Morgen wordt Ry Cooder 75 jaar. Ter gelegenheid van zijn optreden in het Brusselse Paleis voor Schone Kunsten op maandag 10 mei 1982 schreef ik in De Rode Vaan volgend artikel…
Paul Revere and the Raiders, Jackie De Shannon, The Everly Brothers… allemaal legendes uit mijn jeugd. Maar wie zat daar toen reeds, de korte broek amper ontgroeid, gitaar bij te spelen ? Jawel, Ry Cooder. Zodanig zelfs dat een groepje dat enige bekendheid genoot, The Rolling Stones, hem binnenhaalde voor sessiewerk.
Hoe dan ook door zijn samenwerking met de Stones mag hij in 1971 (hij ook al!) een eerste solo-elpee maken, « Ry Cooder ».
Zijn elpees bevatten op een enkele uitzondering na geen eigen composities. Dat zegt niet zozeer iets over zijn compositorische talenten maar wel alles over zijn geniale begaafdheid om traditioneel materiaal en — vaak vergeten — songs van anderen op te delven en te herwerken.
Op zijn eerste album bundelde hij songs over « the hard-luck times » van de jaren dertig. « Into the purple valley » (1972) was een verzameling minder bekende maar erg vitale songs uit het Amerikaanse verleden. « Boomer’s Story » chroniqueerde Americana, van de Burgeroorlog tot de aanslag op Kennedy.
« Paradise and Lunch » zat in de gospelsfeer.
Op « Chicken Skin Music » bracht hij Hawaiiaanse en Tex-Mex-muziek en oude jazz op het gelijknamige album. Aan elke plaat gaat grondig, nauwgezet onderzoeks- en studiewerk vooraf. Ry Cooder levert echter geen stoffig archiefwerk af maar springlevende muziek die de geest van het origineel respecteert en toch de hand van de bewerker verraadt.
Tussendoor verscheen ook nog een live-elpee, « Show time », algemeen erkend als z’n zwakste. Hij herpakte zich echter met « Bop till you drop ». Nog niet eerder was er sprake van een zo consequent doorgevoerde stijl als op deze plaat. Een stijl die het best is aan te duiden als gospel-achtig rhythm & blues.
Daarna volgde een soundtrack, « The Long Riders » over de bende van Jesse James. « De vergelijking met Desperado van de Eagles dringt zich een beetje op, natuurlijk, maar Cooder komt er niet minder uit, » schrijft Peter Cnop. En Chris Schraepen over de volgende, « Borderline » : « De samenwerking tussen Cooder en John Hiatt lijkt hen goed gedaan te hebben : dit is nl. moeiteloos Ry’s meest swingende elpee geworden en dat belooft ».
En nu is er « The Slide Area » waarop naast vertrouwde namen als Jim Keltner en John Hiatt ook de legendarische Chess-bassist Willie Dixon meespeelt en met een repertoire gaande van Bob Dylan tot Curtis Mayfield.
Ik zag Ry Cooder in 1979 op Mallemunt (*) en vond het een beetje tegenvallen – tot groot ongenoegen van een aantal « kenners ». Maar gelukkig had ik toch één man die mij gelijk gaf… Ry Cooder zelf. Tegen Marc Didden zwoer hij toen : « Ik ben nog nooit zo slecht geweest als vanavond. Ik treed nooit meer alleen op. Nooit meer. » We zullen zien…
Ikzelf heb het echter niet meegemaakt, omdat ik op dat eigenste moment in Vorst-Nationaal zat voor een concert van Elton John. Daarom nam een andere leadzanger van Salade mijn plaats in in het Paleis voor Schone Kunsten, Herman Verspeeten. Hier volgt zijn verslag:
Op 10 mei zat het Brusselse PSK afgeladen vol met enthousiaste dertigers die met Ry Cooder twee uur lang zaten te boppen tot ze droppen. Cooder zette er meteen de beuk in met « Little Sister », met onafscheidelijk haarband, in het zwart gekleed, stem in optima forma. Hij vindt zichzelf helemaal niet zo belangrijk, ook al is hij nu eens magistraal op de slide-gitaar, dan weer op de elektrische mandoline. Van zijn overige gitaren heb ik alleen de kleur onthouden, naast de eerder geroemde virtuositeit.
Het geheel wordt echter vooral en ononderbroken bepaald door die schitterende backing (nou ja, backing) vocals van een zwart heuse disco-danspasjes uitvoerend trio. De jongste dezer olijkerds verbaasde door zijn uitermate flexibele basstem, de grootste door een zeer sterke falset kopstem. In « If walls could talk » brengen ze Cooder tot een ware gospeldialoog.
Voornamelijk stevige rockmuziek toch (« Blue suede shoes », « Crazy ‘bout an automobile », « It’s all over now »), maar ook ontroerende nummers als „How can a poor man stand such times and live” (de crisis, weet je wel) en „Go on home, girl”.
Voorwaar, meer van dergelijk professioneel amusement met inhoud ware niet onwelkom, dachten we luidop, met twintig minuten bisnummers als resultaat!
(Herman Verspeeten in De Rode Vaan nr.21 van 1982)
Referentie
Ronny De Schepper, Ry Cooder: geen stoffig archiefwerk maar springlevende muziek, De Rode Vaan nr.19 van 1982
(*) Daar weet ik nu eens totaal niets meer van, zie! Dit is nog eens een voorbeeld van het nut van mijn heroprakelen van het verleden.
Tjemig, ik ben echt onder de indruk van de dagelijkse input. Ry Cooder. Ge-wel-dig!
LikeGeliked door 1 persoon
Zoals iedereen wel weet was Ry Cooder in zijn beginperiode een gegeerde studiomuzikant.
Bepaald moment neemt Jack Nitzsche Ry mee naar een opnamesessie van Lee Hazlewood. Lee zegt tegen Ry: “gitarist nummer drie, doe iets aan je klank, kan je verdorie geen fuzztonepedaal of zoiets gebruiken? Hazlewood was niet bepaald een vrolijke frans. En Ry steekt tegen zijn zin een fuzztone tussen zijn gitaar en versterker, maar er gebeurt niets. Hazlewood ontploft en zegt tegen hem: “ach, laat maar, ga met de blokken spelen in plaats van op je gitaar!! Eruit.” Cooder mag opkrassen en flikkert in een colère zijn fuzztone in de vuilbak. De andere sessiegitarist Mike Deasy vist die eruit en toont aan iedereen wat het probleem was: er zat geen batterij in. Iedereen ging plat op de buik van het lachen.
Al gemerkt dat er geen foto’s zijn waarop je Ry in volle aangezicht kan zien? Dat heeft zo zijn reden: toen de driejarige Ry met een mes aan een speelgoedautootje zat te prutsen, schoot zijn mes uit en doorboorde zijn linkeroog. Een jaar lang moet hij doorbrengen in donkere kamers en uiteindelijk krijgt hij een glazen oog.
(Bron: Ry Cooder van Wouter Bulckaert)
LikeGeliked door 1 persoon