Paul Simon viert vandaag zijn tachtigste verjaardag. Deze singer-songwriter onderscheidt zich in het rockwereldje van vele van zijn collega’s omdat hij interviews ernstig neemt en niet zo maar wat uit de nek kletst.
Natuurlijk is het ook een vereiste dat de interviewer zelf de lagere school met glans heeft doorgemaakt. Van ex-Humo-redacteur Marc Didden kunnen we dit laatste stellig bevestigen (vooral in hoofdrekenen en handenarbeid was hij een knar). Vandaar dat zijn gesprek ten huize Simon in 1980 terecht in zijn anthologie « Enkele interviews » (te koop in elke goede boeken- of platenzaak) is opgenomen. Hierin heeft Paul Simon het o.m. over songteksten. Een vak dat hij overigens heeft gedoceerd aan de universiteit van New York : « Ik lees geregeld dat collega’s teksten niet van belang vinden bij rock’n’roll, dat klanken het voornaamste zijn; nou, van het merendeel van die klanken krijg ik alleen maar schele hoofdpijn. Ik vind dat een rock’n’roll-tekst op zijn minst schitterend moet zijn en met veel meer zorg moet geschreven worden dan een gedicht, al was het maar omdat een rock’n’roll-tekst bijna per definitie 10, 100, 1.000 keer meer « lezers » bereikt dan de meest succesrijke dichtbundel. Ik zeg dus niet dat rockteksten poëzie moeten zijn, of diepzinnig, maar ze moeten wel schitterend zijn, scherp, goed verwoord, rollend, grappig, als het even kan. Yakety Yak van de Coasters blijft een schoolvoorbeeld van hoe onzin en genialiteit hand in hand kunnen gaan. Voor veel mensen is zo’n song die ze op de radio horen, of zo’n songtekst die ze vanop een platenhoes meebrullen, echt het enige contact dat ze ooit zullen maken met lyriek of iets wat op letterkunde lijkt. Als je een beetje zin voor verantwoordelijkheid hebt, moet je dus maar zorgen dat je ze iets goeds laat horen. »
In navolging van The Everly Brothers namen de 15-jarige Paul Simon en zijn buurjongen uit Queens (New York) Art Garfunkel onder de nogal zielige benaming Tom & Jerry in de zogenaamde “Bobbies“-periode een single op, “Hey schoolgirl”, die eigenlijk niet liet vermoeden dat dit duo tijdens de jaren zestig tot een groot succes zou uitgroeien (onder hun familienamen dan wel). Simon liet zich vooral reeds kennen als uitstekend songwriter met “Red Rubber Ball” dat door The Cyrkle werd opgenomen en later ook door Del Shannon. Ter gelegenheid van zijn musical “Songs from the Capeman” (1997) werd de geschiedenis echter herschreven en werd erop gewezen dat hij destijds met Garfunkel nog gedebuteerd was als The Peptones, een duidelijke verwijzing naar de Jamaicaanse reggaegroep The Cleftones. In werkelijkheid vormde het duo in die tijd een onwaarschijnlijk trio met Carole King (Carole, Paul & Artie) al werd hun productie pas veel later op een CD uitgebracht en kan het ook zijn dat het eigenlijk maar een allegaartje was van individuele prestaties (of ook soms als duo). Hoe dan ook, enkel “Private world” is eigenlijk al een vroege voorafspiegeling van wat Simon & Garfunkel zouden worden (alhoewel op de single enkel Art Garfunkel als zanger wordt vermeld), zelfs al klinken ze eerder als The Brothers Four of Peter, Paul & Mary. De andere nummers die op de elpee van het “trio” werden samengebracht, vallen echter eerder onder de genante noemer van het “Tom & Jerry”-verleden.
