Vandaag is het al 45 jaar geleden dat filmregisseur Alfred Hitchcock is overleden. Zijn definitie van film? “Films are like life with the boring bits cut out” 

Als men Alfred Hitchcock vroeg vanwaar zijn fascinatie voor angst afkomstig was, dan vertelde hij meestal dit verhaal: nadat de kleine Hitch eens stout was geweest, stuurde zijn vader hem naar het politiebureau met een (gesloten) briefomslag, waarin stond dat ze hem maar eens een lesje moesten leren. En Fredje werd (niet beseffend wat er gebeurde) achter de tralies gedraaid.

Toen zijn dochter Patricia in oktober 1993 in ons land was voor het Gentse Filmfestival, deed ze dit verhaal af als verzonnen door Donald Spoto. Maar als ze tegelijk de anekdote vertelt dat haar vader haar ooit eens op een reuzerad gedurende enkele minuten heeft laten vastzetten in het pikdonker als “bewijs” dat Spoto liegt (die had er “een uur” van gemaakt), dan heb ik de indruk dat het wél waar is. Ikzelf hoef dit verhaal overigens niet te verzinnen. Toen ik als kleine dreumes mijn vader eens op zijn werk (het politiebureau dus) ging bezoeken, draaide hij mij dezelfde loer…

Alfred Hitchcock werd opgevoed in een streng jezuïetencollege, wat ongetwijfeld ook wel zijn fascinatie voor angst zal aangewakkerd hebben. In a 1960 article called “Why I Am Afraid of the Dark”, Hitchcock noted this information: “…it’s because I liked Edgar Allan Poe’s stories so much that I began to make suspense films.”

Hij deed ingenieurstudies, waardoor hij zijn films zo nauwgezet opbouwde. Er was ook altijd plaats voor humor (o.a. door eigen “cameo”-rolletjes). Hij was (samen met Cecil B.De Mille) de eerste regisseur die (ook in de ogen van het grote publiek) belangrijker was dan de acteurs. En zeggen dat hij begonnen was met het illustreren van “captions” of “title-cards”.

THE FARMER’S WIFE

Zijn debuut was “Downhill” (1919), maar erkenning kwam er pas met “The lodger” (1926) en “The Farmers Wife” (1929). Deze “kleine Britse komedie” was de zevende film die Hitchcock regisseerde. Een Engelse landbouwer denkt opnieuw aan trouwen als zijn dochter het huis uit is. Met de hulp van zijn meid (Lilian Hall‑Davis) maakt hij een lijst op van alle huwelijkskandidaten in de onmiddellijke omgeving. Maar zijn veroveringspad loopt niet altijd over rozen. Johan Daisne verloor als vijftienjarige zijn hart aan Lilian Hall‑Davies, een grote ster in de stille film. Hij had zelfs concrete plannen om een biografie over haar te schrijven maar het leek erg moeilijk om veel gegevens over haar leven te weten te komen. Hij schreef uiteindelijk enkele artikels en ijverde ervoor dat haar naam niet in de vergetelheid verdween.

BLACKMAIL

Nadien draait Alfred Hitchcock met het als gewaagd gekwalificeerde “Blackmail” de eerste “talkie”. Er bestaat echter ook een “stille” versie, waaraan kenners de voorkeur geven. De vrouwelijke hoofdrol wordt gespeeld door Anny Ondra (eigenlijk Anna Sophie Ondrakova), die op die manier als eerste typisch Hitchcock-blondje geboekstaafd staat. Enkele jaren later (op 6 juli 1933) trouwt ze met bokser Max Schmeling (1905-2005). Het koppel zal samenblijven tot de dood van Anny op 28 februari 1987.

De échte detectiveroman richt zich vooral tot het rationele deel van de mens en de thriller tot het emotionele. Beide kunnen echter samengaan in verhalen zoals Hitchcock die zo graag verfilmde: men kent de dader, de vraag is echter wie wordt z’n volgende slachtoffer en op welk manier zal hij haar (gek dat deze opdeling naar het geslacht onderbewust zo aangevoeld wordt) van kant maken (emotioneel) en wanneer zal men hem betrappen of ontmaskeren (rationeel)?

THE PLEASURE GARDEN

Eigenlijk is Hitchcock de grondlegger van de erotische thriller. Dat was b.v. reeds duidelijk te zien in één van zijn vroegste films, een stomme film over een Engelsman die met een Polynesisch meisje is getrouwd. Als hij haar verstoot, wandelt ze het water in om zich te verdrinken. De man schiet zijn kleren uit en rent haar achterna. Ze ziet hem komen en spreidt reeds uitnodigend de armen naar haar “redder”, als hij haar juist een kopje onder duwt!

Veel naakt is er – ondanks de plakkende kleren – in deze scène natuurlijk niet te zien, maar dat belet niet dat de jonge Hitch hiervoor wel altijd belangstelling heeft gehad. Denken we maar aan “The Pleasure Garden” uit 1926, een voyeuristisch filmpje over revuemeisjes in een nightclub. “Happy hooker” Xaviera Hollander vertelt over hem: “Alfred Hitchcock bestelde altijd een groep schoolmeisjes. De meisjes moesten in uniform naar een verduisterde, met zwarte gordijnen behangen kamer, waarin een doodskist lag. Ze moesten het deksel van de kist optillen. Hitchcock lag – uiteraard onherkenbaar geschminkt – opgebaard. Hij lag te masturberen en kwam met een ijselijke kreet rechtop als het deksel van de kist werd getild. Het gegil van de meisjes deed ‘m komen.” (Humo, 30/10/2001)

THE THIRTY-NINE STEPS

Ondertussen heeft Hitchcock in 1930 “Juno and the Paycock” gedraaid, naar het stuk van Sean O’Casey. In 1935 volgt zijn 22ste film, “The thirty-nine steps”. Dit was Alfred Hitchcocks vervolg op zijn eerste internationale succes, The Man Who Knew Too Much (1934). De film bleek net zo succesvol en vestigde al snel de reputatie van de regisseur als een kaskraker. Alfred Hitchcock beschouwde deze film altijd als een van zijn favoriete films. Volgens een van zijn zoons was John Buchan (op wiens roman uit 1915 de film gebaseerd is) onder de indruk van de film, ondanks de afwijkingen van zijn oorspronkelijke plot. Tijdens een privévertoning vroeg Alfred Hitchcock aan John Buchan wat hij tot nu toe van de film vond. Buchan antwoordde: “Fascinerend! Ik ben benieuwd hoe het zal aflopen.” Het boek heeft geen vrouwelijke heldin. Het personage Madeleine Carroll werd aan de film toegevoegd om een ​​romantische sfeer te creëren, kennelijk in de hoop het verhaal aantrekkelijker te maken voor vrouwelijke bezoekers. Er zijn geen scènes in een music hall in het boek en dus ook geen “Mr.Memory”-personage. De uitleg die dit personage geeft voor de term “39 Steps” verschilt van die in het boek.

