Het is al 155 jaar geleden dat de Engelse auteur Charles Dickens is overleden. Hij schreef zich de literaire roem in met personages als David Copperfield, Oliver Twist, Ebenezer Scrooge, en ook Pip en Estella uit ‘Great Expectations’. 

Charles John Huffham (*) Dickens werd geboren in Landport bij Portsmouth als zoon van John Dickens en Elizabeth Barrow. The family belonged to “the chabby genteel” (“kale sjiek”, zoals prof.Schrickx in ’t Antwerps zei). Toen hij tien was, verhuisde de familie naar Londen, waar zijn moeder een privéschool trachtte op te zetten, maar er kwamen geen leerlingen op af. Zij was daartoe gedwongen wegens financiële moeilijkheden. Dickens’ vader had wel “a decent job” (clerk in the naval pay office), maar hij hield van “wijntje en trijntje”, dus het geld verdween van zodra het binnenkwam (niet alleen op een negatieve manier: ook omdat hij het onder zijn familie en vrienden verdeelde, hij had immers geen echt eigendomsgevoel).
Toen hij wegens schulden in de gevangenis werd gezet, moest de jonge Charles de school verlaten om te gaan werken. Zo belandde hij op twaalfjarige leeftijd in een schoensmeerfabriek waar hij tien uur per dag moest werken (hierop slaat de “wasdrang” in de titel van het stuk van W.F.Hermans, later was Dickens ook één van de eerste mensen die een douche in hun huis lieten installeren). De omstandigheden waaronder arbeiders moesten leven werden een belangrijk onderwerp in zijn latere werk. Wat zijn eigen opleiding betreft, daarvoor benutte hij elk ogenblik van zijn vrije tijd in het British Museum. Het feit dat zijn vader verantwoordelijk was voor zijn gebrekkige opleiding plaatst Dickens in de categorie van schrijvers, van wie het vader-zoon-conflict aan de basis ligt van hun schrijfdrift. Toch wijkt hij er tegelijk ook vanaf daar dit meestal over schrijvers gaat die door een sterke vader in hun eigen carrière gedwarsboomd werden. Bij Dickens is het echter de vader die een flierefluiter was (later, als zoonlief succesvol was, stuurde vader John de schuldeisers gewoon naar hém door), terwijl de zoon er alles aan doet om het “te maken”. Dickens mag dus zeker op de eerste plaats een “commercieel” schrijver genoemd worden. De artistieke prestatie kwam er eerder “desondanks”.
Toen hij vijftien was, ging Dickens werken op een advocatenkantoor. Toen hij achttien was, kreeg hij zijn eerste job als journalist. In die tijd werd hij voor het eerst verliefd. Het “voorwerp van zijn genegenheid” (ene Maria Beadnell) behoorde echter tot een hogere klasse dan Dickens en dat is nu eenmaal onoverkomelijk in het stugge Engeland as we all know it. Uiteindelijk weigerde ze hem. Later had ze er spijt van, maar toen weigerde hij haar. De hopeloze verhouding duurde vier jaar en zij zou uiteindelijk model staan voor Dora in “David Copperfield”.
Niet lang daarna huwde Dickens met Catherine Hogarth, de dochter van een arme journalist (Georges Hogarth) die hem in contact bracht met literatuur. Het was wat men dan noemt een “verstandshuwelijk”. Dickens was ondertussen zo welstellend geworden dat ook zijn jongere broer Fred en Catherines zeventienjarige zus Mary bij hen inwoonden. Dickens werd verliefd op Mary, maar deze stierf reeds in mei 1837 nog vooraleer er problemen hadden kunnen uit voortkomen. Een andere zus, Georgina, kwam in de plaats en net als Mozart werd Dickens nu verliefd op de tweede zus. Maar dus niet op zijn wettige vrouw, bij wie hij gedurende tien jaar nochtans jaarlijks een kind verwekte. Ze bereikten allen de volwassenheid, wat in die tijd toch uitzonderlijk was (**). De oudste zoon (Charles jr.) zou zich om de nagelaten geschriften van zijn vader bekommeren en de achtste, Henry Fielding (ongetwijfeld genoemd naar de schrijver), werd arts en ontving later een “knighthood”.
Dickens had zichzelf ondertussen stenografie aangeleerd en was kamerverslaggever voor de “Morning Chronicle” geworden (1835). In die tijd ontstond uit zijn journalistieke werk zijn eerste literaire werk in de vorm van beschrijvingen van het Londense leven en het buitenleven. Deze werden later gebundeld onder de titel “Sketches by Boz” (1836-1837). ‘Boz’ was de bijnaam van zijn jongere broer Moses, die altijd verkouden was.
Al zijn werken verschenen in eerste instantie in de vorm van feuilletons in diverse bladen en werden pas later als boek uitgegeven. Vandaar dat ze over het algemeen als “structurally weak” worden gekwalificeerd (ze moesten elk 32 pagina’s tellen en elke eerste van de maand verschijnen). Er was weinig tot geen planning: hij schreef altijd met het oog op de volgende aflevering en niet op de laatste. Aan de andere kant impliceert het dat zijn werken vol “cliffhangers” zitten, omdat het nodig was om uiteindelijk spanning te creëren. En natuurlijk was het ook een indicatie voor zijn populariteit: hij merkte het verschil meteen. Je kunt gerust stellen dat er een symbiose bestond tussen kunstenaar en lezerspubliek. Zijn eerste werken werden op deze manier gepubliceerd in het blad “Household Words” dat hij redigeerde en in de opvolger daarvan, “All the Year Round”.

