Het is vandaag al 220 jaar geleden dat de Nederlandse advocaat en dichter Hieronymus van Alphen in Den Haag is overleden.

Zijn vader Johan van Alphen, schepen van Gouda, overleed toen Van Alphen vier jaar was. Samen met zijn moeder verhuisde hij naar Utrecht. Hij studeerde rechten en letteren in Leiden, waar hij zich bekeerde tot een piëtistische vorm van het christendom. In 1768 werd Van Alphen advocaat in Utrecht. In 1772 trouwde hij met Johanna Maria van Goens. Zij overleed in 1775 in het kraambed van hun derde kind en de man blijft alleen achter met drie jonge zoons. Voor hen schrijft hij zijn kindergedichten, niet als serieus werk, maar om zijn kinderen te vermaken. We weten niet hoe Van Alphen tot het besluit komt om de gedichten te publiceren. Wel weten we dat hij er in het begin niet eens zijn naam onder zet. Verwacht hij zo weinig van de publicatie? Of wil hij als serieus man zijn naam niet verbinden aan de versjes? Op de eerste afbeelding in de bundel zien we waarschijnlijk vader Van Alphen met twee van zijn zoontjes. Hij geeft hen zijn boekje (zie bovenstaande en onderstaande tekening).
De gedichtjes zijn een enorm succes. Voor het eerst worden hier in het Nederlands teksten gemaakt speciaal voor kinderen, geschreven vanuit de belevingswereld van een kind. In Nederland is dat niet eerder vertoond.. De stijl van de gedichten is vlot en toegankelijk, ook nu nog. Er zit meestal wel een wijze les in de teksten, maar die is niet streng. Van Alphen is de vriendelijke jonge vader die de kinderen goed gezind is en begrip heeft voor hun leefwereld. Dat kunnen we duidelijk zien in het beroemdste gedicht uit de bundels: ‘Jantje zag eens pruimen hangen’. (Nationale Bibliotheek van Nederland)
In 1780 werd Van Alphen procureur-generaal. Hij hertrouwde met Catharina Geertruyda van Valkenburg, met wie hij nog twee kinderen kreeg. In 1789 werd hij in Leiden benoemd tot stadspensionaris (een jurist die het stadsbestuur adviseerde) en vier jaar later tot thesaurier-generaal (te vergelijken met een minister van financiën) van de Republiek der Verenigde Nederlanden. Toen de Republiek ineenstortte, in 1795, legde Van Alphen als overtuigd Orangist zijn functie neer. In de periode 1794-1799 stierven twee zoons, een kleinzoon en een schoondochter. In 1803 overleed Van Alphen aan een beroerte. Hij werd op 6 april 1803 begraven in de Sint-Jacobskerk in Den Haag. In 1807 kwamen zijn tweede vrouw en een dochter om bij de grote Leidse buskruitramp. (Wikipedia)

Kinderpoëzie is nog altijd een zeer veronachtzaamd genre, vooral dan nog in onze Vlaamse contreien. Vanaf het ontstaan in de romantiek (met onder ander de “historische” pruimen van Jantje, hem toegedicht door Hiëronymus van Alphen) tot de “renouveau” van Annie M.G. Schmidt bleven de Vlaamse kinderen dan ook haast uitsluitend aangewezen op de konterfeitsels van onze Noorderburen. Twee van onze grootste poëten, met name Guido Gezelle en Paul van Ostayen, hebben weliswaar enkele van hun meesterwerkjes op de rijmpjes en liedjes van het kind geënt, maar als “kinderdichters” zijn zij vaker de geschiedenis niet ingegaan.
Dit heeft terecht kwaad bloed gezet bij Jan Van Coillie, die zich aan de Katholieke Universiteit van Leuven sedert enige jaren over dit geminachte kind van moeder literatuur ontfermt. Het resultaat van zijn passie vinden wij in een mooi verzorgde bloemlezing die de titel “Ma er zit een dichter in mijn boom” meekreeg. Zo’n 200 gedichten en 60 auteurs zijn opgenomen, allen van na 1960, aldus de auteur, maar dan wel met deze correctie dat in het geval van vertaalde poëzie de datum van de vertaling en niet van de oorspronkelijke publicatie wordt gesteld (zo schreef Alan Alexander Milne zijn “Now we are six” en “When we were very young”, in de jaren twintig, maar pas in de jaren tachtig werden ze door Nannie Kuiper vertaald).
Om uit z’n frustratie te komen, deed Van Coillie ook een speciale inspanning om veel Vlamingen aan bod te laten komen. Hiervoor moest hij onder andere zijn toevlucht nemen tot publicaties in kranten (zoals volgend gedicht), wat het werk een extra dimensie geeft. Zoals Armand Van Assche, één van onze weinige “erkende” dichters die zich ook op kinderpoëzie hebben toegelegd (met “De zee is een orkest”), echter terecht bij de voorstelling opmerkte: het was niet nodig hen in de index met een VL te stigmatiseren.
Over indexen gesproken, de auteur heeft er ook één aangelegd van een aantal trefwoorden, zodat deze bundel ook in het onderwijs bruikbaar wordt. Stippen we tenslotte nog de leuke tekeningetjes van Paul de Becker aan en het feit dat dit werk eigenlijk reeds zo’n bekroning heeft gehad. De auteur vermelde namelijk dat er een jongetje was dat op de blank gebleven bladzijden onder korte gedichten zélf nog enkele strofen bijschreef. Een beter compliment is ons inziens niet denkbaar.

Ronny De Schepper

004b

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.