SABOTAGE

Daarna is er “Young and innocent”, gevolgd in 1936 door “Sabotage”. Carl Verloc (Homolka) baat ogenschijnlijk een buurtbioscoop uit, maar in werkelijkheid is hij de leider van een anarchistische groep, die overal in Londen bomaanslagen pleegt. Zijn vrouw Sylvia (Sidney) begint iets te vermoeden… Deze film, gebaseerd op de roman “The Secret Agent” van Joseph Conrad, nadert zijn hoogtepunt wanneer de man het niets vermoedende broertje van zijn vrouw op weg stuurt met een tijdbom. Deze thriller bevat niet alleen enkele klassiek geworden suspensescènes, het is ook de somberste van alle Engelse Hitchcocks. Alhoewel het één van zijn beste thrillers is, werd het toch een flop aan de kassa.

THE SECRET AGENT

Om het helemààl ingewikkeld te maken, draaide Hitchcock datzelfde jaar ook een film met als titel “The Secret Agent”, maar die was dan wel gebaseerd op de roman “Ashenden” van Somerset Maugham. De rol van Richard Ashenden werd gespeeld door John Gielgud (1904-2000) voor wie het de eerste hoofdrol was. Zijn tegenspeler was Peter Lorre als de generaal.

THE LADY VANISHES

In 1938 is er ‘The Lady Vanishes’ met Margaret Lockwood en Michael Redgrave, de laatste Hitchcock uit zijn Britse periode. In ‘The Lady Vanishes’ ontmoet een jonge vrouw een oudere gouvernante tijdens een treinreis in Midden‑Europa. Even later verdwijnt de gouvernante op mysterieuze wijze. De andere passagiers van de trein ontkennen dat zij de gouvernante ooit hebben gezien. En wat hebben een non op hoge hakken en een onbetrouwbare dokter met de verdwijning te maken? ‘The Lady Vanishes’ is spannend, humoristisch en leidt de toeschouwer op geraffineerde wijze om de tuin. Kortom, alle ingrediënten uit de latere films van de meester zijn aanwezig. In 2013 zou Diarmuid Lawrence een remake draaien met veel modernistische elementen (vooral toegespitst op de jonge vrouw rond wie het allemaal draait, in zijn film gespeeld door Keeley Hawes) maar misschien juist daarom dat de remake nog niet tot aan de hielen van het origineel komt.

REBECCA

In 1939 tekende Hitchcock een contract bij Selznick om in Hollywood de ondergang van de Titanic te draaien. Aangezien dit niet doorging, kreeg Hitch de verfilming van “Rebecca”, de roman van Daphne Du Maurier, voorgeschoteld. Hij kreeg hiervoor een oscarnominatie als beste regisseur, maar was zelf toch niet tevreden. Dat kwam omdat hij teveel toegevingen moest doen aan producer David O.Selznick. Deze vond dat hij te zeer van het originele boek afweek en was “verwonderd dat deze Hollywoodziekte ook al tot in Engeland was doorgedrongen”. Hitchcock had daar uiteraard een heel andere mening over: hij vond dat een boek en een film twee verschillende media waren en dat ze beide met de geëigende middelen dienden te worden aangepakt.

Toch ging hij verder met “Foreign correspondent”, een ode aan de oorlogscorrespondenten, de zogenaamde “soldaten van de pers”. Ik geloof dat het hierin is dat ook Dorothy Parker een cameo-rolletje mag spelen als zijn echtgenote.

SABOTEUR

Parker heeft trouwens meegewerkt aan het scenario van zijn volgende film, “Saboteur”, met name de passage waarin Robert Cummings en Priscilla Lane door een groep circusartiesten worden meegenomen, an interesting, Tod Browningish interlude with some circus freaks, who help Cummings elude capture. In fact, Los Angeles aircraft worker Barry Keane (Robert Cummings) evades arrest after he is unjustly accused of sabotage. Barry Keane en Kenneth Mason werken samen in een vliegtuigfabriek. Wanneer er brand in het gebouw uitbreekt, sterft Mason, omdat één van de brandblussers die Keane hem aanreikte petroleum bleek te bevatten. Volgens Keane werd dat blusapparaat hem op zijn beurt door ene Frank Fry aangegeven, maar de politie gelooft zijn verhaal niet en beschuldigt hem van moord. Hij kan echter ontsnappen en gaat zelf op zoek naar de saboteur. Dat brandblusapparaat is een typische “MacGuffin”, de term die Hitchcock gebruikte voor een voorwerp dat in suspensfilms de intrige op gang brengt.

Keane reist, op zoek naar aanwijzingen, door het land naar New York om zijn naam te zuiveren door een bende fascistische saboteurs te ontmaskeren, aangevoerd door de ogenschijnlijk respectabele Charles Tobin (Otto Kruger). Onderweg schakelt hij Pat Martin (Priscilla Lane) in, die uiteindelijk een nieuwe grote sabotagedaad weet te voorkomen. Uiteindelijk komen ze Frank Frye (Norman Lloyd) tegen, de man die de sabotage in de vliegtuigfabriek daadwerkelijk heeft gepleegd.

Zoals gewoonlijk voerde Alfred Hitchcock weer zichzelf op in een cameo, maar een eerste poging werd op last van de censuur geschrapt. Hij en zijn secretaresse (Dorothy Parker?) speelden doofstomme voetgangers. Toen Hitch’ personage haar een ogenschijnlijk oneerbaar voorstel deed in gebarentaal, sloeg ze hem in zijn gezicht. De scène werd vervangen door een meer conventionele cameo voor een drogisterij.

