De Gentenaar Stefan Hertmans, die zes jaar geleden de AKO Literatuurprijs heeft gewonnen voor zijn boek ‘Oorlog en terpentijn’, gebaseerd op de cahiers van zijn grootvader (zie bovenstaande foto), viert vandaag zijn zeventigste verjaardag. Ter gelegenheid daarvan zou ik een oproep willen lanceren: wie heeft er nog foto’s van Stefan (of Stef zoals we hem toen noemden) uit de tijd van de Germaanse?

Dichter, essayist en jazzkenner Stefan Hertmans (Gent, 1951) debuteerde met poëzie die gegroeid was uit het Duitse expressionisme. In het vroege werk komt het verlangen naar rust en zuiverheid sterk tot uiting. Later krijgt de onrust de bovenhand. Hertmans is een van de belangrijkste postmoderne dichters, zoals o.a. mag blijken uit de opstellenbundel van zijn vroegere professor Anne Marie Musschoot. Zijn gedicht Gelukstraat Gent siert de zijgevel van de Gentse Vooruit.
Alhoewel Hertmans theater niet schuwt (Kopnaad, in regie van Jan Ritsema, werd geproduceerd voor Kaaitheater en geselecteerd voor Theaterfestival, later volgde Mind the Gap in regie van Gerardjan Reijnders), houdt hij doorgaans niet van “gedachten met veel saus“.
Hij werkt(e) ook mee aan tal van tijdschriften. Zijn eerste publicatie in boekvorm was de roman Ruimte (1981), waarvoor hij twee prijzen kreeg. Ook andere werken zouden in de prijzen vallen: Gestolde Wolken (Multatuliprijs), Bezoekingen (Arkprijs), Het Narrenschip (Prijs van de Vlaamse Gids), Muziek voor de Overtocht (Prijs van de Vlaamse Gemeenschap en Paul Snoek-prijs). Voor zijn essayboek, ‘Het zwijgen van de Tragedie’, ontving hij in 2008 de Maurice Gilliamsprijs van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde.
Werk van hem werd genomineerd voor onder meer de AKO Literatuurprijs en de Libris Literatuur Prijs. In 2002 ontving hij de F.Bordewijk-prijs.
In de “historische” bundel “Mooie jonge goden” uit 1986 werd van hem « Een groter hoofd » opgenomen, dat volgens Johan de Belie in De Rode Vaan nr.52 van 1986 “de bizarre, speels-erotische en ontroerende relatie schetst tussen Bodo en Belinda, waaruit de jongen Bodo als scherp getekend personage binnen het verhaal zonder verdere verwijzing, opduikt en een ereplaats verdient in de Vlaamse literatuur.”
IVOREN TOREN?
Tom Lanoye zette zich oorspronkelijk nogal af tegen schrijvers zoals Hertmans: “Ik weet ook wel dat ik me discrediteer in de literaire wereld door een aantal dingen te doen die zogenaamd “ernstige” auteurs, neem nu een Stef Hertmans of een Pol Hoste, niet zouden doen. Al ben ik nu wel al zo ver dat het wordt ‘getolereerd’. Men maakt van mij dan een ‘fenomeen’, een soort van narrenfiguur, waarvan men zelfs wil toegeven dat ‘hij eigenlijk geen slechte teksten schrijft’. Terwijl de essentie van dat performen voor mij blijft dat dichters meer effect zouden hebben als ze hun teksten alleen nog maar van buiten zouden kennen. Ik vraag zelfs niks méér. Zelfs dààrvoor zijn ze al te lui en in feite worden ze dus overbetaald en zijn ze verschrikkelijk geborneerd en conservatief. Ik ken geen grotere conservatieve zakken als mensen die met literatuur bezig zijn en zichzelf nochtans een medaille geven als ‘voorhoede van de maatschappij’. Op bepaalde punten klopt dat absoluut niet en doen ze ook geen enkele moeite om daaraan iets te veranderen. Anderzijds vind ik dat je zoals Pol Hoste niet kunt weigeren interviews te geven en je dan tegelijk beklagen over het feit dat er zo weinig belangstelling is voor de literatuur in het algemeen en voor je eigen boeken in het bijzonder. Als iedereen zou doen wat ik doe, dan zou de literatuur in zijn geheel