De eerste echte elpee als Simon & Garfunkel, “Wednesday morning, 3 a.m.”, kreeg wel gunstige kritieken, maar flopte. Terwijl Paul Simon echter de Brill Building had geruild voor het Engelse folkcircuit, had zijn platenfirma (CBS) zijn solo-elpee nog eens onder handen genomen. Art Garfunkel werd er opnieuw bijgehaald en in navolging van The Byrds kregen de folkarrangementen een stevige rockbegeleiding. “The sounds of silence” uit 1966 werd een wereldhit en Paul Simon vestigde zijn naam als één van de grootste talenten in de songschrijvend milieu.
Tegen de tijd van “Bridge over troubled waters” (1970) lagen Simon en Garfunkel echter fameus met elkaar overhoop. Simon verzette zich tegen de opname van een chorale van Bach door Garfunkel, waardoor die zich op zijn beurt verzette tegen een nummer van Paul Simon, dat “Cuba si, Nixon no” heette. Dat zou trouwens ook naar het schijnt strijdig zijn met de politieke opvattingen van Garfunkel. Ze gingen uit elkaar en Paul Simon trok voor de opname van zijn “Mother and Child Reunion” naar Kingston.
Toen Garfunkel echter geen filmcarrière kon uitbouwen, zoals hij had verwacht (“Carnal knowledge” is een voorbeeld van een notoire flop ondanks een regisseur als Mike Nichols en de aanwezigheid van Jack Nicholson en Candice Bergen), keerde hij met hangende pootjes naar Simon terug, die zelf ook te zien was in “Annie Hall”. In fact, the scene where Alvy (Woody Allen) and Annie (Diane Keaton) are making up stories about people in the park is reminiscent of the Paul Simon song “America”. “Laughing on the bus/Playing games with the faces/She said the man in the gabardine suite was a spy/I said his bow tie is really a camera”. The passerby Alvy refers to as “the winner of the Truman Capote look-alike contest” is, in fact, the real thing. Anderzijds liepen de filmavonturen van Paul Simon zelf ook niet van een leien dakje: “One trick pony” uit 1980, door hemzelf geregisseerd en geacteerd, flopte evenzeer en dus zag hij een vernieuwde samenwerking wel zitten.
Het dient trouwens gezegd: de close harmony van Garfunkel is een surplus voor de nummers van Simon. “Hearts and bones” (1983) moest opnieuw een Simon & Garfunkel-elpee worden, maar buiten de nostalgie van “My little town” wilde het niet meer lukken. Simon maakte van “Hearts and bones” dan toch maar een solo-elpee met de medewerking van Philip Glass en Georges Delerue en mét “My little town” dat ook op de eerstvolgende solo-elpee van Art Garfunkel kwam te staan. Wel deden ze samen nog een wereldtoernee, waarvan de dubbelelpee “The concert in Central Park” een mooie neerslag is.
Een piekervaring. Je hoeft er niet altijd de Mount Evenest voor te beklimmen of een partijcongres bij te wonen. Zo gewoon, een avondje televisie en hop, weg waren we. We hebben het over donderdag 25 maart 1982 om 21.40 u toen op Antenne 2 in de reeks « Les enfants du rock » de video-opname van het concert in Central Park (New York) van Simon and Garfunkel werd uitgezonden.
19 september 1981. Het is elf jaar geleden dat Paul Simon en Art Garfunkel, die in 1957 reeds als Tom & Jerry (jawel, het verstand komt niet voor de jaren) een hitje hadden met « Hey Schoolgirl » nog eens samen waren opgetreden. Oorspronkelijk zou Paul Simon trouwens alleen (nou, dan wel met een schare uitgelezen muzikanten als pianist Richard Tee en drummer Steve Gadd) dat openluchtconcert in het anders uiterst onveilige Central Park hebben gegeven. Het was tenslotte zijn idee om hiermee geld in het bakje te brengen om deze New Yorkse groenzone beter te kunnen onderhouden. Maar hij had Art wel gevraagd om een paar bisnummers te komen doen…
Eens weer samen om hiervoor te repeteren bleek echter dat zij buiten een boel depressies op het persoonlijke (twee stuk gelopen huwelijken) en het artistieke vlak (vooral Art Garfunkel zat aan de grond met een film- en platencarrière die zo goed als strop zat, maar ook Pauls film « One trick poney » liep niet zoals gewenst), toch nog heel wat gemeen hadden. En ze waren ondertussen beiden al veertig geworden en dat puberachtige gekibbel moest dus maar eens gedaan zijn. Vandaar.