SHADOW OF A DOUBT

Daarna volgde in 1943 “Shadow of a doubt”. Deze film met Joseph Cotton, Teresa Wright en Hume Cronyn, heeft muziek van Dimitri Tiomkin, gebaseerd op de wals uit “De Lustige Weduwe”, omdat het over een moordenaar van weduwen gaat, even cynisch maar minder grappig als “Monsieur Verdoux”. Thornton Wilder krijgt een speciale vermelding voor het scenario, maar daarin zaagt men toch hout van dikke planken! Deze thriller/film noir toont o.a. door location shooting hoe het kwade huist in de ‘normale’ en ‘veilige’ ruimte van de Amerikaanse middenklasse in een klein dorp. Een man (Uncle Charlie) die rijke weduwen misbruikt en vermoordt, gaat op visite bij zijn zus en haar gezin. Hij charmeert iedereen, maar zijn jonge nicht ontdekt de waarheid. “Shadow of a Doubt” is wel een prachtige illustratie van hoe er in een filmtekst gebruik kan worden gemaakt van “points of view”. We zien hoe de kennis van de kijker via Uncle Charlie’s point of view gereduceerd wordt. De narratie is dan ook restrictief en potentieel subjectief. “Shadow of a Doubt” en “Saboteur” waren de enige twee films die Hitchcock in de jaren veertig bij Universal maakte. Beide films waren flops.

SUSPICION

Datzelfde jaar is er ook nog “Suspicion” naar de roman “Before the fact” van Francis Iles, het pseudoniem van Anthony Berkeley. Toch zijn er veel verschillen tussen de film en de roman. Johnnie Aysgarths ontrouw komt niet voor in de film: Lina’s beste vriendin met wie Johnnie een affaire heeft, komt helemaal niet voor en het dienstmeisje Ethel heeft geen buitenechtelijke zoon van Johnnie.
Alfred Hitchcock grapte dat dit zijn tweede volledig Britse film was (na Rebecca). Hij legde uit dat beide films overwegend Britse acteurs in hoofdrollen hadden, zich in Groot-Brittannië afspeelden en dat het bronmateriaal door een Britse auteur was geschreven.
Joan Fontaine (die reeds de titelrol had vertolkt in “Rebecca”) vond het personage Lina zo leuk dat ze Alfred Hitchcock na het lezen van de roman een berichtje stuurde met het aanbod om de rol gratis te spelen, indien nodig. Haar enthousiasme werd beloond, want ze kreeg een oscar (de enige voor een Hitchcock-film overigens) voor haar rol als vrouw, die vermoedt dat haar man een moordenaar is, maar toch uit liefde bij hem blijft.
Oorspronkelijk zou het einde als volgt geweest zijn: haar man brengt haar een glas vergiftigde melk, terwijl zij in een brief naar haar moeder uiteenzet dat hij een moordenaar is, maar dat ze verkiest te sterven dan zonder zijn liefde te moeten leven. Ze wil echter wel dat de rest van de maatschappij tegen hem dient te worden beschermd, vandaar deze brief. Vooraleer het glas melk te drinken, kleeft ze de brief dicht en geeft hem aan haar man. “Wil je deze brief even posten?” vraagt ze. Hij belooft het te doen en zij drinkt de melk. Als ze reeds gestorven is, zie je de man dan fluitend langs de straat lopen en de brief in een brievenbus deponeren. Jammer genoeg is dit prachtige einde nooit verfilmd omdat de rol van de echtgenoot in kwestie werd vertolkt door… Cary Grant. De studiobonzen wilden niet hebben dat hun geliefde acteur de rol van een moordenaar zou spelen. Hitchcock voegde zich alweer naar hun wensen. Toch zou hij later nog driemaal een beroep doen op de populaire acteur, met name voor “Notorious” (1946), “To catch a thief” (1955) en “North by Northwest” (1959).

Daarna draaide Hitchcock twee propagandistische kortfilms in het bevrijde Frankrijk: “Bon voyage” en “Aventure Malgache”, gevolgd door “Lifeboat” (1944) met de bekende anekdote dat Alfred Hitchcock oorspronkelijk geen filmmuziek wilde. “Waar zou in godsnaam die muziek op zee vandaan komen?” spotte hij. Componist Hugo Friedhofer sneerde echter terug: “Als hij me zegt waar die camera op zee zich bevindt, zeg ik ‘m meteen waar de filmmuziek zit.”

SPELLBOUND

In 1945 volgt “Spellbound”. Dat was nog in de tijd dat Sigmund Freud hoog aangeschreven stond. Ondertussen is dat al een pak minder. In 1943 vroeg producent David O. Selznick Hitchock om een psychologische thriller te maken, waarna de regisseur hem overtuigde de rechten van het boek The House of Dr. Edwardes van John Palmer te kopen. Selznick huurde Ben Hecht in om het script te schrijven. Hecht was bekend met psychoanalyse en bezocht psychiatrische inrichtingen ter voorbereiding. In het najaar van 1944 was zijn script klaar, maar Selznick was niet tevreden met het resultaat en gaf hem de opdracht om er meer romantische aspecten in te verwerken. Na vele wijzigingen werd het script naar Joseph I. Breen gestuurd. Breen was de directeur van Motion Picture Association of America en protesteerde hevig tegen enkele woorden die gebruikt werden om het personage van Mary Carmichael (Rhonda Fleming) te beschrijven, zoals sex menacefrustrationslibido en tomcat.

Voor Rhonda Fleming was het haar eerste grote filmrol. Ze beschreef het als een verhaal soortgelijk aan Assepoester, omdat ze op straat werd ontdekt toen ze nog een student was en zonder enkele ervaring als actrice een screentest werd gegund. Ze kreeg onmiddellijk een filmcontract aangeboden en werd al enkele weken later gekozen als een nymfomane patiënt van een psychiatrische inrichting. Haar gebrek aan ervaring viel in de smaak bij Hitchcock, zodat hij haar persoonlijk kon trainen. 

Aanvankelijk wilde Selznick Joseph Cotten en Dorothy McGuire aanstellen als de hoofdrolspelers. Hij liet het idee om McGuire te kiezen achterwege en probeerde Greta Garbo te strikken voor de rol. Hiermee zou ze uit haar pensioen komen en een comeback maken op het grote scherm. Ook dat idee hield niet lang stand. Ingrid Bergman was eerder afgewezen voor de hoofdrol. Ze was daar zelf niet treurig om. Ze wilde de rol niet, omdat ze niet geloofde in het liefdesverhaal. Ze legde uit dat een intellectuele vrouw als Constance niet zo verliefd kan worden. Daarin had ze overigens overschot van gelijk.