THE PICKWICK PAPERS
Grote bekendheid verwierf hij met “The Pickwick Papers” (voluit “The posthumous papers of the Pickwick Club”), dat vanaf 1836 in maandelijkse afleveringen verscheen. Nochtans was het in het begin helemaal geen succes. Het bedrijf Chaplin en Hall had hem gevraagd een humoristisch verslag te schrijven over een sportclub (jacht) ter begeleiding van schetsen van Robert Seymour, die claimde de idee voor het project geleverd te hebben wat steeds betwist werd. Toen deze zelfmoord gepleegd had werden de illustraties toevertrouwd aan Hablot Browne, ook wel Phiz genoemd, zal alle werken van Dickens tot en met “Little Dorrit” illustreren (met uitzondering van “Oliver Twist”).
‘De nagelaten papieren der Pickwick Club’ is niet bepaald een roman met een rechtlijnig verhaal. Veeleer een aaneenschakeling van avonturen die de leden van de club beleven op hun tocht en tripjes vanuit Londen, hun ‘ontdekkingsreizen’ ter lering en vermaak. Met aan het hoofd de rondbuikige heer Samuel Pickwick, stichter en voorzitter. Reden van ontstaan van het genootschap: het wetenschappelijk onderzoek en daaruit voortvloeiend imposant geschrift over het leven van de stekelbaarzen. De belangrijkste leden van de club die Pickwick overal vergezellen en bijstaan zijn de heren Tracy Tupman, een vurig man wat de liefde betreft; ene poëtisch aangelegde Augustus Snodgrass; de sportieve Nathaniel Winkle… Gelukkig engageert Pickwick al vlug Sam Weller als persoonlijke bediende. Deze zal steeds, met zijn nuchtere intelligentie en klare kijk op mens en maatschappij, als tegengewicht dienen tegenover de naïeve, zeg maar domme clubleden, die zichzelf maar al te vaak in moeilijkheden brengen. Nee ze hebben het warm water niet uitgevonden, de leden van de Pickwick Club, al zijn ze in hun eigendunk overtuigd van het feit dat ze zelfs voor het koud water verantwoordelijk zijn. En dan is er nog de beroepsoplichter Alfred Jingle met wie ze heel wat te stellen hebben. Met vooral deze personages ging Dickens aan de slag al ontmoeten we in de loop van hun grillige reizen talloze vreemde, bizarre creaturen die telkens met de nodige humor scherp neergezet zijn.
Komische personen, koldereske gebeurtenissen, hilarische scènes. Hiermee neemt de auteur de mens in al zijn kleingeestige trekjes op de korrel. Hun te groot zelfbewustzijn, schijnheiligheid, egoïsme. Het wordt nooit letterlijk uitgesproken, alles gebeurt via de humor. Dickens vergroot uit, blaast op – zowel een karakter als een situatie. Wordt hij grof? Nee, hij blijft netjes balanceren op die smalle draad tussen fijnzinnige grap en overdrijving. En blijkt een taalvirtuoos, want ook in de taal verstopt hij handig menig komisch element. Terwijl hij er in slaagt gelijktijdig soms een sfeervolle achtergrond en dito tafereeltjes in te plannen. Een staaltje hoe hij een (zelfs onbelangrijk) nevenfiguur typeert, een advocatenklerk: “…die het druk had met het er zo druk mogelijk uit te zien.” Enkele woorden en de man is genadeloos geschilderd! Hij is niet wars van enig sarcasme, cynisme zelfs. Wat te denken over dit advies over het huwelijk: “…als je voelt dat je zin krijgt om iemand te trouwen, sluit je dan op in je eigen kamer en neem op staande voet vergif in. Ophangen is ordinair. Neem vergif in, je zult er naderhand blij om zijn.” Bovendien is het werk een tekening, een kennismaking met het chaotische leven in de herbergen, logementshuizen en postkoetsen… de gesprekken, de verzamelde mensen, de conflicten en de gebruiken; dat alles overgoten met eenzelfde saus van kritiek en ironie.  
Een ganse serie avonturen worden beleefd door Pickwick en de andere heren. Dit verhaal, voor zover het een verhaal kan genoemd worden, is doorsneden met vertellingen: door toevallige passanten; of door geschriften die zogenaamd aan het logboek van de club toegevoegd worden. Een handig middel om totaal andere avonturen in het werk te stoppen. Met telkens hernieuwde spanning. Want zelfs al is er niet echt een eenduidige plot, het boek bezit toch – van hoofdstuk tot hoofdstuk – voldoende intrige om boeiend te blijven, intrigerend. De ten tonele gevoerde personen zijn karikaturen, ongetwijfeld; zoals ze naar uiterlijk telkens beschreven worden én hoe Dickens met hun intelligentie en gevoelens aan de gang gaat. En toch schetst hij hen zo menselijk dat ze de lezer sympathiek zijn. Hij geeft hen zoveel individualistische trekjes mee dat ze, wat de hoofdpersonen betreft, tenslotte boven de typering uitstijgen. Dat, samen met de humor, is het succes van de ‘Pickwick Papers’.
Het boek werd ettelijke malen verfilmd, op toneel gebracht, als luisterspel voor de radio bewerkt. De BBC maakte in 1985 een televisieserie. Zelfs een musical zag het licht. ‘Pickwick’ was en is een hype. Dat bewijst ook het bestaan van de talloze gadgets. En stel u voor, er is b.v. de Pickwick Bicycle Club, een groep wielertoeristen waarvan de leden allen dienen aangesproken te worden met de naam van één der figuren uit het boek, en uitsluitend alleen zo kenbaar zijn. Echt Brits, echt Pickwickiaans…   

