Vandaag is het al veertig jaar geleden dat de Welshe acteur Richard Burton tijdens een vakantie in zijn buitenverblijf in Céligny zich niet lekker voelde. Hij overleed nog diezelfde dag op 58-jarige leeftijd in een ziekenhuis in Genève aan een hersenbloeding en werd in Céligny begraven.
Richard Burton werd geboren als Richard Walter Jenkins in Port Talbot. Hij groeide op in een arbeidersgezin, Welsh sprekend, als twaalfde van dertien kinderen. Zijn vader was een robuuste mijnwerker, een “twelve-pints-a-day man” die soms wekenlang aan het drinken en gokken was. Burton was nog geen twee jaar oud in 1927 toen zijn moeder stierf op 43-jarige leeftijd na de geboorte van haar 13e kind. Zijn zus Cecilia en haar man Elfed namen hem op in hun gezin. Burtons vader bezocht af en toe de huizen van zijn volwassen dochters, maar was verder afwezig.
Richard Burton begon te roken op achtjarige leeftijd en dronk reeds op twaalfjarige leeftijd, maar hij toonde ook talent voor Engelse en Welshe literatuur op de middelbare school. Daarom werd hij geadopteerd door zijn onderwijzer Philip H. Burton, die zijn acteertalenten ontdekte en aanmoedigde. Richard nam diens familienaam over en kreeg aldus dezelfde naam als de Britse auteur Richard Burton (1821–1890), die met zijn vertaling van de Kama Sutra, de Decamerone en de Vertellingen van 1001 Nacht een grote bijdrage heeft geleverd aan de ontwikkeling van de erotische literatuur in West-Europa.
In de jaren 40 en begin jaren 50 werkte Burton op het toneel en in de bioscoop in het Verenigd Koninkrijk. Hij verdiende zijn eerste professionele acteervergoedingen met radiorollen voor de BBC. Zijn eerste film was The Last Days of Dolwyn . Burton ontmoette zijn eerste vrouw, de jonge actrice Sybil Williams, op de set en ze trouwden in februari 1949. Ze kregen twee dochters, maar hij werd opgemerkt door Darryl Zanuck en rijfde zo een contract voor Hollywood binnen. In 1952 stapte Burton dan ook over naar Hollywood, waar hij in de film My cousin Rachel de hoofdrol kreeg, met Olivia de Havilland als tegenspeelster. Hij werd voor de eerste keer genomineerd voor een Oscar, er zouden nog zes nominaties volgen (onder andere voor zijn rol in Who’s Afraid of Virginia Woolf?), maar hij heeft nooit een Oscar gekregen.
THE ROBE
In 1953 speelde Burton al meteen de hoofdrol in de eerste film in cinemascoop, namelijk de bijbelse spektakelfilm “The robe” (“de mantel”, namelijk die van Christus) van Henry Koster. Richard Burton was een atheïst en kon het religieuze thema van de film niet waarderen, aldus de IMDb, maar aan zijn manier van acteren is dat toch niet te merken. Hij voegde zich helemaal naar de typisch Hollywoodiaanse aanpak van het onderwerp.
Richard Burton zei ooit dat dit de minst favoriete van al zijn films was. In een interview in oktober 1979 noemde hij The Bramble Bush (1960) en Ice Palace (1960) echter de slechtste films waarin hij had gespeeld. Toch haatte Richard Burton het maken van de film zo erg dat hij een contract van 20th Century-Fox afsloeg. Hij was verbaasd dat hij een Oscar-nominatie kreeg nadat critici zijn optreden bijna universeel hadden omschreven als “houterig”. Toch zou Burton meer films maken bij Fox dan bij welke andere studio dan ook. Anderzijds, hij mocht dan wel genomineerd worden, hij zou nooit een Oscar krijgen. Er werd gespeculeerd dat opmerkingen die Richard Burton maakte over de zwarte lijst van Hollywood tijdens de opnames van deze film de reden zouden kunnen zijn waarom hij nooit een Oscar heeft gewonnen, ondanks dat hij zeven keer genomineerd werd. Bovendien werd hij ooit bedreigd met een pistool door Stewart Granger vanwege de affaire die hij had met Grangers vrouw
Jean Simmons tijdens de opnames. Het moet wel het toppunt van Hollywood-ironie zijn dat een atheïstische, kettingrokende alcoholist wiens tegenspeelster een openlijke affaire met hem had, hoewel ze beiden getrouwd waren, de twee rechtvaardige christenen portretteerden die bereid waren om te gemarteld te worden voor hun geloof en wier afsluitende monologen over moraal en geloof gingen. Overigens is het meisje op de poster voor deze film niet Jean Simmons, maar de originele actrice die de rol van Diana speelde, Jean Peters. Ze stopte met de film omdat ze zwanger was, maar het gezicht op de poster bleef onveranderd.
Richard Burton had een heftige ruzie met 20th Century-Fox studiochef Darryl F. Zanuck nog voordat de film uitkwam. Dit was nog een reden waarom hij besloot terug te keren naar het Londense West End theaterdistrict in plaats van in Hollywood te blijven.
In 1958 zat hij dus al in Engeland voor “Look back in anger” in een regie van Tony Richardson, maar in 1963 was er Cleopatra van Joseph L.Manciewicz, waar Elizabeth Taylor in Rome haar beroemde affaire met Richard Burton begon (*). Met Liz Taylor speelde hij nog in “Who’s afraid of Virginia Woolf” (1966) en “The taming of the shrew” (1967). Zowel aan hun verhouding als aan hun beider carrière kwam een einde door drankproblemen, zoals goed wordt geïllustreerd door de TV-film “Burton and Taylor” van Richard Laxton uit 2013. Zijn rol wordt hierin vertolkt door Dominic West en die van Liz Taylor door Helena Bonham Carter.
Later trouwde Burton nog met Suzy Hunt, de ex-vrouw van Formule 1-piloot James Hunt, en ten slotte met Sally Hay, een grimeuse die later schrijfster werd.
In 1977 volgde dan “Equus” van Sidney Lumet naar het stuk waarmee Peter Shaffer the 1975 Tony Award for Best Play as well as the New York Drama Critics Circle Award had gewonnen. Toen Richard Burton in 1977 met Kevin Costner in een vliegtuig zat, zei deze hem dat hij acteur wilde worden, maar hij voegde er ietwat ongelukkig aan toe: “Maar ik zou niet willen dat mijn leven overhoop werd gehaald, zoals dat van u, zou ik het dan wel doen?” Burton bekeek hem en zei: “Je hebt groene ogen.” Ja, net zoals gij, dacht Costner geërgerd, maar Burton voegde eraan toe: “Ik zou het erop wagen als ik jou was.” En toen hij Costner na het uitstappen zag staan, liet hij zijn privé-chauffeur halt houden, opende het raampje en riep: “Good luck!”
Of hij anderzijds ooit dorpsgenoot Anthony Hopkins heeft ontmoet, weet ik niet, maar het is alleszins een feit dat deze naar zijn voorbeeld ook acteur is geworden.
Ronny De Schepper
(*) Die stormachtige liefdesverhouding was meteen het onderwerp voor een parodie door Amanda Barrie en Sidney James in “Carry on, Cleo” (Gerald Thomas, 1964).