De mannelijke hoofdrol ging uiteindelijk naar Gregory Peck. Bergman was hier in eerste instantie niet blij mee, omdat ze niet wilde dat haar romantische interesse jonger was dan zij. Naar Pecks zeggen duurde het echter niet lang voordat het ijs tussen de twee was gebroken. Volgens Peck diende Bergman als mentor voor hem en hielp ze hem wanneer dat nodig was.

Spellbound had veel invloed op de filmindustrie. Het was de film die psychoanalyse introduceerde. Films als Shock (1946), Whirlpool (1949) en Caught (1949) zijn allemaal grotendeels gebaseerd op de film. De droomscène (vorm gegeven door Salvador Dali voor een bedrag van $4.000) vormde een inspiratie voor verschillende filmmakers, waaronder Roman Polanski, die zijn inspiratie daaruit verwerkte in de horrorfilms Repulsion (1965) en Rosemary’s Baby (1968).

Spellbound werd vlak na het einde van de Tweede Wereldoorlog uitgebracht. Veel veteranen die terugkeerden naar Amerika, werden constant herinnerd aan traumatische ervaringen op het slagveld. Om die reden was psychoanalyse erg populair in deze tijd. Spellbound wordt ook wel beschreven als een therapeutische film, omdat het gaat over iemand die een ander probeert te genezen. Producent David O. Selznick nam de psychoanalyse zeer serieus, omdat hij in de tijd dat de film werd gemaakt zijn broer verloor aan alcoholisme en daar ook een trauma aan overhield.

Regisseur Alfred Hitchcock was bekend als ‘visuele regisseur’ en wilde dat al de traumatische reacties van Gregory Pecks personage duidelijk zichtbaar waren voor de kijker. Dit deed hij bijvoorbeeld door het personage reacties te laten krijgen door middel van beelden, zoals donkere lijnen op een witte achtergrond. Zijn personage was iemand die leed aan geheugenverlies als gevolg van een traumatische ervaring. Dit soort personen kunnen zich bepaalde gebeurtenissen slechts gedeeltelijk herinneren en blokkeren specifieke momenten. Symptomen hiervan zijn slaapproblemen, vervreemding van de samenleving en lichtgeraaktheid. Dit werd allemaal verwerkt in de film.

De film werd een groot succes en bracht alleen de eerste week al $60.000 op. Hiermee verbrak de film het record van de hoogste opbrengst in één week. De recordhouder ervoor was Gone with the Wind (1939). Hij bracht uiteindelijk bijna $8 miljoen op, tegen een budget van $1,7 miljoen. (Wikipedia)

NOTORIOUS

Een jaar later was het dan de beurt aan “Notorious”. Het verhaal speelt net na de Tweede Wereldoorlog. De vader van Alicia Huberman (alweer Ingrid Bergman) is net in de Verenigde Staten veroordeeld vanwege spionage. Alicia wordt dan ook benaderd door T.R.Devlin (Cary Grant), die voor de Amerikaanse geheime dienst werkt, om te infiltreren in een groep oud-nazi’s die zich in Brazilië gevestigd hebben, om uit te zoeken wat ze van plan zijn. Samen vliegen ze naar Rio. Onderweg hoort Alicia dat haar vader zelfmoord heeft gepleegd. Eenmaal in Rio legt Alicia tijdens het paardrijden contact met Alex Sebastian (Claude Rains), een oude vriend van haar vader. Alicia doet haar werk zo goed dat Alex haar ten huwelijk vraagt. Ze gaat op zijn verzoek in om zo nog dichter bij hem te kunnen komen en trekt bij hem in, ondanks dat haar aanstaande schoonmoeder (Leopoldine Konstantin) haar niet vertrouwt. Tijdens het verlovingsfeest ontdekken Alicia en Devlin dat Alex in zijn kelder uraniumpoeder bewaart. Alex komt erachter dat Alicia hem door heeft. Hij moet haar nu het zwijgen op zien te leggen, maar moet tegelijkertijd zijn blunder verborgen zien te houden voor zijn mede-nazi’s. Hij besluit haar spelletje mee te spelen, maar haar langzaam te vergiftigen. Devlin ontdekt dit net op tijd, redt Alicia, en vlucht met haar weg. Alex blijft achter en zal spoedig zijn opdrachtgevers onder ogen moeten komen met het nieuws dat hij gefaald heeft. Tot dusver de samenvatting van Wikipedia die merkwaardig genoeg het voornaamste totaal over het hoofd ziet. Dat is namelijk dat Grant en Bergman al tamelijk vlug voor elkaar vallen en dat Grant de operatie wil afblazen nog voor ze echt is gestart. Hij heeft het echter lastig, enerzijds met het uiten van zijn gevoelens voor Alicia, anderzijds met zijn “verdomde plicht”. Alicia interpreteert zijn houding voortdurend verkeerd en gaat dus paradoxaal genoeg steeds verder, tot en met het op til zijn huwelijk (dat al op voorhand wordt “geconsumeerd”, waarmee Hitchcock fameus afwijkt van de Hays Code die in Hollywood gangbaar was). Haar redding heeft dan uiteindelijk ook veel meer te maken met het feit dat Devlin uiteindelijk inziet dat hij van haar houdt, dan met de politieke drijfveren waarmee het allemaal begonnen was.

ROPE

De daaropvolgende “The paradine case” flopt. Voor “Rope” (1948) baseerde Alfred Hitchcock zich op een ware gebeurtenis van twee homo’s die in 1924 een kind vermoordden uit superioriteitsoverwegingen maar hij deed dit met weglating van alle homoseksuele referenties. Dit “Raskolnikov”-gegeven werd in 1959 nog eens verfilmd door Richard Fleisher als “Compulsion”, naar een scenario van Richard Murphy (1912-1993). De hoofdrollen worden hierin vertolkt door Dean Stockwell en Bradford Dillman, die voor de rechter door niemand minder dan Orson Welles worden verdedigd. In 1993 kwam er nog een remake waarin het homofiele aspect juist volop wordt beklemtoond. Dat was dan “Swoon” van Tom Kalin met Craig Chester (Nathan Loeb) en Daniel Schlachet (Richard Leopold).