Natuurlijk gaat een en ander niet zonder spanningen. Dat voel je ook in de loop van het concert. (« Pas na het concert konden we ontspannen met mekaar praten » zegt Paul in Humo). Muzikaal heeft dit minder belang. Beiden willen er het beste van maken en ze staan dan ook scherp, want arbeid adelt. Maar menselijk, jongens ! En hier komt die piekervaring dan. De « andere dimensie » die « een uitstekend concert » tot nog iets meer maakt. Eerst ontwijken de blikken elkaar tijdens de nummers, daarna wordt er af en toe een knipoog gewisseld, een blik van verstandhouding en op het einde de armen over elkaars schouder de vijfhonderd duizend enthousiastelingen komen groeten. Mooi is dat. Zo uit het handboek « Hoe sluit ik weer vriendschap ? »
Akkoord, ze weten dat een half miljoen mensen op hen zitten te gapen. Ze weten dat een half miljard mensen de video-opnamen zullen zien, maar toch… Voor mij kwam het over als echt. En of het dan ook echt is, is in feite bijzaak.
Dat was het dus. Pardon ? U zegt ? Nog niks over de muziek zelf ? Wat dient daarover nog gezegd ? Als we kunnen stellen dat alle grote S&G-hits hierop staan, « I am a rock » jammer genoeg niet meegerekend. Als het beste uit Simons solowerk met de harmony van Garfunkel nog een extra dimensie krijgt. Als Art (die teveel muzak heeft gemaakt) zich gelukkig enkel beperkt tot het hier zeer toepasselijke « A heart in New York » (« Bright eyes » had van mij ook gemogen, maar toegegeven het paste niet). Als de « jongens » een ode brengen aan de twee broertjes die een stevige stempel op hun beginperiode hebben gedrukt (neen, niet Urbi en Orbi maar Don en Phil Everly met « Wake up little Susie »). Als de tekst van « The Boxer » heel subtiel wordt aangepast. Als « Late in the evening » uit de boxen knalt (want het is niet àl zoetekoek). Als Garfunkel heel alleen met Richard Tee een historische versie van « Bridge over troubled waters » brengt…
« Not marble nor the guilded monuments » zullen deze plaat overleven, schrijft de bekende Engelse popcriticus W.Shakespeare en ook al stelt Paul Simon daar zelf tegenover dat hij niet voor de eeuwigheid schrijft maar om de gasrekening te betalen. We hebben de neiging om de mening van onze achtbare confrater bij te treden. We spreken dan echter wel over het openingsconcert, “de rest was een nachtmerrie“, aldus Simon.
Ook in zijn privé-leven zat Simon trouwens in de knoei. Zijn tweede huwelijk met actrice Carrie Fisher (prinses Leia in “Star wars”) liep in die tijd ook op z’n eind (uit een eerste huwelijk heeft hij een zoon, Harper). Steven Spielberg heeft trouwens de rechten gekocht van “Surrender the pink”, het nieuwe boek van Carrie Fisher dat voornamelijk over Paul Simon gaat, al was die het niet die ooit Carrie besprong met de woorden: “Surrender the pink!” Ze heeft deze titel behouden omdat het letterlijk een pars pro toto voor de vrouwelijkheid is. Simon zelf kwam slechts uit zijn depressie door het beluisteren van Zuid-Afrikaanse muziek, wat uiteindelijk in het meesterlijke “Graceland” uitmondde.
