Het is vandaag precies vijftig jaar geleden dat Zjef Vanuytsel is opgetreden in Jeugdclub Broebelke in Temse (foto’s genomen door Erik Westerlinck).

Als iemand op het krankzinnige idee zou komen om een langspeler uit te brengen getiteld “The best of Zjef Vanuytsel” dan zou hij die als ondertitel kunnen meegeven: “Wein, Weib und Gesang”. De eerste drie elpees van Zjef gaan inderdaad bijna uitsluitend over deze drie thema’s met dan elk nog specifiek één ervan in de kijker geplaatst. Een opsomming van de titels illustreert dit voldoende: “De Zotte Morgen”, “Er is geen weg terug” (hieruit wordt “Als je zomaar weg zou gaan” het meest gedraaid) en “De Zanger”.
Mede dankzij de folkrevival (Wannes van de Velde, Walter De Buck, Willem Vermandere), die ook tot eigen nummers zou leiden, zij het dan in het dialect, en dankzij de belangstelling van een aantal rockzangers voor betere teksten (Johan Verminnen, Raymond van het Groenewoud, Kris De Bruyne), ontstaat er begin jaren zeventig ook in Vlaanderen een nieuwe lichting van chansonniers, waarvan de belangrijkste zonder enige twijfel Jan De Wilde is. Het grootste succes is echter weggelegd voor Zjef Vanuytsel, die in 1971 voor zijn debuut-elpee “De zotte morgen” de prijs van de Belgische variété-critici (sic!) kreeg.
In tegenstelling met de afstandelijke tot cynische teksten van een Jan De Wilde, krijgen we bij Vanuytsel toch nog de “folkloristische” kant van het luisterlied (“Of je nu Vanuytsel of De Craene of Verminnen hoort, hun meridiaan lijkt door een drankhuis te lopen, hun inspiratie zit op een barkruk en de wereld wordt doorheen een bierglas gemonsterd,” aldus Miel Appelmans in Tliedboek).
De titel zelf slaat al op de ochtend van de ontnuchtering (“Houten kop” nog méér), maar ook op de tegenstelling tussen stad (druk, jachtig, cfr. bepaalde gedichten van van Ostayen) en dorp (rustig, romantisch, kortom een escapistische visie) komt aan bod, evenals (in de laatste strofe) dat “the child is father to the man”, m.a.w. dat kinderen en “dwazen” beter zijn dan de “normale” mens (cfr. de derde strofe van “Suzanne” van Leonard Cohen, zoals Rob Chrispijn die vertaalde voor Herman Van Veen).
Toegegeven, het dorp wordt bij Vanuytsel niet geïdealiseerd. In de stad leeft men weliswaar naast elkaar, maar in het dorp bemoeit men zich te veel met elkaar (roddelen), zoals hij het zelf verwoordt in een nummer met als titel precies “Het dorp”. Hoe anderzijds de stad het individu verplettert blijkt uit de vergelijking “Je bent de dwerg”. Deze recente evolutie wordt ook aangegeven in “Bruxelles” van Jacques Brel, zoals dat door Ernst van Altena voor Liesbeth List werd vertaald.
De tegenstelling stad-dorp komt ook tot uiting in de tekening van het verschillende uitgaansleven: het mondaine leven van de “High society” tegenover de jeugdclub-atmosfeer van “Dag meisjes”. En zo komt het dat je uiteindelijk toch steeds naar de stad terugkeert (cfr. “Parijs, Berlijn, Madrid” van Boudewijn De Groot op tekst van Ruud Engelander).
Naast het thema van het sociaal zijn (“Je kunt niet zonder de anderen”), komt een eeuwenoud thema van het luisterlied weer terug, namelijk de onmacht om tot een echte, “eeuwigdurende” liefdesrelatie te komen (“Ik weet wel mijn lief”). Dit is ook het voornaamste thema van zijn tweede elpee “Er is geen weg terug” (1973), b.v. met het lied “Als je zo maar weg zou gaan”. De titel van de elpee drukt dan weer uit dat je aan het verleden niet kunt ontkomen: hij moet terug naar “De zotte morgen”. Een thema dat we ook bij Boudewijn De Groot terugvinden (“Terug van weggeweest”, met zijn vroegere tekstschrijver Lennaert Nijgh). Het ouder worden sluipt dan reeds als thema binnen. Bij Boudewijn De Groot nog in een grappige vorm (“Tante Julia”), maar Zjef Vanuytsel doet er dan al zeer zeurderig over (“Zal ze dan nog voor me zorgen?”), al wordt het nummer muzikaal wel gered door de Beatles-intro van “Here, there and everywhere”, die merkwaardig genoeg eerder naar de tekst van “When I’m sixty-four” verwijst.
In 1976 volgde dan “De zanger”, maar de kritieken gingen steeds in dalende lijn. Gewoonlijk is dat omdat er geen vernieuwing in zit, omdat men stabiliseert. Nu is dat ergens wel waar voor Vanuytsel (bijvoorbeeld wat zijn thematiek betreft), maar anderzijds moeten we toch vaststellen dat hij bewust uit de “knulligheidscultus” (term door Pol van Mossevelde toegepast op mensen als Jan De Wilde en Urbanus Van Anus) probeert te geraken.
Op “De Zanger” werd Vanuytsel bijgestaan door Tars Lootens en Marc Malyster op de keyboards, Erik De Wolf op (bas)gitaar en Jean-Luc Van Lommel op de drums. Hij ging daarmee ook de baan op (*). Dramatisch was dat. Vanuytsel is immers geen echte zanger, hij moet het hebben van een gezellig cafésfeertje, denk aan zijn eerste elpee. Maar ja, “gitaarmannekes” zijn nu eenmaal “out”, je moet nu met een heuse popgroep over de Vlaamse wegen hossen om de chiromeisjes nog te kunnen beroeren. Ook ik sta daar sceptisch tegenover in het geval van “kleinkunstenaars” in de letterlijke zin van het woord.
Toch is zijn volgende elpee “De stilte van het land” beter dan de twee vorige. In de titelsong zit overigens, wellicht niet toevallig, een echo van “De zotte morgen”, net zoals “Tussen Antwerpen en Rotterdam” muzikaal toch wel heel erg op “Beneden alle peil” van Boudewijn De Groot lijkt. Qua tekst blijft Zjef zichzelf trouw: de vriendschap, de vrouwen, kritische observatie van zijn medemensen, heimwee naar het kindzijn. Maar de twee miskleunen, “De folk-pop-punk-reggae-ruige-rocker” en een zwakke herneming van “De massa”, geven echter beter aan “dat er geen weg terug is”.
Zijn volgende, “Tederheid” (1983), mocht dan ook op algehele afkeuring rekenen. Zjef Vanuytsel verdedigde zich slecht. Voelde zich vooral “gepakt” door Humo. “En te bedenken dat ik vroeger ooit es op de cover van Humo heb gestaan,” herinnert hij zich in het bijzijn van de Zwijger (24/11/1983). “Toen kon ik niks verkeerds doen. Maar plotseling lieten ze mij vallen als een baksteen. Zo, zonder meer. Dat is Guy Mortier, hé. Die man gaat voor zijn blad over lijken. Ik weet het, ik heb hem leren kennen bij het Humo-voetbalteam. Hij speelde linksbuiten. Niet veel speldoorzicht, maar nogal snel. En als we wonnen, dan was het allemaal heel plezant. Pinten pakken, bljven hangen. Maar als we verloren, dan had je zijn gezicht moeten zien. Kleren aan en onmiddellijk naar huis, hé. Geen lachje kon er dan af. Zo is Mortier.”

