Het is vandaag 210 jaar geleden dat de Pools-Russische schrijver Jan Potocki thuis in Oeladovka zelfmoord pleegde.
Het verhaal gaat dat de Poolse graaf Jan Potocki, terwijl hij aan Manuscript gevonden te Zaragoza schreef, de lange avonden gevuld heeft met het slijpen van een aardbeivormige knop die ooit op een zilveren theepot prijkte. Totdat op een zekere avond het einde van het boek naderde en de knop tot een volmaakte kogel was omgevormd, waarna Potocki zijn pistool pakte, hem laadde en zichzelf door het hoofd schoot. (8weekly.nl)
Potocki begon aan zijn roman Manuscript gevonden te Zaragoza in 1790 en bleef eraan werken tot in 1814. Tijdens zijn leven werd nooit een integrale versie gepubliceerd; in 1805 verscheen een uittreksel (de eerste tien dagen) te Sint-Petersburg. In 1813 verscheen een tweede fragment in Parijs. Na zijn dood, in 1847, verscheen een Poolse vertaling van het hele werk. Grote delen van de originele Franse tekst werden lange tijd verloren gewaand, maar de Franse versie die François Rosset en Dominique Triaire in 2006 in Leuven publiceerden wordt als volledig beschouwd en is uitsluitend gebaseerd op handschriften.
Graaf Jan Potocki werd geboren in Pskov, een middelgrote stad in West-Rusland aan de grens met Estland, maar volgde middelbaar onderwijs in Genève en Lausanne. Aanvankelijk interesseerde hij zich vooral voor wiskunde en natuurwetenschappen, maar al gauw concentreerde hij zich op de geschiedenis. In 1779 nam hij in dienst van de Orde van Malta deel aan militaire acties tegen Noord-Afrikaanse piraten. In 1805 nam hij deel aan de Russische diplomatieke missie naar het hof van de Chinese keizer. Vanaf 1812 leefde hij teruggetrokken op het voorvaderlijk kasteel van Oeladovka in het zuidwesten van het Russische keizerrijk aan de grens met Oostenrijk-Hongarije en viel hij ten prooi aan aanvallen van depressie. (Wikipedia)
Met de zeer lijvige roman “Manuscript gevonden te Zaragosa” is de Poolse, maar in het Frans schrijvende auteur Jan Potocki ontegensprekelijk een van de belangrijkste Franse auteurs uit de overgangsperiode tussen Verlichting en Romantiek. Het heeft wel zo’n 150 jaar geduurd voor dit tot de chauvinistische Fransen is doorgedrongen, en op de integrale publikatie van de roman heeft de lezer moeten wachten tot 1990. (Hij werd wel meteen in het Nederlands vertaald bij de Wereldbibliotheek, RDS.)
De tot nog toe vooral bij insiders bekende Jan Potocki was een van de meest getalenteerde intellectuelen van zijn tijd. Hij werd in 1761 geboren in Podolië, dicht bij de Russische grens, als telg van een van de oudste en aanzienlijkste Poolse adellijke families. Hij krijgt een uiterst verzorgde opvoeding, eerst thuis – zijn moeder weigert Pools te spreken en drukt zich enkel in het Frans uit – en daarna in exclusieve instituten in Lausanne en Genève, waar hij een bijzondere aanleg tentoonspreidt niet alleen voor Latijn en Grieks, maar ook voor filosofie, wiskunde en exacte wetenschappen. Na zijn opleiding gaat hij, familiegetrouw, in dienst bij het leger en neemt zelfs deel aan expedities tegen Barbarijse zeerovers. In deze periode wordt hij naar alle waarschijnlijkheid lid van de Vrijmetselaarsloge; het ritueel van de maçonnieke inwijding zal in zijn later werk een belangrijke rol spelen. (…)
Potocki leest ontzaglijk veel, niet alleen de klassieken en de grote Engelse en Franse Verlichte auteurs, maar ook tal van eigentijdse frivole romans, de Gothic novels van Horace Walpole en zeker The Monk van Matthew Lewis. Tussendoor reist hij zeer veel en schrijft onophoudelijk politieke (liberale, RDS) pamfletten, reisverhalen en historische werken. In 1797 begint hij aan een groots opgezette roman, Manuscrit trouvé à Saragosse, waaraan hij vrijwel tot aan zijn dood zal blijven werken. Steeds moeizamer, want vanaf 1812 valt hij, geplaagd door geldgebrek en gekweld door nevralgieën, steeds vaker ten prooi aan diepe depressies. Eind november of begin december 1815 is de maat vol en jaagt hij zich, in zijn bibliotheek, een kogel door de kop. Volgens sommigen met een zilveren kogel die hij zelf zou gegoten hebben met vijlsel van een oude suikerpot. Een oude overlevering wil dat hij, als atheïst, de kogel eerst had laten wijden door een priester ‘omdat men er toch nooit zeker van is dat God niet bestaat’ (deze laatste versie is wellicht Fabulierung, ontleend aan Potocki’s Manuscript gevonden te Zaragosa waarin een vrijdenker op analoge wijze een einde aan zijn leven maakt).