Waarom er zoveel deining was rond de plaat “Graceland” van Paul Simon, heb ik nooit begrepen. Negatieve deining dan, want dat het artistiek gezien hét popevenement was van 1986, daar kon zelfs de vijfdelige live-box van Bruce Springsteen niks aan verhelpen. Maar dat radicale groeperingen zowel in de V.S. als in Zuid-Afrika vonden dat hij de zwarte muziek gewoon gebruikte om zijn carrière uit het slop te helpen, dat begrijp ik niet. Hoe haalt men het in godsnaam in zijn hoofd om werken met authentieke Zuid-Afrikaanse muzikanten te gaan vergelijken met optreden in Sun City, het schaamlapje van een Apartheidsregime? Integendeel, gewoon al door de muziek van Soweto wereldberoemdheid te geven dankzij zijn eigen faam, heeft Paul Simon een emancipatorische, ja revolutionaire daad gesteld.
Little Steven, de initiatiefnemer van het “Sun city”-project in 1985, is het daarmee niet eens: “Paul Simon heeft dom gehandeld, vind ik. Iedereen had op een totale boycot van Zuid-Afrika aangedrongen en hij gaat er doodgemoedereerd een plaat opnemen! Zijn bewering dat hij alleen de Zuid-Afrikaanse muziek wilde steunen is erg naïef: cultuur, economie en politiek zijn immers onverbrekelijk met elkaar verbonden. Waarom heeft hij in zijn teksten in ’s hemelsnaam geen melding gemaakt van de Zuid-Afrikaanse toestand?” (Het Nieuwsblad, 1987).
Johnny Clegg daarover in 1988: “Ik denk dat de controverse vooral ontstaan is omdat de culturele boycot zelf nogal onduidelijk en mistig was op bepaalde punten. En dat vooral omdat die boycotactie begonnen is in 1968 en sindsdien niet meer herzien. Nochtans zijn er sedert die tijd belangrijke culturele evoluties geweest in Zuid-Afrika. Er is een nieuwe, alternatieve cultuur ontstaan die juist een erg belangrijke rol speelt in de strijd tegen de apartheid. Vroeger ontbrak dit, maar nu deze tendens er is, zou die juist op de steun moeten kunnen rekenen vanuit het buitenland. De opvatting dat alles wat uit Zuid-Afrika komt ipso facto slecht is, zou op zijn minst moeten worden herzien. Apartheid en Zuid-Afrika zijn geen synoniem. Wij strijden tegen apartheid, wij strijden niet tegen Zuid-Afrika, al doet de Zuid-Afrikaanse regering er natuurlijk alles aan om dat gelijkheidsteken te behouden. Maar goed, Paul Simon had zijn huiswerk niet goed gemaakt, laten we het zo zeggen. En daarom heeft hij in Zuid-Afrika bepaalde kritiek moeten slikken. Zijn plaat verkoopt er echter erg goed, ook bij de zwarten die zeer tevreden zijn met wat hij heeft gedaan. Hij heeft de zwarte muziek duidelijk een opkikker gegeven. Alles bij elkaar is het goed dat Simon vooral uit onwetendheid de culturele boycot van Zuid-Afrika heeft doorbroken. Vroeger werd ook ik geboycot, alleen maar omdat ik een Zuid-Afrikaan was. Nu wordt tenminste begrepen dat er een verschil bestaat tussen een culturele boycot en een black out.”
Hierin wordt Clegg bijgetreden door iemand als Yehudi Menuhin: “Als ik in Zuid-Afrika ben, kan niemand mij beletten ook voor de zwarten of zelfs uitsluitend voor de zwarten te spelen” (in Humo).
Maar zelfs de steun van het A.N.C. kon niet verhinderen dat begin ’92 sommige zwarten vrij hardhandig (o.a. met brandbommen) protesteerden tegen de tournee van Paul Simon door Zuid-Afrika.