BARNABY RUDGE
Na het succes hiervan verschenen snel achtereen “Oliver Twist” (1837-1838), “Nicholas Nickleby” (1838-1839), “The Old Curiosity Shop” uit 1841 (met hierin het personage Little Nell, gebaseerd op Mary Hogarth) en “Barnaby Rudge” (eveneens uit 1841), wat door Edgar Allan Poe in een recensie van 1841 als de eerste literaire poging tot een “mystery novel” wordt beschouwd, zij het dan listig verborgen als historische roman (een beetje zoals “De naam van de roos” later). Het zal trouwens nog tot 1844 duren – want het was uiteraard een “feuilleton” zoals de andere genoemde werken – vooraleer de eerste privé-detective zijn intrede doet in het boek, met name Mr.Nadgett (p.528 in het gepubliceerde boek).
In veel gevallen waren de boeken van Dickens vehikels om sociale misstanden aan de kaak te stellen (want de meeste waren “contemporary” en dus géén historische romans), maar dat ging nooit ten koste van een goede verhaalopbouw en sterke karaktertekening. Ook humor maakt een belangrijk deel uit van zijn vertelstijl. Op het eerste gezicht zou hij door dit alles één der eerste “realisten” kunnen worden genoemd, maar de gewoonte om op het einde van zijn boeken het Goede steevast over het Kwade te laten zegevieren (de sleutel tot zijn succes overigens) is, samen met een altijd aanwezige sentimentaliteit, typisch romantisch.
In 1842 reisde hij naar de Verenigde Staten, waar hij onder andere pleitte voor de afschaffing van de slavernij. Later (zie het voorval met Mark Twain, waarover ik het zo dadelijk heb) zou hij nog een tweede tournee maken. (***)