Van het Manuscript gevonden te Zaragosa zijn bij leven van Potocki enkel gedeelten in drukvorm verschenen. Daarna volgt een lange vergetelheid tot Roger Caillois in 1958 de aandacht vestigt op de grote literaire waarde van Zaragosa en zowat een kwart van de roman publiceert. Maar pas in de jaren ’80, toen er een ware Potocki-revival plaatshad (*) en zijn reisverhalen, politieke geschriften en toneelstukken in Frankrijk werden gepubliceerd, werd er intensief speurwerk geleverd naar de manuscripten van Zaragosa, wat resulteerde in de eerste integrale publikatie met varianten door René Radrizanni.
Nu pas blijkt hoe zorgvuldig de roman werd geconstrueerd. Het verhaal speelt zich af ten tijde van de regering van Filips V (1700-1746) en de protagonist is de Vlaming Alfons van Worden die als lid van de Waalse Garde in dienst treedt van koning Filips V en zich naar Madrid begeeft. Maar bij het doorkruisen van de bergachtige Sierra Morena raakt zijn reisplan danig in de war in het dal Los Hermanos (= de broers) waar twee bandietenbroers aan de galg bengelen en waar zich ook een herberg Venta Quemada (= verdachte kroeg) bevindt. Alfons wordt door zijn knechten in de steek gelaten en besluit te overnachten in de Venta Quemada. Maar tijdens de nacht wordt hij bezocht door twee zusters van Moorse afkomst, Emina en Zibeddee, die in de traditie van de Arabische hoeri’s niet vies zijn noch van lesbische noch van heteroseksuele partijtjes. En ook niet van incest, want zij blijken langs moederskant nichtjes te zijn van Alfons. Zij wekken zijn belangstelling voor de familie Gomelez, waarvan zijn moeder afstamt, en voor het grote geheim dat de familiale burcht in zich bergt. Na deze nacht vol passie en mysterieuze verhalen, ontwaakt Alfons ’s ochtends aan de voet van de galg, gelegen tussen de lijken van de twee broers. Eros bij nacht, Thanatos bij dag… Een thema dat doorheen talloze personages in de hele roman zal terugkeren. (…)
Een korte samenvatting geven van dit uiterst gevarieerde werk, dat talloze genres in zich verenigt (van schelmenroman tot filosofisch tractaat), is onbegonnen werk. Maar als er één band is tussen al deze verhalen is het wel de initiatie. Eerst en vooral de initiatie in de (verboden) liefde. Net als in de Metamorfosen van Apuleius – het boek dat als geen ander model heeft gestaan voor Potocki’s meesterwerk – is het Manuscript gevonden te Zaragosa eigenlijk de (incestueuze) zoektocht van een jongeman naar zijn moederlijke afkomst. Een afkomst die hij, zoals in alle oude initiatieriten, vindt in het binnenste van de aarde na een labyrint te hebben doorkruist.
En ten tweede is Zaragosa ook een initiatie in het redelijk en humanistisch denken. Bij monde van zijn alter ego’s, de wiskundige Velasquez en de goddeloze encyclopedist Diego Hervas, affirmeert Potocki zich als een atheïstische rationalist die enkel natuurwetten aanvaardt en alle vormen van (bij)geloof als onzin verwerpt.
Herwig Leus (in Het Laatste Nieuws van 6/9/1992)
(*) In 1965 was er in Polen nochtans al een verfilming van de roman door Wojciech Has.