De Belgische gitarist en producer Jean-Marie Aerts stierf gisteren op 72-jarige leeftijd “na een lange en moedige strijd”. 

Aerts werd geboren in Zeebrugge als zoon van een arts, die ook (klassieke) piano speelde. Zijn eerste muzikale herinneringen waren Italiaanse zangers uit de jaren vijftig zoals Marino Marini. Toen de rock’n’roll haar intrede deed was Aerts vooral onder de indruk van Vince Taylor. Later, op zijn zestiende, moest hij na een ongeluk met zijn bromfiets lange tijd in het ziekenhuis verblijven. Bij die gelegenheid schonk zijn zus hem een Spaanse gitaar en een akkoordenboekje. Op zijn zeventiende leerde hij het geluid van Jimi Hendrix’ elektrische gitaar kennen. Aerts roemt echter Jan Akkerman van de groep Focus meer als “de man die mij leerde gitaarspelen” om de eenvoudige reden dat hij naar Akkerman kon gaan kijken en niet naar Hendrix, Muddy Waters of John Lee Hooker. Nadien, op internaat in Gent, begon hij te jammen met enkele vrienden die fans waren van de Rolling Stones. Aerts studeerde geneeskunde in die stad, maar stopte reeds na zes maanden. Een jaar later volgde hij filmschool aan het RITCS in Brussel. Hij zat echter veel liever in café Het Vermiljoen op de Zavel waar hij in het muzikantenmilieu terecht kwam.
Zijn eerste echte baan als gitarist kreeg hij in de Koninklijke Vlaamse Schouwburg in Brussel via Vincent Rouffaer. Deze vertelde Aerts immers dat zijn vader Senne een gitarist nodig had voor het toneelstuk As You Like It van William Shakespeare.
Aerts studeerde ook één jaar lang notenleer, maar kan er naar eigen zeggen tot op de dag van vandaag nog steeds niets mee.
Zijn eerste groep was Split van Luk Vankessel. Aerts experimenteerde graag met klanken en is naar eigen zeggen ook de eerste Belgische gitarist geweest die zijn versterker op maximaal volume draaide, puur voor het effect van de vervorming: “Met Raymond van het Groenewoud hadden we ooit een televisieopname op de toenmalige BRT. Ik gooide mijn versterker volledig open en meteen kwam er een technicus op me afgevlogen. (…) Hij weigerde mijn geluid op te nemen, maar Raymond steunde mij: hij hield er wel van. Hij speelde zelfs graag op mijn gitaar met mijn versterker. En hij schreef ook wel eens nummers met mijn gitaarklank in gedachten: denk maar aan de vette klank van de riff van Meisjes.” (Humo, nr. 3394, 20 september 2005)
Aerts speelde ook een tijdje bij Johan Verminnen, maar omdat hij meer vooruitgang zocht nam hij ontslag.
Succes kreeg Aerts pas als gitarist bij TC Matic, de groep van de nog piepjonge Arno. Aerts beweert veel geleerd te hebben van Arno, vooral van diens openheid tegenover muziek en zijn hele attitude om Europees te klinken en niet Amerikaans. De groep werd één van de eerste grote Belgische rockbands en scoorde hits met de klassiekers “Oh La La La” en “Putain Putain”. Vooral Aerts’ gitaar droeg mede bij tot het herkenbare en succesrijke geluid van de groep. Een internationale carrière zat er helaas niet in omdat België destijds er nog niet het management voor had. (Wikipedia)