De Hitchcock-“Rope” is vooral bekend omdat het slechts in een achttal shots werd gedraaid, een techniek die hij ook in “Under Capricorn” toepaste. Daarna draait Hitchcock “Stage fright” en “Strangers on a train” in 1951 met Farley Granger, Robert Walker, Ruth Roman en Leo G.Carroll. Het scenario is van Raymond Chandler (naar het boek van Patricia Highsmith) en dat is er ook aan te merken! De keurige tennisspeler Guy en de neurotische playboy Bruno ontmoeten elkaar toevallig op de trein. Bruno, een fan van Guy, blijkt verrassend goed op de hoogte van diens woelige privé‑leven. Guy heeft een relatie met de dochter van een senator en wil scheiden. Volgens Bruno kunnen onbekenden ongestraft elkaars moorden plegen en hij stelt Guy een bizarre deal voor. Bruno zal Guy’s vrouw vermoorden, en in ruil verwacht hij dat Guy zijn gehate vader doodt. Guy’s vrouw wordt even later inderdaad vermoord en er komt een spiraal van verdenking en chantage op gang, die de toeschouwer geregeld de adem afsnijdt. De finale op de paardjesmolen is de filmgeschiedenis ingegaan.

I CONFESS

Daarna volgt “I Confess” (1952). De film is gebaseerd op het toneelstuk “Nos deux consciences” uit 1902 van Paul Anthelme. In het boeklange interview met Hitchcock van François Truffaut (Simon and Schuster, 1967) zei Hitchcock dat hij Zwedens belangrijkste actrice Anita Björk (1923-2012) had ingehuurd voor de vrouwelijke hoofdrol nadat hij haar had gezien in Miss Julie. Toen Björk echter met haar geliefde Stig Dagerman en hun baby naar Hollywood kwam, stond Jack Warner, het hoofd van Warner Brothers, erop dat Hitchcock een andere actrice zou zoeken. Dat werd dan Anne Baxter, al is haar rol niet zo belangrijk in dit “mannenstuk”. Michael Logan (rol van Montgomery Clift) is priester in een parochie in Quebec. Wanneer hij op een avond laat zijn kerk binnenstapt, wordt hij aangeklampt door Otto Keller, zijn koster (Otto E.Hasse), die dringend wil biechten. Keller biecht op dat hij wilde inbreken bij advocaat Villette (gespeeld door Ovila Légaré, een plaatselijke acteur uit Quebec), maar dat deze hem op heterdaad betrapte en dat hij hem toen heeft vermoord. De volgende dag is het uitgerekend Keller die de moord “ontdekt”. Het onderzoek wordt geleid door inspecteur Larrue (Karl Malden). Getuigen verklaren dat ze iemand in priesterkleren hebben gezien op de plaats van de misdaad, zodat priester Logan de “obvious suspect” wordt. En aangezien hij gebonden is door het biechtgeheim kan hij zichzelf niet verdedigen… (*)

DIAL M FOR MURDER

grace kelly

Dan is het de beurt aan “Dial M for murder” (1953) met voor het eerst Grace Kelly (foto) in de hoofdrol, wat Hitch blijkbaar zeer is bevallen want ze mocht ook de twee volgende jaren de hoofdrol vertolken in één van zijn films. Zo b.v. in “Rear window” (1954), wat men de beste “voyeursfilm” aller tijden noemt. Daar ga ik echter niet helemaal mee akkoord. Toevallig zag ik deze film onlangs nog eens terug en dan moet je toch toegeven dat hij eigenlijk erg statisch is en ook zeer weinig spanning opwekt. Alleen het feit dat de decorateur zich eens heeft mogen uitleven met de huizen rond die binnenkoer spreekt me aan.

Jaren later zou er een remake volgen met “Superman” Christopher Reeve in de hoofdrol, die op dat moment volledig verlamd was na een val van een paard. Men kan het smakeloos vinden, maar anderzijds kan men ook zeggen dat dit een vorm was van werkgelegenheid verschaffen aan gehandicapten. ‘t Is maar hoe je ‘t bekijkt. Veel cynischer is alleszins dat Reeve een jaar voor het ongeval, in 1994 dus, ook al de rol van een verlamde politieman speelde in “Above suspicion” van Steven Schachter.

TO CATCH A THIEF

De derde film waarin Grace Kelly de hoofdrol mocht vertolken was in “To catch a thief” (1955) en het was meteen ook de laatste, al was dat Hitchcock zijn eigen schuld. Alhoewel, “schuld”… hij kon natuurlijk ook niet weten dat, toen hij verkoos in Monaco te gaan draaien, Prins Rainier verliefd zou worden op zijn hoofdactrice, haar ten huwelijk vragen en haar meteen ook verbieden nog films te draaien.

Op 14 september 1982 kwam prinses Grace Kelly om het leven bij een auto-ongeluk in Monaco, vermoedelijk op dezelfde weg als haar beroemde achtervolgingsscène in deze film, en niet ver van waar ze een picknickscène had met Cary Grant. Ze was 52 jaar oud. Volgens het officiële verhaal verloor ze de controle over haar auto na een beroerte achter het stuur, maar algemeen wordt aangenomen dat haar 17-jarige dochter Stephanie in werkelijkheid roekeloos reed en de controle over de auto verloor, wat resulteerde in een crash en Grace die aan haar verwondingen overleed.

Regisseur Alfred Hitchcock vroeg of achtervolgingsscènes vanuit een helikopter konden worden gefilmd, wat enige vindingrijkheid vereiste, aangezien er destijds nog geen camerabevestigingen voor dit doel bestonden. Met behulp van een Sikorsky S-51, een in het Verenigd Koninkrijk geregistreerde G-AJOV, een voormalig BEA-vliegtuig, werd de zijdeur verwijderd en de camera geknutseld met touwen, draden en kabels. Deze opnamen werden gemaakt in juli 1954, volgens een korte ‘Making of’-documentaire die bij de dvd-uitgave is inbegrepen. Met wat overdrijving kan men dus stellen dat we de helicopterbeelden van wielerwedstrijden te danken hebben aan Hitchcock!

Daarna volgden “The man who knew too much”, een remake van Hitchcocks eigen film die hij in 1934 in Engeland had gedraaid met als scenarist Emlyn Williams (1906-1987), “The trouble with Harry”, “The wrong man” (een geval van mistaken identity met Henry Fonda, Vera Miles en Anthony Quayle in de hoofdrollen dat enkel maar interessant is omdat het ook echt is gebeurd, als film is het een ontgoochelende ervaring) en “Vertigo”, gebaseerd op de roman “D’Entre les Morts” (**), die speciaal voor Alfred Hitchcock werd geschreven door Pierre Boileau en Thomas Narcejac nadat ze hoorden dat hij tevergeefs had geprobeerd de rechten te kopen op hun eerdere roman “Celle qui n’était plus”, die in 1955 door Henri-Georges Clouzot was verfilmd als “Les diaboliques”. Hitchcock veranderde echter hun einde, waarin de woedende held de mysterieuze vrouw wurgt wanneer hij haar bedrog ontdekt. ​​Bovendien is het de enige film van Alfred Hitchcock waarin de moordenaar niet wordt gestraft. Een einde waarin Scottie en Midge via de radio het nieuws horen dat Gavin Elster door de politie wordt gezocht, werd gefilmd op verzoek van de American Production Code Administration, maar werd uiteindelijk niet gebruikt. Hitchcock beschreef “Vertigo” als volgt aan François Truffaut: “Om het simpel te zeggen, de man wil naar bed met een vrouw die dood is.”

