Vandaag is het ook 110 jaar geleden dat de Zweedse toneelauteur August Strindberg is gestorven.
Hij werd geboren in Stockholm op 22 januari 1849 als vierde kind in een kleinburgerlijk gezin met acht kinderen in Stockholm. Zijn grootvader was kruidenier, zijn vader een niet onbemiddelde scheepsmakelaar. Zijn autoritaire vader trouwde met de meid, dochter van een kleermaker. Zij stierf echter al vroeg en zijn vader hertrouwde met een vrouw die door August gehaat werd. Strindberg begon aan een studie in de medicijnen Uppsala, die hij echter niet afmaakte. Hij probeerde acteur te worden, maar tevergeefs. Het leverde hem wel een baan op als schrijver.
Op die manier komt hij in 1875 in contact met de actrice Siri von Essen, die gehuwd is met legerofficier Carl Wrangel. Oorspronkelijk houden ze hun verhouding geheim, maar na bijna een jaar komt Wrangel er toch achter. Strindberg heeft op zijn beurt uitgevist dat Wrangel zelf een verhouding heeft met een negentienjarig nichtje van zijn vrouw en kan op die manier een scheiding forceren. Op 30 december 1877 trouwt Strindberg met Siri. Hij dwingt haar te stoppen met acteren en samen hebben ze drie kinderen. Als hij echter in 1884 zélf geen vaste betrekking meer heeft duiken de eerste problemen op. Die escaleren als Strindberg zijn vrouw beschuldigt van het hebben van een relatie met de Deense lesbienne Marie-Caroline David, zoals (enigszins overdreven) ook wordt geschetst in “De nacht der tribaden” van Per Olov Enquist.
Enquist gaat ervan uit dat deze de monoloog “De sterkste” (maart 1889) heeft geschreven als gevolg van dit feit en ensceneert daarom een ontmoeting tussen Siri (die de rol zal spelen omdat zij nog altijd directrice is van het door Strindberg opgerichte theater – hij zegt trouwens dat ze juist dààrom met hem was getrouwd – en omdat Strindberg in geldnood zit) en Marie-Caroline, die de zwijgende rol in de monoloog kreeg toebedeeld (in 1966 zal Ingmar Bergman dit gegeven hernemen in “Persona”). Daarnaast is ook nog de Deense acteur Viggo Schiwe, een onvoorwaardelijk bewonderaar van Strindberg, die deze dan ook naar hartelust kan vernederen, maar hem ook soms als bondgenoot neemt, omdat “zelfs een dwaze vent toch nog verstandiger is dan een vrouw”. Critici (met name vanuit het feministische hoek) menen dan ook dat Strindberg een ziekelijke vrouwenhater was. Zijn stellingen stonden in zijn tijd al op gespannen voet met het pril ontluikende feminisme. Maar Enquist suggereert (of eigenlijk meer dan dat) dat het ook iets te maken had met het feit dat Strindberg, euh, laten we zeggen nogal klein van stuk was… Zelf had hij (Strindberg dus) op dat moment trouwens ook een verhouding met een minderjarig meisje, maar dat komt “uiteraard” niet aan bod in het stuk. Hoe dan ook, op 24 maart 1891 gaan Siri en Strindberg definitief uit elkaar.
FREULE JULIE
Tijdens zijn eerste periode schreef Strindberg voornamelijk gedichten, waarin hij stelling nam tegen de laat-romantische stroming en met opzet gebruik maakt van niet-poëtische woorden. Ook in de inhoud ligt de nadruk op de strijdlust van de jaren na 1880, op het vernieuwende. Men spreekt hier van “naturalistische dramatiek” (Alex Bolckmans). Voorbeelden hiervan zijn “De vader” (1887) en “Freule Julie” (1888). De sadomasochistische inslag van dit laatste stuk wordt uitstekend weergegeven in de scènefoto van de enscenering in de Antwerpse KNS tijdens het seizoen 1978-79 met Denise Zimmerman als Julie en Hubert Damen als de knecht Jean.
Samen met Camilia Blereau (minder bekend bij het Gents publiek) kwamen zij dit stuk ook als draaischijfvoorstelling in het NTG opvoeren. Zij vertolkten op voortreffelijke manier het zwaar geladen spannings-oeuvre van de « Van Gogh » van de Scandinavische toneelspeelkunst. Het intens gevoeld acteren van de drie gaf aan het geheel — een beetje verouderd thema — een aanvaardbaar niveau. « Freule Julie » (Denise Zimmerman) was schitterend als de hooghartige aristocrate, als onderworpen minnares, als vertwijfelde gekwetste gravendochter; de chauffeur (Hubert Damen) acteerde op een cynische manier als een pooier die een hoer in zijn macht heeft en trots is op de rijkemansdochter die hem door zijn seks onderworpen is, maar die in zijn binnenste-ik de slaafsheid tegenover zijn bazen niet kwijt kan. En de verloofde (Camilia Blereau) die het goddelijk recht aanvaardt dat er rijken en armen moeten bestaan en dat deze laatsten zich op afstand moeten houden van hun meesters.