een grote stap vooruit gaan. Als Stefan Hertmans wat meer een grote mond zou opzetten en wat meer verdedigen voor wat hij staat, dan zouden misschien meer mensen in hem geïnteresseerd zijn. Die ivoren toren-mentaliteit is pure waanzin als je ziet met hoeveel informatie de mensen in deze tijd worden bekogeld. (…) Ik heb een hekel aan iemand die me wil imponeren gewoon met het feit dat hij zo goed kan schrijven. Dat interesseert me niet. Ik wil iets lezen dat me ‘pakt’. Anders word ik ten hoogste technisch geboeid. Dat is b.v. het verschil tussen de reeds genoemde heren Hoste en Hertmans. Ik heb bepaalde opmerkingen over hoe Pol Hoste met de media omgaat, maar ik vind het wel een goede schrijver, terwijl Stefan Hertmans mij alleen maar interesseert omdat hij inderdaad zo ver gaat in zijn behandeling van de taal. Maar toch komt hij nog niet tot aan de knieën van Hugo Claus, die je overigens eigenlijk ook een volksverteller zou kunnen noemen.”
NAAR MERELBEKE
Stefan Hertmans heeft me daarop eens aangesproken en erop gewezen dat Lanoye ondertussen zijn mening heeft herzien. Nu, dat mag ik hopen, toch op basis van het eerste boek van Stefan dat ik heb gelezen, namelijk “Naar Merelbeke”, waarmee Hertmans zich toch ook min of meer ontpopt als “een volksverteller”. Zij het niet op een eenduidige, niet-gelaagde manier. Maar dat kan de pret alleen maar verhogen, of niet soms?
Het begint al met de titel. Ik weet dat Stefan afkomstig is uit de Gentse rand en dus dacht ik dat de titel een reis aanduidde, niet alleen in de ruimte, maar ook in de tijd. A la recherche du temps perdu, weet je wel? Dat laatste is zeker juist, maar die ruimtelijke reis ligt dus iets ingewikkelder. Stefan is blijkbaar niet van Merelbeke, maar Merelbeke was voor hem in zijn jeugd een soort van hemel op aarde. Vooral dan gebaseerd op de naam zelf: een beek vol met merels, dat was het meest paradijselijke dat de kleine Stef (als we nu gemakshalve de ik-persoon met de schrijver vereenzelvigen) zich kon inbeelden. Dat viel dus helaas tegen in de realiteit.
Het paradijs vond hij uiteindelijk eerder terug in Rouen, waar zijn mythische nonkel Doresta (“daar is-ie”) woonde en vooral zijn nichtje Alexandrine. In het huis van een schrijver die “uit het museum in Rouen (…) langdurig een opgezette papegaai (had) geleend” (p.117) besluit hij dan ook hic et nunc “in mijn cahier een verhaal neer te schrijven waarin ik dingen zou vertellen, precies zoals ze me overkomen waren, maar dat ik tegelijk die dingen ook zou vervalsen, versterken met verzinsels van allerlei aard, opdat niemand zou weten waar de dingen stonden die me echt pijn hadden gedaan. (…) Ik zou zo schrijven dat ik het zou vertellen en verzwijgen tegelijk.” (p.118-119) En dat is precies wat er in dit boek gebeurt. Stef beweegt zich op bepaalde momenten met figuren als Pol de Paling en Louis de Parkiet op het randje van de traditionele Vlaamse volksvertelling, maar hij geeft er telkens zo’n draai aan dat hij dit gezellige, maar nogal platvloerse genre moeiteloos overstijgt. Op die manier kijk ik al met belangstelling uit naar zijn veel geprezen boek “Oorlog en terpentijn” (2013), waarin hij de oorlogsdagboeken van zijn grootvader (dezelfde als die welke in dit boek voorkomt?) heeft verwerkt, en natuurlijk vooral naar zijn in 2016 verschenen boek over het huis in Monieux, “De bekeerlinge”, dat hij in 1994 heeft gekocht van de weduwe van Albert Schilders (1916-1993), met andere woorden het huis waarin ik ook drie fantastische vakanties heb meegemaakt. Misschien ligt mijn Merelbeke wel in Monieux, wie weet?