Jean-Marie Aerts: “Al dat gelul over dat het slecht zou gaan met de Belgische rock in de jaren tachtig vind ik eigenlijk grote zever. Dat lijkt me een spelletje van de media, de platenfirma’s en uiteindelijk ook bepaalde muzikanten. Je kan natuurlijk niet ontkennen dat er minder platen worden gekocht, maar dat geldt niet alleen voor Belgische producties. En sommige groepen slagen er zelfs nog in in de top dertig terecht te komen, denk maar aan Nacht und Nebel. En dat ondanks het feit dat er hier inderdaad geen geld voorhanden is om goede videoclips te maken. Maar gelukkig zijn goede live-optredens ook nog steeds een uitstekende reclame. Van TC-Matic zijn er ook geen videoclips, hé ! Maar het is wel een zware concurrentie, die clips, vooral omdat er hier op TV-gebied niet veel te beleven valt voor plaatselijke groepen. Eigenlijk is er niks meer hé ? Vroeger had je nog „Hitring” en daardoor werden er zeker meer platen verkocht. Heel de opvatting dat het toen wél goed ging met de Belgische pop vindt volgens mij trouwens daar zijn oorsprong. Nu worden er immers nog steeds even goede nummers gemaakt. Het komt er ook niet op aan om aan te sluiten bij bepaalde trends, originaliteit en verbeelding dàt zijn de grootste krachten. Als je me dan vraagt wie het in de tweede helft van de jaren tachtig internationaal gaat maken — en dan veronderstel ik natuurlijk dat je bedoelt naast TC-Matic — dan zeg ik Jo Lemaire. Ik vind dat zij formidabele dingen doet en als ze ooit naar een producer zoekt die tegelijk een grote fan van haar is…” (De Rode Vaan nr.14 van 1985)
En zo geschiedde. Daarnaast is hij ook producer geweest van onder meer Big Bill, Rick Tubbax & The Taxi’s, Absynthe Minded, Once More, Elisa Waut, Kris De Bruyne, Gorki en de groep Daydream. Over twee singles die hij heeft geproducet heb ik het expliciet gehad in De Rode Vaan: “Paul Evrard, bekend van Sofa en andere liggende toestanden, hield de eerste twee producties van Parsley boven de doopvont en als een soort programma-verklaring waren het meteen ook twee debuutsingles, namelijk van Madou en van Kamagurka en de Vlaamse Primitieven.
Minder revolutionair was dat het meteen ook alweer twee producties van Jean-Marie Aerts waren en dat is zeer opvallend te horen, want de twee groepen moeten zowat mekaars antipode zijn en toch is de sound van de twee singles vrij identiek.
Een constante is ook dat de Nederlandse tekst zo goed als onverstaanbaar is (tot grote vreugde van Kamagurka, maar of Jan De Vos daar ook zo over denkt … ). Misschien niet zo’n goede keuze dus, al trekken we het vakmanschap van Aerts hoegenaamd niet in twijfel, meer zelfs het ‘lekker klinken’ van de singles is wellicht grotendeels aan hem te wijten. Maar dan hebben we het dus wel over het instrumentale gedeelte.
Voor de grootste verrassing zorgt Kamagurka. Eerst en vooral omdat hij in ons blad nog heeft verklaard (dat moet nu zo’n twee jaar geleden zijn) dat muziek hem eigenlijk niet interesseert (tenzij Bach). Dit, gekoppeld aan de incidenten die Kamagurka-optredens wel eens uitlokken, had bij ons de verwachting gecreëerd van een hysterisch schreeuwende Kama voor een muur van lawaaierige snerpende gitaren. Helemaal mis dus. Kamagurka zingt heerlijk onderkoeld en zijn groep klinkt zeer stevig en beheerst.
Madou heeft in mindere mate hetzelfde effect bereikt (nogmaals : onderschat in de twee gevallen natuurlijk de inbreng van Aerts niet !) d.w.z. ze klinken zoals van de oude Rum-kern kan worden verwacht (Vera Coomans en Wiet van de Leest dus), terwijl de uit free jazz-middens aangetrokken muzikanten zich zeer beschaafd op de achtergrond houden. Meer zelfs, de stevige drums lijken af en toe wel in de leer te zijn gegaan bij het betere discowerk.”

Ronny De Schepper

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.