In het decor, eind negentiendeëeuws, viel de grote koelkast die er als een modern monster bijstond, uit de toon. Wie had die daar in gezet ? Aldus M.V. in De Rode Vaan, 1980 (*)
DE VADER
August Strindberg wordt vandaag de dag als Zwedens grootste toneelschrijver beschouwd, maar die faam mocht hij tijdens zijn leven niet genieten. Toen was hij een controversiële persoonlijkheid, een man die, arrogant en zelfverzekerd als hij was, met iedereen in conflict geraakte. Dit culmineerde uiteindelijk in de zgn. «Strindberg-vete» (1912) die het Zweedse volk verdeelde in twee politiek-sociaal-literaire kampen, en waarbij Strindberg zelf zich sociaal-democratisch opstelde. Wellicht mede hierdoor ontving hij nooit de Nobelprijs voor literatuur.
Het oeuvre van Strindberg strekt zich uit over de genres proza, poëzie en theater. De breuk die zijn werk opsplitst is de zgn. inferno-crisis, een zware psychologische crisis die gesitueerd wordt in de jaren 1894-1897. Voor die tijd wijdde hij zich aan historische drama’s en aan naturalistische stukken zoals De Vader en Freule Julie die nog steeds tot de hoogtepunten van zijn omvangrijk werk worden beschouwd. Na de crisis bleek het naturalisme een overwonnen standpunt, ook al staat in Dodendans (1900) de machtsstrijd der geslachten opnieuw centraal. Kenmerkend voor die jaren zijn een nieuwe reeks historische toneelstukken, boetedoeningsdrama’s en Droomspel (1901) – een stuk waarmee hij nieuwe wegen bewandelde en waarmee hij een groot voorganger werd van latere literaire stromingen.
In 1877, twee jaar na de eerste ontmoeting, huwt Strindberg de actrice Siri von Essen. Zes jaar later trekt het gezin (er werden drie kinderen geboren) als gevolg van allerlei tegenspoed in vrijwillige ballingschap (Frankrijk, Zwitserland, Duitsland). In 1885, in een kunstenaarskolonie nabij Parijs, maken de Strindbergs kennis met de 20-jarige schilderes Marie David. Siri en Marie sluiten een blijvende vriendschap en er gaan geruchten over hun tribadisme (lesbische liefde: dit onderwerp kwam aan bod in Per Olov Enquists stuk De Nacht der Tribaden, NTG 1977). Strindberg zelf, vol haat tegenover Marie, glijdt langzaam weg in een geestelijke crisis.
Wanneer het gezin in 1887 in Duitsland, aan het Bodenmeer, verblijft, prijst Strindberg het patriarchaat, de mannelijke discipline en het verbod voor vrouwen aan de universiteit. Op dat ogenblik is zijn huwelijk zo’n hel geworden dat hij alle frustraties van zich af moet schrijven: van 3 februari af werkt hij aan De Vader, op 15 februari is hij klaar. Ongetwijfeld liggen er autobiografische elementen aan de basis van het stuk. Maar het stuk is meer dan dat: de zich wijzigende verhouding tussen mannen en vrouwen, als gevolg van de 19de-eeuwse maatschappelijke veranderingen, worden er op treffende wijze in geanalyseerd.
De Vader is een bijna moderne tegenhanger van het klassieke noodlotsdrama waarin de opvoeding van het kind de aanleiding vormt tot een regelrechte strijd tussen man en vrouw. Hij, de ritmeester, is niet alleen een officier maar ook een geniaal wetenschapsamateur, een man « met een lid aan zijn lijf », een universeel genie. Zij, Laura, is zijn ware tegenstreefster, een vrouw met een ijzersterke wil voor wie alle middelen het doel heiligen. Wanneer tussen beiden de « strijd der geslachten » losbreekt, ontstaat een gevecht op leven en dood waarin de zwakste partij onvermijdelijk ten onder moet gaan.
Een nog even actueel als controversieel meesterwerk van de geniale Strindberg, dat helaas vroegtijdig van het programma van het NTG werd afgevoerd, want dit stuk was in een regie van Ulrich Greiff zeker de moeite waard. Het werd dan ook afgevoerd omdat het volgende stuk van Hugo Claus nu eenmaal gepland was. L’embarras du choix dus. Sloot inhoudelijk dit stuk erg goed aan bij de thematiek die ook Claus’ werk beheerst, dan zal de streng-klassieke vormgeving van Greiff vooral een interessante toetssteen vormen voor de manier waarop Arca binnenkort Ibsens “Poppenhuis” zal aanpakken. Hij heeft alvast bewezen dat een strakke interpretatie de tijdeloosheid van een klassieker goed tot z’n recht kan laten komen.
