Vandaag is het precies 110 jaar geleden dat de Wereldtentoonstelling in Gent werd geopend.
Het gebouwencomplex in het Citadelpark, waarbij dus ook het voormalige Casino, waarin nu het SMAK is gevestigd, is nog een overblijfsel van de Wereldtentoonstelling in 1913 (net als het vroegere postgebouw op de Korenmarkt trouwens), maar het is geen toeval dat uit datzelfde jaar ook het socialistische feestpaleis Vooruit dateert: de socialisten wilden immers een tegenhanger voor dat burgerlijke symbool, om hun voet naast die van de textielbarons te plaatsen.
Interessant is dat er drie Expo-directeurs waren: Jozef Casier (katholiek), Maurice de Smet de Naeyer (liberaal) en Emile Coppieters (socialist). Gita Deneckere belicht in het boek “Impact” van de dienst Monumentenzorg en Architectuur van de Stad Gent de intrigerende figuur van de `rijke’ socialist Coppieters (zoon van een rijke aannemer, aanvankelijk radicaal-liberaal) en hoe de socialisten in die jaren én een algemene staking organiseerden én toch prominent aanwezig waren op de Wereldexpo, de etalage van de burgerlijk-kapitalistische maatschappij.
Het boek gaat ook diep in op de architectuur, de schaarse aanwezigheid van hedendaagse architectuur (Geo Hendericks’ imposante Hal der machines) en vooral de vele neovormen. De Wereldtentoonstelling zelf was voor het grootste deel een creatie van architect Oscar Van de Voorde en was ook de aanleiding om het Zuidstation te laten verdwijnen ten voordele van het Sint-Pietersstation. Dat betekende ook een grondige wijziging van het stadscentrum. Vroeger was het Zuid immers een prestigieuze uitgaansbuurt met tal van cafés, dancings en bioscopen. Nu begon het verval in te treden dat bij de eeuwwisseling uiteindelijk zou uitmonden in een gigantische kaalslag gevolgd door een reusachtig winkelcomplex van projectontwikkelaar Urbis.
Toch zou het nog tot 1929 duren vooraleer het Zuidstation volledig zou verdwijnen. Op de spoorlijnen werd het Albert I-park aangelegd (met een standbeeld van de vorst door Temsenaar Karel Aubroeck), dat door iedereen evenwel het Zuidpark wordt genoemd. In de jaren zestig werd dit beeld evenwel opnieuw verstoord omdat alles baan moest maken voor Koning Auto. En zo werd de afrit van de E17 tot in het centrum van de stad gebracht.
VLAAMSCH
Joost Vandommele is spoorwegman en erkend stadsgids. Hij schreef met “Wereldtentoonstelling Gent 1913”, uitgegeven bij Snoeck, een beknopte, vlot leesbare introductie. Door zich toe te spitsen op de Vlaamse strijd legt hij een eigen klemtoon. ‘Gent was de arena waar de drie basistegenstellingen binnen het toenmalige België -het levensbeschouwelijke, het sociale en het Vlaamse – op scherp stonden’, schrijft hij. Hij noemt de flaminganten als degenen die de pret bedierven op het hoogfeest van de industriële burgerij, die vooral Franstalig was. Er kwam een Vlaamsch komiteit dat eerbiediging eiste van de taalwetten.
REVUES
Vandommele gaat ook in op volksvermaak en randactiviteiten. Reeds in 1890 was het eerste spoor van een revue opgedoken in Gent met name in het Eden-Théâtre, namelijk de lokale revue ‘Tout le Gand y passera en Karel de Zot ook’. Het publiek kreeg boekjes bij het spektakel met de uitgeschreven coupletten. Deze werden geschreven op gekende melodieën of ‘airs’ waardoor de coupletten meezingbaar werden voor het publiek. Toen er op 19 maart 1906 brand uitbrak in de Valentino, kreeg de eigenares de toelating om de zaal uit te breiden. In 1911 werd de zaal herdoopt in “Scala: salle pour bals, concerts, fêtes, réunions, spectacles, conférences et cinema américain.”
