Rum, de naam zegt het al : als vloeibaar goud op de tong laat zowel de drank als de groep zich definiëren. Een andere vaak gehoorde vergelijking is die met een diamant. Geen wonder dus dat deze Leuvense groep tijdens het festival van Lausanne (Zwitserland) de « Grand Prix Diamant » kreeg voor haar jongste elpee « Hinkelen » (foto Erik Westerlinck).
De vierde elpee van Rum (“Hinkelen”) is nóg beter dan de drie voorgaande… iets wat wij nooit voor mogelijk hadden gehouden ! Het is vooral in de breedte en in de diepte dat men de verbetering is gaan zoeken. In de breedte daarmee bedoelen we de uitbreiding van het klankspektrum en in de diepte de gevoelsgeladenheid van de interpretatie (dus resp. muzikaal en vocaal). Het instrumentarium is alweer aanzienlijk uitgebreid daar alle Rumleden bij manier van spreken nog elke dag een nieuw instrument bespelen. Daar Pol Rans gelukkig nog aanwezig is op de plaat, dikwijls met een mooie bazuin (wegens het feit dat Pol in Londen woont, zal hij evenwel niet meer met Rum optreden) en daar ook Juan Masondo nu dus vast meewerkt.
Masondo is niet zozeer een groot solist, maar zijn uitstekende begeleiding geeft fantast Wiet van de Leest meer speelruimte. Ook het exotische element (een Argentijn op bouzouki !) wordt met hem nogmaals beklemtoond. Deze techniek is niet nieuw bij Rum. Zoals Dirk van Esbroeck destijds in ons blad (r.v. nr. 49 van 1977) verklaarde, wil men daarmee het internationale karakter van de volksmuziek onderlijnen en afstappen van provincialistisch gedoe met de bolletjeszakdoeken.
Voor de verdieping van de interpretatie zorgt zangeres Vera Coomans, die nu vast lid is van de groep, maar ook Dirk van Esbroeck wiens aandeel binnen de groep veel groter lijkt te zijn geworden en met succes !
Kortom, Rum is het uitstekend samengaan van vier individuen. Dirk Van Esbroeck en Juan Masondo spelen samen ook Argentijnse muziek; Wiet Van de Leest heeft een jazzy achtergrond; Vera Coomans tenslotte komt van de Internationale Nieuwe Scène. Waarheen leidt dergelijke combinatie ? Een paar uitspraken…
Wiet : Die evolutie hangt grotendeels af van wat je technisch, op een instrument kan waarmaken. Als je dus een tijdlang jazz probeert te spelen, beïnvloedt dat onbewust je techniek. In het titelnummer van de plaat zit inderdaad een fragment waar je die jazztechniek hoort, hoewel in een andere context. Maar je kan moeilijk alles en altijd rationeel verantwoorden waarom je dit of dat zo doet.
Vera : Het gaat beslist wel om de sfeer, want zelf heb ik nogal eens wat moeite met die oude teksten. Eigenlijk hebben we die teksten nooit echt belangrijk gevonden, alleen de zangmogelijkheden en de klankvariaties die ze inhielden, maar in de toekomst willen we wel meer de teksten in het oog houden.
Wiet : Dat etiket volksmuziek hebben anderen erop geplakt. Op deze plaat staan bijvoorbeeld enkele eigen nummers, ook één met een eigen tekst, maar in een zaal een tekst verstaan, en daarenboven de samenhang ervan begrijpen, is bijna zo goed als uitgesloten. De teksten dateren uit een tijd dat een publiek veel aandachtiger luisterde. De mensen nu zijn daar nog zelden toe in staat. Bij een optreden moeten wij na zo’n lied, dat van de luisteraar een echte inspanning vergt, vaak een wat luchtiger nummer, meestal een instrumentaal brengen om ze niet helemaal te laten wegdoezelen.
Dirk : Echte volksliederen zowel qua melodie als qua tekst, hebben bestaan tot ongeveer 1850. De arbeidersliederen van daarna zijn meestal erg verouderd wat de inhoud betreft, en nauwelijks interessant voor hun muziek. Dikwijls zitten ze ingepakt in een strak, militair tempo of zijn het aanpassingen van operettedeuntjes. Zoiets kan tot zijn recht komen in een gelegenheidsprogramma voor een 1 mei-feest, maar buiten de nostalgie heeft het weinig boodschap voor mensen van vandaag.
Vera : Wat niet wil zeggen dat we niets moderner willen doen. Persoonlijk bijvoorbeeld zou ik graag Brechts composities gaan zingen, omdat ze een verhaal hebben, en dat combineren met een melodie die een uitdaging is om ze te zingen.
Ronny De Schepper