23 rode vaan voetbalploeg


Alhoewel dat van die voetbal me wel plausibel lijkt (al wil het toeval dat zowel Mortier als Vanuytsel naast natuurlijk de onvolprezen R.V.H.G. als enige echte “vedetten” ooit tegen de RV-ploeg hebben gespeeld, zie foto), voel ik me toch geneigd om Mortier gelijk te geven, als Vanuytsel in datzelfde interview ook nog verklaart: “Ik speel ook al es voor een publiek waar zware punks tussen zitten en dan merk ik dat een nummer als Mijn twee kindertjes, een intieme ballade eigenlijk, ook bij die mensen overkomt.”
En om meteen alle discussies van tafel te vegen, komt hij op het einde met een gezagsargument naar voren: niemand minder dan Willy Claes kwam hem na het nummer “Winter” feliciteren met “Zjef, jong, die melodie, dat is een klassieker”. Maar als Claes dan zo de nadruk legde op de melodie, was hij het misschien toch wel eens met Rudy Vandendaele die in Humo schreef:Winter kan u laten copiëren door uw kinderen als ze op school een natuurbeschrijving moeten maken, maar dan moet u niet verbolgen zijn als ze maar een twee krijgen.”

Ronny De Schepper

(*) Ook op het Feest van de Rode Vaan 1977.

59-zjef-vanuytsel
61-zjef-vanuytsel
60-zjef-vanuytsel
58-zjef-vanuytsel

Een gedachte over “Zjef Vanuytsel (1945-2015)

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.