89 Christmas_Carol_dickens

A CHRISTMAS CAROL
In 1843 verscheen de eerste en beroemdste van zijn kerstvertellingen: “A Christmas Carol in Prose”, een verhaal dat nog steeds in allerlei bewerkingen (meestal opgebouwd rond het personage van de harteloze vrek Scrooge die tot inkeer komt) opgevoerd en verfilmd wordt, uiteraard in de kersttijd. Vanaf dan schreef Dickens bijna jaarlijks een ontroerende kerstvertelling, waarvan de meeste (“The Chimes”, “The Cricket on the Hearth”, “The Battle of Life” en “The haunted Man”) het peil van “A Christmas Carol” bijna evenaren.
Van 1853 tot 1870 trad Dickens ook geregeld op, waarbij hij uit eigen werk voorlas. Hiertoe bewerkte hij zijn eigen teksten vaak ingrijpend. Deze publieke optredens waren een groot succes, men mag hem op dit vlak zeker vergelijken met een Tom Lanoye (er bestaat wel een beroemde negatieve recensie van Mark Twain, maar toen was Dickens al oud en ziek). Hij was zelfs een verdienstelijk acteur, die enkel omdat het niet betaamde “amateur” is gebleven, hij had anders naar verluidt makkelijk de kost kunnen verdienen als professioneel acteur. Zijn omgang in het toneelwereldje (hij schreef zelf ook een paar stukken die in 1836 werden gebundeld in “The Village Coquettes”; in 1857 verscheen ook nog “The Frozen Deep”) leverde hem alvast een flirt op met de veel jongere actrice Ellen Ternan. Op dat moment leefde Dickens reeds gescheiden van zijn vrouw, al bleef hij voor het Victoriaanse Engeland “gelukkig getrouwd”. Georgina woonde wel bij hém en niet bij haar zus…
In 2013 draaide Ralph Fiennes een film over deze episode in zijn leven (“The invisible woman”, based on the book of the same name written by Claire Tomalin), waarbij hijzelf de rol van Dickens vertolkte en Felicity Jones die van Nelly (Ellen). In deze film zien we o.a. dat hij op een septemberdag in 1860 al zijn persoonlijke brieven en andere papieren die geen zakelijk belang hadden heeft verbrand. Hiermee is een schat aan informatie verloren gegaan, want bijna alle belangrijke schrijvers uit zijn tijd hadden ooit wel eens een brief naar hem geschreven, maar hij vond dat brieven een opwelling van een moment waren (te vergelijken met de huidige mails of posts op sociale netwerken als Facebook of Twitter) en dat die dus niet dienden te worden bewaard.
Gelukkig zijn er nog zijn romans, typische voorbeelden van “the Victorian novel”:

