Zonder literatuur had ik niet kunnen bestaan, dat idee of gevoel heeft steeds in mij geleefd – al heel jong was ik verslaafd aan letters, woorden, het manipuleren van die heilige en mysterieuze objecten waar ze in te vinden waren, het opsnuiven van hun geur. Zo haast ik kon lezen was ik steeds aan te treffen met een boek, blind en doof voor de omgeving. De openbare bibliotheek had vast geen betere klant. Er is geen periode in mijn leven geweest dat dit ook maar enigszins op een lager pitje stond. Als student pendelend – wat een zegen de treinuren met al die pockets, Manteau, Penguin, Livre de Poche. Toen ik een reguliere betrekking had, een administratieve loonslaaf was, kroop ik iedere weekdag een uur vroeger uit bed om die zestig minuten aan de literatuur te kunnen wijden – teneinde mijn dag zinvol te beginnen en als tegengif voor wat het leven in petto kon hebben. Maar naast de boeken was er nog een fenomeen dat ik onmogelijk kon missen: de muziek.

Een terugblik op het parcours dat mijn smaak doormaakte inzake melodie en ritme leert mij dat het grillig en kronkelend was. En dat ik me vaak heb laten leiden door mensen die belangrijk waren in mijn leven, dat er steeds weer iemand opdook om me een duwtje in een bepaalde richting te geven of een ander pad te wijzen. Logisch dat de eerste tonen door mijn ouders gezet werden. Al beperkte dat zich tot de radio die constant een ratjetoe van populaire liedjes uitspoog via een distributiekanaal, en op zondag traditioneel opera en belcanto van het toenmalige NIR. Dat koor uit Verdi’s ‘Il Trovatore’, de intromuziek, zindert soms nog in me na! Mijn negen jaar oudere broer moet het pad voor mij geëffend hebben: al vroeg kwam ik in het bezit van een platendraaier nadat hij, achttien jaar vierend, er één kreeg als verjaardagsgeschenk.  Het mijne was een koffermodel, het deksel fungeerde als luidspreker. De eerste LP dankte ik ook aan hem: toen ik voor een heelkundige ingreep in het ziekenhuis lag, elf of twaalf jaar oud, stond hij ontdaan bij mijn bed en duwde me een LP van Jo Leemans in de handen. Wat zijn onkunde betreffende mijn muzikale interesse bewees; maar ik was hem toch dankbaar voor het gebaar, en ik koester het exemplaar nog – weemoedige herinnering zoveel jaren later.

Welke muziek belandde er dan wel op dat voorhistorisch apparaat? Een keur aan populaire hits, beïnvloed door twee van mijn nichtjes met wie ik sporadisch contact had omdat ze als gezin met mijn grootouders samenwoonden. Alle bezoeken aan de vaderlijke stam duwden me dus in de handen van die twee schikgodinnen, de ene een jaar ouder, de andere even oud als ik. De popmuziek dus, die ik dan mijn kamertje binnenhaalde via die dubieuze covers aangeleverd door het Expobrood. In de nasleep van Expo 58 verkocht iedere zich respecterende bakker dit van het andere brood niet verschillende witte brood in zakken met het bekende logo, de ster. Enkele sterren uitknippen, een klein bedrag en je kon een single kiezen uit het aanbod van vierenzestig: ieder plaatje bevatte twee hits gezongen door een illustere onbekende Belg, gespeeld door een lokaal orkestje. Die zo goed mogelijk het origineel nabootsten. En daar meestal nog behoorlijk in slaagden – of is mijn herinnering nu te mild? In ieder geval was ons gezin te mijnen gerieve gedwongen maandenlang de hype Expobrood te ondergaan! Een flinke zijsprong voerde mij naar Adamo, ik werd een absolute fan van het eerste uur en zou al zijn platen tot de mijne maken, hem schrijven, zijn teksten vertalen (!), een handtekening veroveren, en hem tot nu trouw blijven – terecht want kwalitatief bleef hij groeien. Maar die eenzijdige interesse taande toen een transistorradio, nog vrijwel onbekend bij ons, die mijn vader uit Duitsland na een toneeloptreden daar voor mij meebracht, mij op een ander spoor zette.

