwel dat het omgekeerd enkel maar “een idee” is dat nooit tot een echte roman zou kunnen uitgroeien. Een goed kortverhaal is er dan ook één dat precies de juiste lengte heeft. Dat het verder uitmelken alleen maar negatief zou werken. En dit is met een aantal van deze verhalen toch wel het geval. “Het relaas van wijlen de heer Elvesham” b.v. met een zeer verrassende ontknoping. Of het bij wijlen poëtische “Het land der blinden”. En, oh ja, de tekening van Paul Lehr op de omslag slaat op geen enkele van de ingesloten verhalen. ’t Is maar dat u het weet. Of toch niet: het zou op “De droom van het Armageddon” kunnen slaan. Een man die zich “hic et nunc” in een trein bevindt, vertelt aan de auteur een toekomstdroom die hij als reëel aanvoelt en waarin hij (door de voorrang te geven op zijn geliefde boven zijn taak om de vrede te handhaven) mede schuldig is aan de Armageddon of het einde der tijden via een niets ontziende oorlog. Maar dan vind ik dat niet zo’n goed idee. De verteller schetst zo’n beeld van zijn geliefde dat iedere lezer dit naar eigen goeddunken moet invullen. Door met deze tekening een aanduiding te geven wat de heer Lehr daarvan vindt, beperkt hij eigenlijk de fantasie van de lezers.
LikeLike
Na het lezen van “The first men in the moon” (in april 2025) moet ik toch even terugkomen op mijn inleiding over de gelijkenissen en verschillen tussen Wells en Verne. Zo vond Wells dat Verne “fictie” schreef en dat hijzelf “wetenschappelijker” te werk ging. Wel, na dit boek moet ik precies het omgekeerde vaststellen. Waar Jules Verne bij zijn “Voyage à la lune” redelijk dichtbij de latere eerste maanvlucht blijkt te zitten, slaat de verbeelding van Wells zo op hol dat het niet leuk meer is. Op een bepaald moment eet zijn ik-persoon op de maan van een plant die hallucinaties veroorzaakt, wel het lijkt erop dat Wells hier op aarde ook aan dergelijk stuff heeft gezeten!
Oh ja, nog iets. In mijn uitgave (Airmont Classic) heeft Wells het op p.130 ook over zijn tijdgenoot de Servisch-Amerikaanse uitvinder en elektrotechnicus Nikola Tesla (1856–1943). Hij was een pionier op het gebied van wisselstroom, draadloze energieoverdracht, elektromotoren en nog veel meer. Dit was voor mij een aanleiding om aan chatgpt te vragen of Elon Musk zijn voertuig soms daarom zo had gedoopt. Chatgpt was verontwaardigd: “In The First Men in the Moon (1901) van H.G. Wells komt Nikola Tesla niet voor als personage, en de naam “Tesla” wordt ook nergens genoemd in de roman.” Als ik hem (haar?) dan voor het voldongen feit plaats, haalt men natuurlijk bakzeil: “Je hebt helemaal gelijk. In hoofdstuk 22, getiteld The Astonishing Communication of Mr. Julius Wendigee, wordt vermeld dat Tesla in Amerika experimenteert met draadloze communicatie en fragmentarische berichten ontvangt, vermoedelijk afkomstig van de maan. Deze passage is een knipoog naar Tesla’s eigen beweringen uit die tijd dat hij radiosignalen uit de ruimte had opgevangen, mogelijk van Mars. Wells verweeft hier dus feitelijke wetenschappelijke ontwikkelingen met zijn fictieve verhaal, wat typerend is voor zijn schrijfstijl.”
LikeLike