1. Ze beelden het leven van de middenklasse af vanuit het perspectief van de lagere klassen. De lagere klassen worden dus sympathiek afgebeeld, terwijl de hogere klassen satirisch worden benaderd.
2. Ze houden zich bezig met familierelaties en hebben een speciale interesse in kinderen, vooral buitenechtelijke kinderen.
3. Ze zijn niet bang voor sentiment, dat zich gemakkelijk laat verleiden tot sentimentaliteit.
4. De maatschappij wordt beheerst door een strikte morele code, wat leidt tot preutsheid.
5. Voor het eerst zijn het sociale documenten in plaats van romantische historische fictie.
6. Omdat de romans in afleveringen worden gepubliceerd, is er een onmiddellijke reactie van het publiek. Zo ontstaat er een symbiotische relatie tussen auteur en publiek. Aan de andere kant leidt dit ook tot zogenaamde driedelige dubbeldekkerromans.
Op de eerste plaats is er “David Copperfield” (1849-1850), zijn eerste roman in de ik-vorm. Hij is dan ook grotendeels autobiografisch, al is het niet meteen duidelijk wie dan schuilgaat achter de gluiperige schurk Uriah Heep. Dat de sympathieke schurk die hem ontmaskert, Micawber, een alterego is van Dickens’ vader is daarentegen algemeen bekend. Zowel voor als na David Copperfield schreef Dickens zeven romans. David Copperfield is dus letterlijk het middelpunt van zijn werk en het werd door Dickens gezien als zijn favoriete boek. David Copperfield is een bildungsroman en een invloedrijk werk in dit genre. Het thema is de emotionele, morele en intellectuele ontwikkeling van de hoofdpersoon. Hij leert om de eerste impuls te onderdrukken, en dat geldt voor alle relaties en personages in de roman.
A TALE OF TWO CITIES
In 1859 verschijnt “A tale of two cities”, die zich afspeelt in Londen en Parijs ten tijde van de Franse Revolutie. “A tale of two cities” beschrijft de situatie in de periode direct voorafgaand aan de Franse Revolutie, de demoralisering en onderdrukking van de Franse boeren door de oude aristocratie, maar vervolgens ook de wreedheid van de revolutionairen jegens die aristocratie direct na de revolutie. Tegelijkertijd schetst Dickens parallelle sociale patronen in het toenmalige Londen. “A tale of two cities” is een van de meest ‘serieuze’ romans van Dickens, met name ook in de zin dat Dickens de voor hem zo kenmerkende humor slechts mondjesmaat in de roman toepast. Belangrijkste thema, als in het meeste van zijn werk van, is sociale onrechtvaardigheid. Zijn sympathie ligt bij de revolutionairen, maar hij veroordeelt tegelijkertijd de uitwassen. Uiteindelijk is het zijn meest verkochte boek gebleken: wereldwijd werden er in anderhalve eeuw liefst 200 miljoen exemplaren van verkocht, waarmee “A tale of two cities” het meest verkochte oorspronkelijk in het Engels geschreven boek is.
De roman begint met een van de beroemdste zinnen uit de wereldliteratuur:
“Het was de beste der tijden, het was de slechtste der tijden,
het was de eeuw van wijsheid, het was de eeuw van dwaasheid,
het was het tijdvak van het geloof, het was het tijdvak van ongeloof,
het was het jaargetijde van het licht, het was het jaargetijde van duisternis,
het was de lente van de hoop, het was de winter van de wanhoop.”