Het is eigenlijk in de zomer van 1984 dat de idee voor “Graceland” is gegroeid: iemand liet toen aan Simon de elpee “Gumboots: Accordion Jive Hits, Vol.2” horen. “Het was zeer opgewekte, vrolijke muziek die me tegelijk vertrouwd en exotisch in de oren klonk,” schrijft hij op de hoes. Die vertrouwdheid is niet moeilijk te verklaren met de norteno- en cajun-muziek van de Mexicaanse en Frans-Canadese inwijkelingen in Texas en Louisiana in het achterhoofd. Op de elpee zelf vindt men daarvan trouwens een auditief bewijs door de toevoeging van “That was your mother” en “All around the world”, respectievelijk door Rockin’Dopsie and the Twisters en Los Lobos.
In tegenstelling tot de blues klinkt deze muziek van toch ook niet zo erg gepriviligieerde Amerikaanse bevolkingsgroepen inderdaad zeer swingend. Dat zal dan wel “afreageren” genoemd worden, zeker? Zo ook dus met die “Gumboots”-elpee, waarvan de titel verwijst naar de zware laarzen die de spoorwegarbeiders en mijnwerkers uit Soweto plegen te dragen. De “echte” naam van het muziekgenre is echter “township jive” of “mbaqanga”.
Hoe dan ook, Simon geraakt zodanig in de ban van de Zuid-Afrikaanse muziek dat hij in februari 1985 naar Johannesburg vliegt om er met de groepen van “Gumboots” te gaan opnemen. Dat waren dan in eerste instantie Tao Ea Matsekha, General M.D.Shirinda and the Gaza Sisters, Stimela en de Boyoyo Boys Band, met wie hij respectievelijk “The boy in the bubble”, “I know what I know”, “Crazy love” en “Gumboots” zelf opnam.
De titelsong “Graceland” is het minst typische Zuid-Afrikaanse nummer. Misschien is de tekst (over het “paleis” van Elvis Presley uiteraard) zozeer gaan doorwegen dat de muziek bij country and western is gaan aanleunen. Of waren het de stemmetjes van de Everly Brothers die er in Los Angeles werden bijgeplakt?
Nadien gaan de opnames verder in New York, waarbij vooral gitarist Ray Phiri van Stimela de centrale figuur wordt. Dat horen we in “Under African skies” en ook het gekende “You can call me Al”, waarop het zo typische fluitje bespeeld wordt door een uitgeweken… blanke (!) Zuid-Afrikaan, Morris Goldberg.
Er is echter nog een andere belangrijke medewerker in New York te vermelden, namelijk Joseph Shabalala, de leadzanger van Ladysmith Black Mambazo, een tienkoppige groep a capella kerkzangers uit de buurt van Durban. In de BBC-documentaire “Rhythm of Resistance” worden zij zowat als de exponent van het verzet aangehaald en dat leidt in “Homeless” dan ook tot een aangrijpende getuigenis. Kort na de opnames werd Shabalala trouwens vermoord. Hij is gelukkig nog te horen op “Diamonds on the soles of her shoes”, louter muzikaal gezien het pareltje van deze elpee.
Voor zijn volgende album, “The rhythm of the saints”, zocht Simon zijn inspiratie in de ritmes van Brazilië. De Maracatu Nasau b.v., die meespeelt op “The obvious child”, is een puur uit slagwerk bestaande “natie” (groep, zwarte broederschap) uit de provincie Nordeste.
In juni ’92 huwde hij dan (hij was ondertussen al 50) de 26-jarige Edie Brickell, vroegere leadzangeres van The New Bohemians. Voor hem was het dus zijn derde huwelijk, voor haar het tweede.
Referenties
Ronny De Schepper, Simon and Garfunkel, De Rode Vaan nr.23 van 1982
Simon and Garfunkel, The Concert in Central Park, Geffen Records 88575
Ronny De Schepper, Een diamant uit Johannesburg, geslepen in New York, De Rode Vaan nr.5 van 1987