De zucht naar sensatie was verbonden met de commerciële uitbating van het variététheater, dat een steeds groter publiek wou aanspreken. Vrouwen en kinderen werden voor het eerst aangesproken ook deel te nemen aan het uitgaansleven. Voor de vrouwen werden speciale schoonheidswedstrijden en tombola’s ingericht om hen naar het variététheater te lokken. Voor de kinderen organiseerde men bijvoorbeeld Sint-Niklaasfeestjes waarbij tal van cadeautjes werden uitgedeeld of ‘hoogst leerzame kinderfeesten’ waarbij elektrische automaten geëxposeerd werden. Deze ogenschijnlijke democratisering vond plaats in een tijd waarin vrouwen en kinderen voor het eerst uitgebuit werden in het arbeidersproces. Naast de burgerij kreeg ook het gewone volk een plaatsje in het variététheater, zij het wel dicht opeengepakt in de nok van het dak en volledig gescheiden van de gegoede klasse.
Nog in 1911 werd de NV Carillon opgericht in het voormalige Eden-Théâtre in de Wolweverskapel. Het is meteen een typisch voorbeeld van hoe variété stilaan plaats moest ruimen voor de exploitatie van films: “Films met onuitgegeven zichten, variëteiten met groote nieuwigheden, echte Duitsche bieren.”
Met het oog op de wereldtentoonstelling van 1913 huurde het Franse filmbedrijf Gaumont de Wolweverskapel van de NV Carillon af. In 1934 werd de ‘Cinema Savoy’ in deze kapel ondergebracht.
In 1913 werd ook de naam van de Scala opnieuw veranderd, deze keer in Wintergarten, met het oog op de toeloop van Duitse toeristen, naar aanleiding van de Wereldtentoonstelling in 1913. De naam Wintergarten was geïnspireerd op een variétézaal in Berlijn. Toen de Duitsers echter België binnenvielen in 1914 vonden er uitbarstingen van patriottisme plaats. Het meubilair van de Wintergarten werd kort en klein geslagen, waarop de zaal haar deuren sloot en werd omgebouwd een noodhospitaal.
Op de wereldtentoonstelling in Gent trof men zowel Filippijnen als Senegalezen aan, die elk een primitief dorpje in Gent installeerden. Een zestigtal Filippijnen exposeerden hun primitieve nijverheden en huishouden voor de bezoekers, maar ook oorlogsdansen. Ook het Senegalees dorp maakte een diepe indruk op de bezoekers, maar werd omschreven als een soort kermisattractie. Dat is niet zo verwonderlijk als je weet dat deze ‘inboorlingen’ aan een impressario verbonden waren en de Senegalezen getrainde expobewoners waren. Ze hadden weinig aanpassingsproblemen en organiseerden zelfs een ‘grand bal’. Voor de Filippijnen viel het wat tegen, want op het einde van de Gentse expositie ging hun impressario ervandoor en liet hij de Filippijnen aan hun lot over, waardoor ze na de afloop van de tentoonstelling in Gent al bedelend moesten zien te overleven.
In het paviljoen van Belgisch Kongo troffen we geen Kongolezen aan, maar ditmaal gaf men uiting aan de exotische fascinatie met behulp van optische middelen. Langs een gang in het paviljoen werd de bezoeker naar een klein platform geleid, opgesteld in het midden van een rotonde. Hierop kon men een panorama bewonderen van 1640m². De twee kunstschilders van dit werk hadden hiervoor speciaal twee maanden in Kongo rondgereisd. Het doek moest een les in de ‘koloniale vooruitgang’ voorstellen. Simplistische tegenstellingen zoals de afbeelding van lianen bruggen naast ijzeren viaducten, hutten naast fabrieken enz., moesten de bezoekers van de vooruitgang door de koloniale ingreep overtuigen.