Het boek beschrijft op parallelle wijze diverse levens, met name die van de eerbare Franse aristocraat Charles Darnay, die slachtoffer wordt van de razernij van de revolutie, en van Sydney Carton, een drankzuchtige Britse advocaat die verliefd is op Darnays vrouw Lucie Manette, de derde hoofdpersoon. Uiteindelijk groeit Carton uit tot de tragische held van het verhaal: als Darnay door de Franse revolutionairen ter dood wordt veroordeeld, redt Carton zijn leven en bestijgt uiteindelijk in diens plaats het schavot.
GREAT EXPECTATIONS
Daarna volgt nog “Great Expectations” (1860-1861). Het verhaal van “Great Expectations” begint in Kent, in de tijd van Dickens’ jeugd (ergens tussen 1810 en 1830). De held is een wees, Pip, die voedsel, gestolen uit zijn huis, geeft aan een gevangene die ontsnapt is uit een nabijgelegen gevangenis, maar al snel weer wordt opgepakt.
Pip ontvangt daarna een vreemde uitnodiging om te dienen bij een rijke dame in het naburige stadje, Miss Havisham, die vele jaren geleden op haar trouwdag in de steek werd gelaten en sindsdien zichzelf van het daglicht heeft afgesloten. Hij bezoekt haar vaak en raakt verliefd op haar mooie pupil, Estella, een meisje van zijn eigen leeftijd, die Miss Havisham heeft opgevoed tot een wreed en afstandelijk meisje, als wraak op het mannelijk geslacht.
De bezoeken stoppen wanneer hij op veertienjarige leeftijd in de leer gaat bij zijn vriend en pleegvader, Joe Gargery, de smid. Zo verneemt hij vier jaar later dat hij “hoge verwachtingen” heeft van een mysterieuze weldoener, die wil dat hij tot een heer wordt opgeleid. Hij gelooft dat hij dit aan Miss Havisham te danken heeft en dat zij van plan is dat hij met Estella trouwt.
Hij gaat naar Londen voor zijn opleiding en verwaarloost snobistisch zijn jeugdvrienden. Hij leeft lui en ongelukkig, voortdurend gesnobd door Estella. Wanneer hij drieëntwintig is, verschijnt zijn ware weldoener. Dickens’ “tragikomische opvatting” is dat Pip zijn fortuin te danken heeft aan de gevangene met wie hij bevriend raakte in de moerassen en die rijk is geworden in Australië (een techniek die hij ook in andere werken toepaste, bijvoorbeeld in “Oliver Twist”).
Pip overwint langzaam zijn snobistische afkeer van de gevangene, Magwitch, en probeert hem wanhopig te redden van de straf die hij heeft verdiend door terug te keren. Magwitch wordt uiteindelijk opnieuw gearresteerd en sterft onder het doodvonnis, maar Pip heeft zijn lesje geleerd en is een ander mens geworden. Uiteindelijk kunnen we aannemen dat hij met Estella gaat trouwen (in de originele versie is dat niet zo!).
Nog niet genoemde personages:
Mr.Jaggers: de advocaat die in dienst is van Miss Havisham en van Magwitch, die Magwitch’s vrouw van de dood redde door ophanging en die hun kind (Estella) aan Miss Havisham gaf.
Wemmick: Jaggers’ assistent en vriend van Pips. Hij leeft twee levens: enerzijds zijn leven op kantoor, anderzijds zijn leven in het “kasteel” met de bejaarde Miss Skiffins, de kanunnik, enzovoort.
Provis: een andere naam voor Magwitch.
Compeyson: Magwitch’s grote vijand, die uiteindelijk door hem wordt gedood, maar hem eerst kon verraden. Hij is ook de weggelopen minnaar van Miss Havisham. (Is dat niet een beetje teveel van het goede?)
Orlick: vermoordde mevrouw Joe en was verliefd op Biddy (die hem weigerde). Hij was ooit een werkgever van Miss Havisham. Hij houdt Pip verantwoordelijk voor deze twee dingen (Biddy en zijn ontslag), daarom wil hij hem vermoorden.
Biddy was eerst de bediende van Joe, later zijn vrouw. Op een gegeven moment voelt Pip zich ook geneigd om met haar te trouwen.
Charles Dickens overleed op 58-jarige leeftijd op 9 juni 1870 in zijn woning Gad’s Hill Place in Rochester (hij was toen bezig aan “The Mystery of Edwin Drood”) aan een hersenbloeding (volgens prof.Schrickx: “because of his dramatic readings”) en werd – op voorspraak van koningin Victoria, maar zeer tegen zijn eigen wil – begraven in de Poets’ Corner in Westminster Abbey, Londen. Dickens had tijdens zijn leven al laten weten dat hij de voorkeur gaf aan het familiegraf in Highgate.

Johan de Belie & Ronny De Schepper (met dank aan Wikipedia voor de biografische gegevens; ik heb voor de Nederlandstalige versie geopteerd omdat de Engelse versie veel te uitgebreid is)

(*) Uiteraard worden we door deze naam herinnerd aan “The Quincunx”, het prachtige boek van Dickensfan en -kenner, Charles Palliser.

(**) En des te verrassender omdat zijn “favoriete episodes” in feite de dood van jonge kinderen waren (bijvoorbeeld Little Nell in “The old curious shop”), vooral van jongere vrouwen. Dit lijkt te zijn veroorzaakt door de dood van Mary Hogarth, die in zijn armen stierf en hem maanden later nog steeds “bezocht” in zijn dromen. Het werd een ware obsessie.
(***) De Verenigde Staten namen het in die tijd niet te nauw met het auteursrecht, een beetje te vergelijken met het huidige China, dat nochtans juist door de VS zo vaak de levieten wordt gelezen. Dickens zag dus geen frank van de verkoop van zijn boeken aldaar. De tournees waren enerzijds een poging om zijn succes toch enigszins te verzilveren en anderzijds stelde hij alles in het werk om de VS op hun plichten te wijzen. Daardoor maakte hij zich uiteraard niet geliefd.

Referenties
P.C.Churchill, Charles Dickens in “The Pelican Guide to English Literature, vol.6”, 1958
Willem Frederik Hermans, Wasdrang en werkkracht, een nieuwe levensbeschrijving van Charles Dickens, Elsevier, 7 januari 1989.
Fred Kaplan, Dickens, a biography, uitg.William Morrow, 1988.

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.