LA VIE DE BOHEME
In 1892 begon Strindberg een bohèmeleven in Duitsland en Frankrijk. In Parijs raakte hij in een zware psychische crisis, door hemzelf steeds Infernocrisis (1894-1896) genoemd. Latere psychiatrische studies wezen uit dat in deze crisis van Strindberg een duidelijk psychopatisch element aanwezig was. De “Infernocrisis” bracht Strindberg tot een nieuw, ondogmatisch en onkerkelijk maar wel christelijk religieus geloof, waarin schuld en boete een grote rol spelen. Volgens Strindberg was het lijden een soort mystiek gebeuren en het leven een zuiveringstoestand die aan de mensen was opgelegd. Na deze crisis zag hij de noodzaak een nieuw begin te maken, wat zijn werken opdeelt in twee verschillende groepen, sommigen spreken van naturalisme, gevolgd door symbolisme. In zijn tweede periode geeft hij nog een gedichtenbundel uit, want dramatiek en lyriek hangen in die tijd nauw samen.
Met Strindberg krijgen we het begin van de latere “ich-dramatik”: zijn stukken zijn geworteld in zijn autobiografie. Door zijn eigen ik in het centrum van zijn werk te plaatsen verwijdert hij zich steeds meer en meer van het traditionele drama. Vaak is, zoals bij Ibsen, het heden secundair, primair is dan het verleden zelf dat episch-lyrisch verhaald wordt. Door het gebruik van de peripetie redt hij zijn stukken van het scenische “Senecaanse” bericht.
De typische vorm voor Strindberg is het “Stationendrama”. Hierin ontmoet de hoofdfiguur aan elke halte op zijn weg bepaalde personen. Elke scène staat hierbij geïsoleerd (de ene scène komt niét voort uit de andere). Intermenselijke betrekkingen zijn onmogelijk en dus zijn alle dialogen eigenlijk verkapte monologen. Een bekend citaat is “wat voor zin heeft het met elkaar te praten, we kunnen elkaar toch niet bedriegen”, waarbij Peter Szondi opmerkte dat de klemtoon zowel op “toch” als op “bedriegen” kan vallen. Op die manier wordt Strindberg beschouwd als de grondlegger van het expressionisme in het theater en zelfs als een voorloper van het epische theater en zelfs van het absurde theater. Hier zijn de voorbeelden: “Droomspel” (1901), “Kamerspelen” (1907) en “Dodendans” dat in 1965 werd opgevoerd in Arca met Diane De Ghouy, Daniël De Cock en Albert Hanssens (op de foto v.l.n.r.).
In de lente van 1893 ontmoet Strindberg de 21-jarige Oostenrijkse journaliste Frida Uhl en ze trouwen nog in de zomer van hetzelfde jaar. Al van bij de aanvang zijn er vele conflicten omwille van financiële problemen en ook omwille van de autoritaire houding van Strindberg. Zo verbiedt hij zijn vrouw zijn roman “Pleidooi van een gek” te lezen. Als ze het tóch doet, is het huis te klein voor Strindbergs woede. Het huwelijk duurt amper anderhalf jaar.
In 1899 keerde Strindberg terug naar Stockholm. Hij is depressief, paranoïde en misantropisch, tot hij de 29 jaar jongere Noorse actrice Harriet Bosse ontmoet, die een rol speelt in een van zijn drama’s. Ze trouwen op 6 mei 1901, maar drie maanden later verlaat Harriet echter reeds het echtelijke dak omdat zij zijn tirannie beu is. Toch keert ze na een poosje terug om te bevallen van een dochter. Even gaat het goed, maar dan insinueert Harriet dat het kind misschien niet van hem is. Ze scheiden in oktober 1904.
Ongetwijfeld speelde dit voorval een rol bij de opvattingen van Strindberg over het probleem van het vaderschap dat niet eenduidig gekend kan worden. Moederschap daarentegen is wel altijd duidelijk. Dit brengt met zich mee dat vaders afhankelijk worden gemaakt van moeders. Hoewel critici deze stellingname slechts zagen als een projectie van zijn persoonlijke ervaringen kan niet worden ontkend dat het thema nog steeds maatschappelijk relevant is. De erkenning van kinderen door hun vaders is nog steeds afhankelijk van de goedkeuring door moeders.
De laatste jaren van zijn leven was hij eenzaam en leefde geïsoleerd. Toch stond er bij zijn zestigste verjaardag een massa volk met kaarsen op straat en drie jaar later stonden ze er opnieuw. En omdat hij alweer naast de Nobelprijs had gegrepen, had men een omhaling voor hem gedaan: 45.000 kronen, a people’s Nobel prize!
Drie weken later, op 14 mei 1912, overleed Strindberg aan de gevolgen van maagkanker. Hij had gestipuleerd dat hij in alle eenvoud zou worden begraven, maar toch volgden duizenden mensen, studenten en arbeiders met vakbondsvlaggen voorop, de zwarte koets met twee paarden.
Ronny De Schepper
(met dank aan Wikipedia voor de biografische gegevens)
(*) Als er iemand is, die me kan vertellen wie achter M.V. schuilgaat, graag! (Alleszins niet “mijn” M.V.!)