NORTH BY NORTHWEST

“North by Northwest” is een geraffineerde spionagethriller, die wordt gekruid met de nodige actie, geheimzinnigheid en zwarte humor. Roger Thornhill (rol van Cary Grant), een charmante New Yorkse publiciteitsagent, wordt door een groepje spionnen verward met de geheime agent George Kaplan. De spionnen, geleid door James Mason en een zeer gluiperige Martin Landau, kidnappen Grant. Zij zetten hem dronken achter het stuur van een wagen, maar hij overleeft de dolle rit en vlucht naar Chicago. Op de trein ontmoet hij de mysterieuze Eva Marie Saint, die hem afwisselend helpt en in de val lokt. De manier waarop ze hem in de trein “binnen doet”, is wel heel erg expliciet, zelfs voor de huidige standaard, laat staan in de jaren vijftig. Maar als het dan op slapen aankomt, moet Grant wel “op de grond” slapen…

Oorspronkelijk wilde Hitchcock “Our man in Havana” van Graham Greene verfilmen, maar deze had zo’n hekel aan hem dat hij zijn veto stelde. Hij draaide dan maar “North by northwest” en het boek van Greene werd verfilmd door Carol Reed, die vroeger ook al “The third man” had gedraaid.

PSYCHO

“Psycho” (1960) was gebaseerd op het boek van Robert Bloch (1917-1994). Deze klassieker van Hitchcock zit vol suspense en verwarring. Marion Crane (Janet Leigh) is een moderne, jonge vrouw die de sleur van het leven meer dan beu is. Als haar gevraagd wordt om een grote som geld te storten, ziet zij haar ultieme kans om het saaie Phoenix, Arizona te ontvluchten. Na deze impulsieve beslissing valt ze ten prooi aan paranoia en wanneer de vermoeidheid toeslaat, besluit ze de nacht door te brengen in het Bates Motel, waar de zonderling Norman Bates (Anthony Perkins) bizarre verhalen vertelt over zijn moeder. De legendarische douchescène ging de filmgeschiedenis in als het toppunt van de gruwel die door de strak georchestreerde camerastandpunten en de uitgekiende montage meesterlijk in beeld wordt gebracht. Hitchcock bespeelt de emoties, de sympathieën en de identificatie van de toeschouwer terwijl de muziek van Bernard Herrmann de suspense zorgvuldig helpt op te bouwen. Acteur Anthony Perkins was niet aanwezig bij de opname van deze scène, omdat hij op dat moment in New York een toneelstuk instudeerde. Hij werd vervangen door een stand-in en zag het resultaat slechts op de première. (Heb ik het verkeerd voor als ik stel dat hij hierdoor getraumatiseerd werd? Alleszins antwoordt hij op een vraag van Carl Huybrechts in de Kortrijkse Pentascoop op 12/10/1986 over het feit dat hij er nog zo patent uitziet: “Wanneer je te snel moe bent, niet krachtig genoeg of niet gespierd genoeg, moeten ze weer een stand-in vragen. Ik word eerlijk gezegd ziek van al die vervangers. Ik denk dat de gouden tijd van de stand-ins maar ’s voorgoed voorbij moest zijn.”)

Anthony Perkins (1932-1992) was geobsedeerd door “Psycho”, in die mate dat hijzelf nog in behandeling is geweest voor een irrationele vrouwenhaat ten gevolge van een te grote gehechtheid aan zijn moeder Janet Esselstyn Rane. Hij lag dan ook aan de oorsprong van niet minder dan drie sequels die werden gedraaid (in 1983, 1986 en 1990), waarbij hij de tweede ook zelf regisseerde, zijn debuut als regisseur trouwens.

Perkins zou op het moment van de opname trouwens nog maagd geweest zijn. Er wordt beweerd dat hij pas op zijn veertigste is ontmaagd door Dallas-actrice Victoria Principal, die hij had leren kennen toen ze samen de film “The life and times of judge Roy Bean” (John Huston, 1972) draaiden. Wellicht mag men ervan uitgaan dat Perkins eigenlijk homo was. Dat mag men toch wel stellen als men avances van zowel Ava Gardner als Jane Fonda, Brigitte Bardot en Shirley MacLaine heeft afgewezen.

Een jaar later zal hij desondanks in het huwelijk treden, maar dan wel met Berry Berenson, de schrijvende zus van actrice Marisa Berenson. Samen kregen ze twee zonen, Osgood en Elvis, respectievelijk genoemd naar zijn vader en zijn grote idool Elvis Presley. Ze bleven gehuwd tot Perkins op 12 september 1992 aan aids zou sterven. Berry zelf stierf bijna op de kop af negen jaar later: zij was met name één van de passagiers in het vliegtuig dat in de WTC-toren crashte.

Voor Janet Leigh (1927-2004) daarentegen was dit zowat de enige interessante rol uit haar carrière. Voor de rest werd ze immers meestal naast en vooral in de schaduw van haar man Tony Curtis gecast. Haar belangrijkste bijdrage tot de filmgeschiedenis is dan ook het feit dat ze het leven heeft geschonken aan Jamie Lee Curtis.

THE BIRDS

03 the birds

In “The birds” uit 1963 gooit Hitchcock het eeuwenoude conflict tussen mensen en vogels om: hier zitten de mensen in kooien en zijn de vogels buiten een constante dreiging. Het huis wordt een geïsoleerd toevluchtsoord, een gevangenis waarin de bewoners zich misschien kunnen beschermen tegen de vogels, maar waar ze ook – beperkt in hun bewegingsvrijheid – kunnen wegrotten in hun poging te overleven. “Binnen” blijkt bovendien niet de bescherming te bieden die we verwachten.

