Het is ook al tien jaar geleden dat de Franse zanger van Grieks-Joodse afkomst Georges Moustaki op 79-jarige leeftijd in Nice is overleden (foto Rob Mieremet). Hij wordt meestal vereenzelvigd met één lied, met name “Le métèque”. Dat is enerzijds terecht omdat het een heel persoonlijk portret is dat hem ten voeten uit typeert en tegelijk is het ook zijn grootste (eigenlijk enige) hit. Anderzijds doet dit hem onrecht aan aangezien hij nog tal van andere prachtige nummers heeft geschreven, niet alleen voor hemzelf maar ook voor andere grootheden van het Franse chanson. Ook voor mij is hij vooral van belang door een ander nummer, zonder dat ik daarbij “Le métèque” wil verloochenen, verre van…
Over die afkomst wil ik toch nog iets zeggen. Als overal staat dat hij “van Grieks-Joodse afkomst” is, dan zal dat wel zo zijn, maar dat belet niet dat zijn oorspronkelijke naam, Giuseppe Mustacchi, duidelijk Italiaans is. Zijn vader Nessem mag dan nog van het eiland Korfoe in Griekenland afkomstig zijn (het is zijn moeder Sarah die voor de Joodse component zorgt), die moet dan zelf (ondanks zijn voornaam) toch van Italiaanse afkomst zijn. Toen Giuseppe werd geboren, hadden zijn ouders zich in Alexandrië (Egypte) gevestigd en zijn naam werd al vlug verbasterd tot Yussef.
Van de andere kant groeide hij op in een internationale wijk, waar hij naar een Franse school ging. Dat heeft er ongetwijfeld toe geleid dat Yussef in 1951 naar Parijs trok, waar hij in eerste instantie werkte als journalist en barkeeper. In deze tijd veranderde hij zijn naam in Georges Moustaki. De nieuwe voornaam was een hommage aan Georges Brassens, die Moustaki stimuleerde. De jonge Griek begon chansons te schrijven voor grootheden als Barbara, met wie hij een relatie had ten tijde van “La Dame Brune” dat hij voor haar schreef, Juliette Gréco, Tino Rossi en Yves Montand. Voor de veel oudere Édith Piaf, met wie hij eveneens korte tijd een verhouding had, schreef hij in 1959 de tekst van de hit Milord. (Marguerite Monnot schreef de muziek en dus niet omgekeerd, zoals André Vermeulen in het VRT-journaal beweerde.) Moustaki zal Piaf ongetwijfeld als “opstapje” hebben gebruikt, maar anderzijds kan men ook moeilijk van Piaf beweren dat ze lang nadacht vooraleer met iemand het bed in te duiken. Hoe dan ook, bij een van de talloze herdenkingsprogramma’s die op de Franse televisie op gezette tijden aan Piaf worden gewijd, vertelde Moustaki niet zonder enige ontroering dat iemand hem had verteld dat ze bij haar overlijden (in 1963) nog een fotootje van hem in haar portefeuille had zitten.
Zelf trad Moustaki in die tijd slechts uiterst zelden op. Zijn eerste optreden was zowaar in de Brusselse nachtclub La Rose Noire in 1954, maar het zal met name tot het succes van “Le métèque” (uitgebracht in 1968, maar het werd pas een wereldhit in 1970) duren vooraleer hij tournees begon op te zetten.
Zoals gezegd was “Le métèque” een zeer persoonlijk nummer, maar gezien de “multiculturele achtergrond” van Moustaki was het niet helemaal ten onrechte dat onze eigen Antwerpse Strangers in hun Vlaamse versie daarvan een portret van “de gastarbeider” maakten, op dat moment nog een nieuw fenomeen in onze contreien. Dit portret was zo aangrijpend, dat het linkse muziektijdschrift Tliedboek besliste de tekst integraal over te nemen in hun blad. Zo hadden The Strangers het nu ook weer niet bedoeld, zodat ze kort daarna het nummer “De ziekenkas” uitbrachten, waarin zij de andere kant van de medaille belichtten. Meteen kregen zij het etiket van “extreem-rechts” opgekleefd, wat ze blijkbaar niet zo erg vonden, want ze bevestigden dit zelf door op te treden voor het Vlaams Blok. Ze zullen daar dan wel “De ziekenkas” hebben gezongen, maar indien ze daar ook “De gastarbeider” hebben gebracht, zou dit toch een heel ander licht op de zaak brengen. Ik vraag me af of iemand ooit zo moedig zal zijn om te durven toegeven dat hij bij dat optreden aanwezig was om dan mijn vermoeden te bevestigen of te ontkennen…
Het dient gezegd dat op de elpee waarop “Le métèque” verscheen (volgens sommige bronnen ook zijn eerste elpee, andere citeren een elpee met nummers van de jonge Moustaki, maar het kan natuurlijk zijn dat dit een latere compilatie is) dat er daar nog andere prachtige nummers op stonden, zoals “Ma solitude” en “Joseph”. Ik heb de elpee destijds op band opgenomen, dankzij Johan de Belie die de elpee in zijn bezit had, en heb deze band zo vaak gedraaid dat ik ook de andere nummers bijna woordelijk van buiten kende. Toch zou het nog een ander nummer zijn dat mijn hart zou stelen. Het verscheen enkele jaren later en Moustaki gebruikt erbij hetzelfde procédé als bij “Ma solitude”, d.w.z. hij personaliseert een abstract gegeven, zodat het op het eerste gezicht wel een liefdeslied lijkt. Alleen gaat het deze keer niet over zijn eenzaamheid, maar over… “la révolution permanente”, het typische kenmerk van de Trotskisten. En nu mag Joseph (*) wel weten dat Trotskisten mijn vrienden niet zijn, maar als ik een paar pinten op heb, kan ik nog tot tranen toe bewogen worden door dit nummer…
Uiteraard moest ik de dubbele live-elpee in huis halen waarop dit nummer is te vinden, maar vooral, toen Georges Moustaki in de jaren tachtig op uitnodiging van Joëlle Rochette kwam optreden aan de ULB, was ik natuurlijk van de partij. Ik werd er prompt verliefd op de Chileense zangeres die hij had meegebracht, maar veel meer kan ik mij van het optreden niet meer herinneren.
Ronny De Schepper
(met dank aan Marc Vermeylen)
(*) Een andere dan die van Moustaki zelf…