Net als de wereldtentoonstelling kon ook het variététheater als ‘een wereld in het klein’ beschouwd worden. Artiesten van diverse nationaliteiten stonden op het podium, waar het exotische element vaak het onderwerp van de act was. Zo werden er tal van exotische en folkloristische dansen opgevoerd. Ook illusionistsche acts waarbij men een ‘tour du monde’ presenteerde aan het publiek waren zeer populair. ‘Black Faces’, blanke artiesten die werden zwart geschminkt, waren zeer geliefd. Geleidelijk aan vonden ook ‘des véritables nègres’ hun ingang in het variététheater. Het feit dat zwarte variétéartiesten heel lang opmerkelijk minder vergoed werden voor hun optreden dan hun blanke collega’s bewijst dat hun populariteit de raciale vooroordelen niet kon wegwerken. Naast zwarten verschenen ook andere exotische volkeren op het toneel, zoals Turken en Arabieren. De opvoering van de ‘wilde vrouw’ in dit spektakel kon zoals bij de Turkse of Arabische harems eveneens voor een bijkomend erotisch effect zorgen. Officieel noemde men dit “de Algerijnse attractie”, maar in Gent kregen deze al gauw de benaming “vuile teljoren” mee.
Circus Renz (die zijn naam zou geven aan een bekende virtuoze accordeonmelodie) voerde de pantomime ‘L’Ile de Sumatra’ op. Deze pantomime behandelde ‘Vie, Moeurs et Aventures des habitants de l’île de Sumatra’. Het zondige karakter van de primitieven in deze pantomime stond haaks op de luxueuze uitvoering. Deze bestond uit een ‘ballet au grand complet’, ‘brillants effets de lumière électrique’, ‘costumes somptueux et caractéristiques de la grande maison de Berlin’. Uit de westers klinkende namen van de acteurs leiden we af dat de exotische personages door westerlingen vertolkt werden.
Die Wereldtentoonstelling vormt ook de aanleiding voor commentaren van diverse literatoren. Zo leren we zowel Karel Van de Woestijne als Cyriel Buysse als onvervalste racisten en moralisten (al die exotische toestanden geven aanleiding tot zedenverval) kennen (zie Mededelingen van het Cyriel Buysse Genootschap XV, p.86 e.v.). Over de Wereldtentoonstelling in 1913 schrijft Van de Woestijne “over flirtende Gentsche meisjes met menschenetende negers”. Dat de “Gentsche meisjes” blijkbaar onder de indruk waren van het alaam van de Senegalezen vond Van de Woestijne “een schandaal”. En dat duurde tot en met het vertrek van de Senegalezen. “De spoorwegkaaien stonden vol volk,” schrijft Van de Woestijne, “waaronder veel vrouwen. Er waren er zelfs die weenden, waarop ze door andere aanwezigen geweldig uitgescholden werden. Sommige juffers aarzelden niet de zwarten, waarmede zij tijdens de tentoonstelling kennis hadden gemaakt, te omhelzen en tot weerzien toe te roepen.”
Men zou kunnen aanvoeren: het is de weerspiegeling van de tijdsgeest, maar daar staat tegenover dat iemand als Stijn Streuvels, die nochtans door Buysse himself in diens auto naar de Expo werd gevoerd, zijn commentaar op de journalistieke gewrochten van Buysse over de Wereldtentoonstelling kort en bondig formuleerde als “zeveraar”!
Het hele gebeuren bezorgde het stadsbestuur overigens een enorme financiële kater. Deze malaise werd op de korrel genomen door Jean Ray en Fernand Servais in hun revue Gent…in nesten, opgevoerd in de Ancien Cirque des Trois Clefs (aan de Sint-Amandsstraat).
Ronny De Schepper
Selectieve bibliografie
CAPITEYN, André, Gent in Weelde herboren, Wereldtentoonstelling 1913, Gent, Stadsarchief, 1988.
Evelien Jonckheere, Gentse Variététheaters van 1880 tot 1914, 2007.