Joyce Carol Oates schrijft over dit kortverhaal van Daphne du Maurier: “Verhalen over eco-horror zijn in de 21e eeuw alledaags geworden, maar geen enkel verhaal was angstaanjagender overtuigend dan dit grimmig vertelde verhaal over vogels in hun miljoenentallen, van roodborstje tot torenvalk, winterkoninkje tot kokmeeuw, die zich tegen de inwoners van een kustdorp in Cornwall keren, en bij uitbreiding tegen de hele mensheid. Du Mauriers proza ​​ademt het kalme fatalisme van een sprookje van Grimms.”

In de beroemde eindscène escaleert het geweld; alle barricades die Mitch Brenner (Rod Taylor), Melanie Daniels (Tippi Hedren) en Annie Hayworth (Suzanne Pleshette) opstellen om zich te verdedigen, blijken onvoldoende. De zware houten tafel voor het haardvuur stopt de vogels niet om toch langs de schoorsteen naar binnen te komen, stenen missen hun doel en het donkere plafond wordt claustrofobisch laag in beeld gezet. Kortom het is de beurt aan honderden, zo niet duizenden stijfkopjes, want de vogels uit de gelijknamige film van Alfred Hitchcock zitten toch wel met een bijzondere hardnekkigheid achter Tippi Hedren aan. Anderzijds kan men met recht en reden ook Tippi als een “stijfkopje” bestempelen, maar dan niet zozeer in de figuurlijke zin. We bedoelen dan eerder dat het blonde hoofdje van mooie Tippi toch wel goed de aanvallen doorstaat.

En let op, in die tijd waren er nog geen computertechnieken om die aanvallen te simuleren! Hitchcock droeg medewerkers op vogels naar haar te gooien ofwel werden ze van kortbij uit een kooi losgelaten. En wegens de vele close-ups kon men natuurlijk ook niet met een stand-in werken. Dat alles komt goed tot uiting in de TV-film “The girl” van Julian Jarrold uit 2012 (met Sienna Miller als Tippi en Toby Jones als Hitchcock), met dien verstande dat erin verwerkt wordt dat Hitchcock dit ook een beetje deed om zich te wreken op Hedren, die de boot van zijn grijpgrage polletjes afhield. Ja, er komt soms wel meer kijken bij acteren dan louter met een diepzinnige blik naar een doodshoofd staren en “to be or not to be” mompelen…

Over doodshoofden gesproken, het is tijdens het draaien van deze film dat Hitchcock aan het dochtertje van Tippi Hedren, de latere actrice Melanie Griffiths, een Barbie-pop in een doodskist ten geschenke gaf. Een op z’n zachtst gezegd “merkwaardig” geschenk, zeker als men dan ook nog aan het verhaal van Xaviera Hollander denkt…

Daarna volgden nog o.m. “Marnie”, een film over een jonge vrouw (opnieuw Tippi Hedren in de titelrol) die leeft van oplichting. Sean Connery betrapt haar maar geboeid als hij is door haar “eigenaardige” karaktertrekken, huwt hij met haar in plaats van haar te verklikken. Dat breekt hem echter zuur op als blijkt dat één van die “eigenaardigheden” ook frigiditeit blijkt te zijn. Hij gaat dan op zoek naar de psycho-analytische oorzaken van haar afwijkingen en komt tot ronduit verrassende conclusies…

De volgende Hitchcock-films “Torn curtain” (1966) en “Topaz” (1969) zijn schaamteloze anticommunistische propaganda. In “Torn Curtain” is Paul Newman een Amerikaanse kernfysicus die zich vrijwillig heeft aangemeld voor een ongewone spionagemissie. Hij moet een overloop veinzen om dicht bij een Oost-Duitse wetenschapper, gespeeld door Ludwig Donath, te komen en te ontdekken welke vooruitgang hij persoonlijk het Sovjetblok heeft gebracht. Een goed plan, ware het niet dat de onverschrokken Julie Andrews, Newmans verloofde, iets vermoedt en hem eerst naar Kopenhagen en vervolgens naar Oost-Berlijn volgt. Het zou zoveel makkelijker zijn gegaan zonder haar, maar aan de andere kant was er dan geen film gemaakt. Het waren twee enorme kaskrakers, maar Paul Newman en Julie Andrews hebben de seksuele chemie van twee witte boterhammen. En Hitchcock had Bernard Herrmann niet aan zijn zijde. Sterker nog, Hitch en Herrmann verbraken hun succesvolle huwelijk tijdens deze productie. Hij werd vervangen door John Addison. Jammer.

In “Topaz”, gebaseerd op een boek van Leon Uris, raakt een Franse inlichtingenagent, gespeeld door Frederick Stafford, verwikkeld in de Koude Oorlog-politiek. Eerst door de gebeurtenissen te onthullen die leidden tot de Cubaanse raketcrisis van 1962, en vervolgens terug naar Frankrijk om een ​​internationale Russische spionagenetwerk op te rollen. Dit was naar verluidt een van Alfred Hitchcocks meest ongelukkige regieklussen. Alfred Hitchcock huurde Leon Uris als scenarist in om zijn eigen roman te verfilmen. Maar Uris kon Hitchcocks excentrieke gevoel voor humor niet waarderen, noch de gewoonte van de regisseur om al zijn tijd op te eisen tijdens het schrijven van een script. Hitchcock was teleurgesteld dat Uris zijn verzoeken om de schurken in het verhaal te humaniseren leek te negeren. Volgens hem schilderde de roman hen af ​​als kartonnen monsters. Met slechts een gedeeltelijke versie voltooid, verliet Uris de film. Hitchcock schakelde Samuel A.Taylor (schrijver van Vertigo) in om de film helemaal opnieuw te schrijven. Sommige scènes zijn slechts enkele uren voor de opnames geschreven. Aan de andere kant, wetende dat hij geen oor voor muziek had, nam Alfred Hitchcock niet eens de moeite om naar Maurice Jarres voltooide filmmuziek te luisteren en paste die zonder morren toe op de beelden. Deze film was Alfred Hitchcocks grootste mislukking. De productie kostte ongeveer $ 4.000.000 en bracht slechts $ 1.000.000 op aan de kassa.

FRENZY

Ook in “Frenzy” (1972) is Hitchcock reeds een “kind van zijn tijd” geworden. ’t Is te zeggen, twee zaken die hij vroeger angstvallig vermeed, komen nu wél in beeld: naakt en de (wurg)moord zelf. Hitchcock: “Ik vond die aanpak noodzakelijk. Als je de toeschouwer bij een verkrachtingsscène wil betrekken, moet je hem heel dicht bij de actie brengen. Daarom ook hebben we die scène grotendeels vanuit het standpunt van het slachtoffer gedraaid. Tien jaar eerder had je zoiets nooit zo expliciet kunnen tonen.”