DE BEKEERLINGE

“De bekeerlinge” is een prachtig, poëtisch boek geworden. Er hangt slechts één schaduw over, maar daar kan Hertmans zelf niks aan doen. In De Morgen (where else?) werd het boek immers bestempeld als “misschien het meest actuele politieke boek van dit jaar”, uiteraard met een verwijzing naar de Islamitische vluchtelingen. Maar dat is het nu juist: het boek van Hertmans speelt zich af in de duistere Middeleeuwen toen de religie nog het volledige leven beheerste. Met alle gevolgen vandien: onverdraagzaamheid, vervolging, ketterij, brandstapels… En daar willen we nu juist niet meer naartoe! Elke religie is per definitie onverdraagzaam. Tegenover elkaar, maar meer nog tegenover de ongelovigen, meer nog dan tegenover de heidenen, want ongelovigen zijn afvalligen. Zij hebben de kans gehad om de godsdienst te omarmen, maar onder de invloed van de Verlichting zijn ze zo verstandig geweest om de religie te verwerpen. Met andere woorden, als het boek van Hertmans al relevant is voor de dag van vandaag (en dat is het ook!) dan is het precies met de omgekeerde boodschap als De Morgen ons wil doen geloven!

DE OPGANG

Na dit goed ontvangen boek over zijn huis in de Provence, schreef Stef vier jaar later een boek over een huis dat hij eind jaren zeventig in het Gentse Patershol heeft gekocht. Het bleek een huis te zijn dat vroeger aan een nazi had toebehoord. Het was de vader van Adriaan Verhulst, waarvan zowel Stef als ikzelf nog les hebben gehad. Deze keer werd het boek op z’n minst op gemengde gevoelens onthaald. Zo schreef Frank Hellemans op de website van Doorbraak: De opgang van Stefan Hertmans is in zekere zin een afgang. Mooie terzijdes genoeg maar geen echte roman, laat staan de grote Vlaamse collaboratieroman.” Nu ben ik altijd te vinden voor een leuke woordspeling, maar wat is (in dit geval) een “opgang” eigenlijk? Ik vroeg het aan twee lezers en ze wisten het niet. Ze hadden het boek gelezen, maar niet stilgestaan bij de titel. Nochtans staat het al te lezen op p.9: “We gingen van kelder tot zolder, een opgang die ruim twee uur duurde omdat notaris De Potter, in mijn aanwezigheid, en telkens met mijn vereiste instemming, een gedetailleerde Staat van Bevinding moest opmaken.” Maar is dit wel correct Nederlands? Alleszins vind ik deze betekenis niet terug in mijn exemplaar van Vandales Groot Woordenboek van de Nederlandse Taal. En zelfs dan: wat betekent dit dan als titel voor het boek?

Frank Hellemans probeert zelf nog tot een vergelijk te komen: “Raakpunten genoeg voor de schrijver Hertmans om met het donkere hellehuis als leidraad een danteske ‘opgang’ binnen het huis te reconstrueren waarin een notaris-verkoper als een nieuwerwetse Vergilius geleidelijk aan koper Hertmans naar de zolder – en de ontknoping – leidt.” Ik heb dat zelf nooit als dusdanig aangevoeld, maar kom, het is een verklaring als een ander.

Voor de rest is Hellemans streng: “Het verhaal zelf lijkt gekopieerd van de eerste, de beste soap: duivelse SS’er met naïeve, levenslustige minnares botviert zijn lusten in het verborgene terwijl vrouw aan de haard thuis er het beste van probeert te maken. (…) Hertmans’ De opgang is dus in zekere zin een afgang geworden. Van een roman, laat staan een collaboratieroman is geen sprake. Het is eerder een essayerende voorstudie voor een roman die nog zou moeten worden geschreven.”

En hij besluit: “Het boek werd in de markt gezet als slotdeel van zijn historisch-documentaire trilogie. Tijd om opnieuw eens uit een ander vaatje te tappen, zou ik zo zeggen.” Een besluit waar ik me kan achter scharen.