Dat kleine ding, een Grundig, openbaarde mij twee Franse radiostations en ik smolt voor Françoise Hardy en Sylvie Vartan. Maar ook voor Johnny Hallyday en Dick Rivers. Voor al die goden die vooral vertalingen van de Britse pop in hun hitparade brachten. Al ruimde ik ook graag een plaats voor de meer originelen zoals Marie Laforêt. De popmuziek van de nichtjes, de vertaalde van de zuiderburen… het kon niet uitblijven of ik zou tenslotte toch het rechte pad bewandelen en zwichten voor het ernstige werk. Ik was bekeerd: The Beatles e tutti quanti! Al hun lp’s staan in mijn kast te pronk. Een platenwinkel in de Mechelsesteenweg te Antwerpen die zohaast een nummer van de Britse pop uit de hitparade verdwenen was het 45-toeren-plaatje aan dumpingprijs kwijt wou leverde mij goedkoop een arsenaal aan wat nu memorabele herinneringen zijn. In de rand van mijn muzikaal geheugen sluimert nog een voorval in verband met de strijd The Beatles contra The Rolling Stones; een strijd die hier niet echt gevoerd werd maar over de plas des te feller kon woeden. Zoals ik mocht ervaren toen ik, nog tijdens mijn middelbare school, tien dagen in mijn eentje in Engeland verbleef. Een knul van zo’n twintig jaar met wie ik in een pub ’s avonds in gesprek raakte oordeelde het onbegrijpelijk dat ik geen standpunt innam voor één van beide en meteen fel tegen de andere band. Maar uiteindelijk kon het ontbreken van dit conflict hem niet verhinderen om, toen we na de ‘last orders’ op straat stonden, absoluut een robbertje met mij te willen vechten – blijkbaar het traditioneel besluit van een avondje alcoholisch stappen! Het kostte me heel wat moeite om hem diets te maken dat dit in Vlaanderen een minder bekend volksgebruik was. Hij droop ontgoocheld af, moet ons wel een rare volksstam gevonden hebben…

Gelukkig trof ik hier betere vrienden. Zo werd ik door die ene op het spoor gezet van een stemgeluid dat me de rest van mijn leven zou blijven achtervolgen: Rod Stewart. Tot heden ben ik hem – al tanen zijn vocale mogelijkheden inmiddels langzaam – trouw. Net zoals de vriendschap die aan de basis lag standhield. Alle LP’s werden de mijne en toen het tijdperk van de cd aanbrak volgde ik uiteraard zijn digitale spoor. Daarbij geruggesteund door mijn zoon: wonderbaarlijk, Rod wist een nieuw album telkens niet zo lang voor mijn verjaardag uit te brengen zodat dit steevast tot een voor de hand liggend geschenk bevonden werd! Het rasperige geluid van de heer Stewart, dat brengt me bij het hese, rauwe, smokerige van de productie van de stembanden van Marianne Faithfull. Die ik natuurlijk uit mijn geheugen kon opdiepen met dat tedere ‘As tears go by’ haar geschonken door de Stones Jagger en Richards maar die nu mijn pad kruiste met één song van haar album ‘A secret life’: ‘Love in the afternoon’. Waarmee zij me tot een fan promoveerde, ik bezweek voor hoe doorleefd en indringend zij teksten wist over te brengen – en geconfronteerd werd met iemand die vanuit een woelig bestaan dit alles literair prachtig (en zinvol) wist te verwoorden. Wanneer we het dan toch over woorden hebben: dan voegde ik meteen Nick Cave maar aan mijn lijstje van favorieten toe.

Tot dit handvol namen beperkt mijn muzikaal genot van zoveel jaren zich niet. Wie een blik werpt in mijn gevulde, niet altijd overzichtelijke, kasten met platen en cd’s ontmoet een gevarieerde schare. Heel wat jazz bijvoorbeeld. Maar net zo goed een gamma aan klassiek van Sjostakovitsj of Buxtehude tot wie ik ook tot idool promoveer: J.S.Bach. Religieuze muziek, middeleeuwse… de liederen van Hildegard von Bingen naast Gregoriaanse gezangen… Ravi Shankar tot Black Sabbath.

Muziek, hoe vaak heb ik klanken, een stem, een melodie, de weemoed van een cello, de woorden, niet als redplank opgeroepen wanneer de realiteit zich in alle somberte over me heen spreidde. Het kon ook andersom – dat een lied, een muziekstuk dat zich quasi toevallig aandiende de aanleiding werd, een herinnering tot leven wekte, een emotie activeerde. Eén zin uit het toneelstuk ‘Twelfth night’ van Shakespeare begeleidt me al mijn ganse leven: “If music be the food of love, play on!”. Soms evenwel, wanneer het gedruis van de maatschappij me dreigt te overspoelen en ik uit dat moeras wil ontsnappen, denk ik aan de filosofie van de Russische cellist en dirigent Mstislav Rostropovitsj: “Muziek begint met stilte”. Stilte, daar kan soms geen noot tegenop…

Johan de Belie                   

Een gedachte over “Het hoekje van Opa Adhemar (111)

  1. Een fijne mens die Adhemar. Zijn leven is doorspekt met drama en humor . Spijtig dat hij het nu fysiek een beetje laat afweten . Niettegenstaande dat wensen wij hem een fijne oude dag toe . Groeten Guido H.

    Geliked door 1 persoon

Geef een reactie op Guido Hullebroeck Reactie annuleren

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.