Romanschrijver Arthur La Bern uitte later zijn ongenoegen over Anthony Shaffers verfilming van zijn boek “Goodbye Piccadilly, Farewell Leicester Square”. Hoewel hij had gehoord dat er onderhandelingen gaande waren om zijn boek te verfilmen, vernam de auteur pas over Hitchcocks actieve betrokkenheid toen hij er in januari 1971 over las in “The Times”. Hij profiteerde echter wel van de verfilming toen zijn boek werd heruitgebracht als “Frenzy”.
Een groot deel van de opnames vond plaats in en rond Covent Garden en was een eerbetoon aan het Londen van Alfred Hitchcocks jeugd. Als zoon van een koopman uit Covent Garden filmde Hitchcock verschillende belangrijke scènes waarin het gebied werd getoond als de actieve markt voor groenten en fruit die het was. Zich ervan bewust dat de dagen van het gebied als markt geteld waren, wilde Hitchcock het gebied vastleggen zoals hij het zich herinnerde. En inderdaad, de markt sloot in 1974 en verhuisde naar Nine Elms. Oorspronkelijk was het de bedoeling dat de oude markt zou worden afgebroken, maar het grootste deel ervan, inclusief de centrale hallen, werd bewaard en is nu een monument en een populaire toeristische trekpleister.

FAMILY PLOT

Tot slot is er nog “Family Plot”, een leuke, kleine komische thriller over Blanche (Barbara Harris), een nep-paragnost die, samen met haar onwillige vriendje Frank, hilarisch gespeeld door de ondergewaardeerde Bruce Dern, in de problemen komt met de grote criminelen Karen Black en William Devane. Hitch maakte geen klassieker, dat is zeker, maar wel een moderne film die aantoonde dat hij nog steeds een vermakelijke film kon maken.

Dochter Patricia Hitchcock antwoordt op de vraag van Kurt Vandemaele in Humo van 14/10/1997 wie als opvolger van haar vader kan worden bestempeld: “Ik zal je zeggen wie het meest op mijn vader lijkt, al spreek ik dan niet zozeer over filmgenres: Steven Spielberg. Omdat hij films maakt voor het publiek, niet voor zichzelf. Ik vind het spijtig dat mijn vader nooit ‘E.T.’ heeft kunnen zien. Hij zou er dol op zijn geweest.” Maar Hitchcock was reeds gestorven op 29 april 1980. Toen was er wel al sprake van “E.T.”, maar de film zou pas twee jaar later zou uitkomen.

Spielberg zelf heeft nochtans nooit een thriller gedraaid, laat staan dat-ie vol referenties aan Hitchcock zou zitten, wat bij tal van films het geval is. In “Last embrace” van Jonathan Demme uit 1979 b.v. zitten “citaten” uit “Vertigo” (de klokketoren), “Psycho” (de douche-scène uiteraard) en “North by northwest” (waarbij de Rocky Mountains wel vervangen werden door de Niagara Falls), maar toch is het als geheel niet gelukt als Hitchcock-hulde, aangezien Demme de fout maakt te zondigen tegen “de eenheid van actie”, toch wel een conditio sine qua non bij Hitchcock. In “Last embrace” lopen twee plots eerder toevallig parallel, waarbij één verhaallijn een vals spoor blijkt te zijn. Toch slaat de titel hierop wat nog meer afbreuk doet aan een voor de rest loflijke poging.

Een tiental jaren later zou Demme het reeds veel beter doen met “Something wild” waarin Melanie Griffiths schittert (ook weer niet toevallig natuurlijk!). En dan is er natuurlijk nog “Basic instinct” (Verhoeven ziet zijn film als een hulde aan zijn idool Alfred Hitchcock). Ook in de openingsscène van “Sliver” zitten al meteen tal van referenties aan de meester van de suspens. Want, natuurlijk, Brian De Palma heeft het weer niet kunnen laten om zich door zijn groot voorbeeld te laten inspireren, net als in 1980 voor “Dressed to kill”. Hij is ongetwijfeld de grootste Hitchcock-aanbidder, die de meester soms bijna klakkeloos imiteerde (“Body double”). Een aanstekelijke parodie is anderzijds “Foul play” uit 1978 van Colin Higgins (1941-1988).

Ronny De Schepper
(met dank aan Christel Stalpaert)

(*) Vele jaren later, met name in 2016, werd dit principe nog eens overgedaan in de Franse TV-film “La loi de Simon: des hommes en noir” van Didier Le Pêcheur.

(**) Het is een woordspeling op Lucas’ evangelie hoofdstuk 24 vers 5, uitgesproken door de Man, of Tuinman, na de Opstanding: “Wie komt de levende zoeken onder de doden?”. Dit wordt onder andere gezegd tegen Maria Magdalena, wiens naam tegenwoordig wordt gebruikt als Madeleine, de naam van de hoofdpersoon in roman en film. De naam “Madeleine” verwijst natuurlijk naar Maria Magdalena, of Maria van Migdala. “Migdal” is Hebreeuws voor “toren”. “Madeleine” is de enige naam van de vier hoofdpersonages uit de originele Franse roman die in de film behouden is gebleven. “Judy” was “Renée” in het boek. Het is dus fascinerend dat Hitchcock de naam niet heeft behouden. Renée = re-née = herboren. (Internet Movie Database)

Selectieve bibliografie
Jean Comolli, Les Cahiers du Cinéma n°187.
Ronny De Schepper, De blondjes van Alfred Hitchcock.
Robert A.Harris & Michael S.Lasky, The films of Alfred Hitchcock.
Lucretia Knapp probeert in “The queer voice in Marnie” (Cinema Journal 1993) te bewijzen dat er lesbische elementen zitten in Hitchcock-films.
George Perry, The films of Alfred Hitchcock.
Eric Rohmer & Claude Chabrol, Hitchcock.
John Russell Taylor, Hitch: the life and word of Alfred Hitchcock, London, Faber and Faber, 320 blz.
Donald Spoto, The art of Alfred Hitchcock.
Donald Spoto, The dark side of genius: the life of Alfred Hitchcock, New York, Ballantine Books, 665 blz.
François Truffaut, Le cinéma selon Hitchcock.
Robin Wood, Hitchcock’s films.

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.