EEN LITERAIRE MIDDAG ONDER GELIJKGEZINDEN
In november 1999 organiseerde de Bond van Gentse Germanisten zijn laatste Jaarvergadering van de eeuw, ja zelfs van het millennium. Wat kon er gepaster zijn dan u bij die gelegenheid een literaire middag te presenteren onder gelijkgezinden? Er werden drie schrijvers uitgenodigd om uit hun werk te komen voorlezen. Niet toevallig ging het om drie Gentse germanisten: Stefan Hertmans, Roel Van Londersele en Guido Van Heulendonk. Ook al niet toevallig is het, dat zij alle drie in 1974 zijn afgestudeerd, met andere woorden: een jaar na mij. Van Heulendonk heb ik als student nochtans niet gekend (en dat niet enkel omdat hij toen nog gewoon Guido Beelaert heette), de twee anderen wel. Van Roel Richelieu van Londersele, in ’99 deeltijds leraar bij het atheneum van Gent, herinner ik me bijvoorbeeld dat hij samen met Jan Braet het literaire tijdschrift Koebel lanceerde, als reactie op Restant van Jean-Marie Maes. Met Stefan heb ik nog samengewerkt voor Germaniak en ook bij het organiseren van een muzikale avond. In het voorprogramma had ik Jean-Pierre Goossens van The Bluebirds gevraagd en de hoofdact was Stefans broer Peter. Stefan was trouwens zelf ook actief op muzikaal vlak. Zo heeft hij de muziek geschreven voor de ballade “Twilight dreams”, die Jean-Paul Van der Elst speciaal voor de meisjes van de Fabiola had geschreven voor de carnavalsavond in De Korenbloem.

Op 13 oktober 2011 is “De mobilisatie van Arcadia” verschenen, de nieuwe essaybundel van Stefan Hertmans. ‘We kunnen er niet onderuit: we beleven emotionele tijden. Waar men ook kijkt, commotie is de norm, intensiteit de vorm.’ Zo begint dit boek, waarin hij ons verlangen naar een arcadisch bestaan fileert. Waarom moeten we alles wat we van waarde achten – seksualiteit, identiteit, kunst en literatuur, sociaal engagement – onophoudelijk opfokken voor het grote doel? Kunnen we de dingen niet meer in hun waarde laten zonder ze uit te kauwen? Wellicht hebben we zo’n intens gevoel van verlies omdat we voortdurend een fictieve persoonlijkheid najagen. Het is niet verwonderlijk dat Hertmans in dit boek uitgebreid aandacht besteedt aan kritische schrijvers als Michel Houellebecq, Søren Kierkegaard of W.G. Sebald, over wie hij met grote instemming schrijft.
Het meest behartigenswaardige thema is wellicht die van de huidige, totale mobilisering van het gevoelsleven: alles wat we meemaken moet per se voorzien zijn van een dikke laag emotionaliteit – of nog erger, het moet de emotionaliteit zelf zijn. Gebeurtenissen zijn niet meer gebeurtenissen, maar emoties. We leven in een wereld waarin alleen nog gehuild, getierd, gelachen, gegild, gesnikt en geschreeuwd wordt. Zet een avond de televisie aan en je gaat verwilderd naar bed. Waar is de afstand gebleven, de ironie, de gereserveerde houding, de intellectuele en stoļcijnse benadering? “De mobilisatie van Arcadia” werd uitgegeven bij De Bezige Bij. (Deze tekst is niet van mij, misschien een perstekst van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde?)
Hertmans was vroeger docent tekststudie aan de Hogeschool Gent, maar is sinds 1 oktober 2010 fulltime schrijver.

Ronny De Schepper

Referentie
Hans-Maarten Post, “Mannen zijn hysterisch, niet de vrouwen”, Het Nieuwsblad Magazine van 15 oktober 2016

Een gedachte over “Stefan Hertmans wordt zeventig…

  1. Ik las onlangs ‘Harder dan sneeuw’. Gruwelijke, keiharde, afkeer inboezemende maar stilistisch vaardig beschreven wederwaardigheden passeren er de revue. John de Vuyst, de hoofdfiguur, verliest zelfs zijn intellectualistisch afstandelijke kijk op de liefde en op de politiek-religieuze gebeurtenissen niet wanneer hij met zijn vader bij het sterfbed van zijn moeder staat. Hij is een buitenstaander bij die intieme gebeurtenis die hij dan ook op het einde weer afdoet als ‘een telkens opnieuw afgespeelde, versleten videoband’. Hertmans wil in die roman iets kwijt over het absurde van de menselijke existentie (‘alsof er betekenis in de wereld was’), de bedreigende gebeurtenissen die dat bestaan doorkruisen, het fundamenteel veranderen en er littekens nalaten die, naar mijn bescheiden mening, schreeuwen om erbarmen. Slechts kunst blijkt in staat te ontroeren. Hopelijk bevalt ‘Oorlog en terpentijn’ me beter.

    Like

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.