Als Dirk Tanghes “Romeo en Julia” één van mijn mooiste theaterervaringen is, dan is de muziek voor het bal van de twee geliefden van Verona mijn mooiste balletervaring, zoals ik nog niet zo lang geleden schreef t.g.v. de dertigste verjaardag van mijn interview met ballerina Dawn Fay. En wie schreef die muziek? Jawel, Sergei Prokofiev, de man die vandaag precies zeventig jaar geleden is overleden.
Enkele dagen geleden kondigde ik reeds de dood aan van Jozef Stalin, zeventig jaar geleden, aangezien hij een hartaanval had gekregen op de dag waarop dertig jaar later Arthur Koestler zelfmoord pleegde. Welnu, ook zijn eigenlijke dood viel samen met de dood van een andere antipode, namelijk de Russische componist Sergei Prokofiev.
In zijn studietijd verafschuwde Prokofiev weliswaar de ‘klassiekers’, maar toch was het dankzij Mozart en Haydn (cfr. zijn eerste symfonie) dat hij uiteindelijk tot het neoclassicisme zou komen. In 1918 had Prokofiev de Sovjet-Unie (met de toelating van Loenatsjarski, de bolsjevistische minister van cultuur) verlaten voor de V.S., waar hij nochtans zelf als “bolsjevist” bekend stond, omdat hij de romantische pianomuziek had “gedynamiteerd”. Daar schreef hij zijn derde pianoconcerto, zijn meest bekende, acht jaar na het tweede (hij was nu 30), maar ook nu kreeg hij veel kritiek (al werd het wel degelijk in de VS gecreëerd). Er bestaat een opname uit 1932 van Prokofiev samen met het London Symphony Orchestra. “Als ik dat beluister kan ik geloven dat men zegt dat zijn vingers van staal waren,” aldus Jos Van Immerseel.
In 1933 keerde Prokofiev terug naar de USSR. Aanvankelijk werd zijn “sociaal lyrisme” enthousiast onthaald bij de machthebbers, maar bij de door “formalisme” in ongenade gevallen Stravinsky en Sjostakovitsj ontlokte dit kritieken als was Prokofiev enkel op geld uit. In zijn nieuwe functie als “hofcomponist” schreef Prokofiev vooral utilitaire muziek. Zo schreef hij een tiendelige ode t.g.v. de twintigste verjaardag van de revolutie, “Oktober”, maar ondanks het gebruik van teksten van Lenin en Stalin bleef het werk onuitgevoerd tot in 1966.
Daarnaast schrijf hij filmmuziek (“Luitenant Kijé”, “Alexander Nevski”), pedagogische muziek (“Peter en de wolf”) en natuurlijk ook balletmuziek. Het was de leiding van het Kirov Ballet te Leningrad die in 1934 bij Prokofiev de partituur van “Romeo en Julia” bestelde. Toch was dit niet zijn eerste contact met de wereld van de dans, want hij had al samengewerkt met Diaghilev voor “Chout” (1921), “Pas d’acier” (1927) en “Le fils prodigue” (1929) en met Serge Lifar voor “Sur le Borystère” (1932).
Maar het Kirov Ballet kwam zijn overeenkomst niet na en “Romeo en Julia” werd gecreëerd in 1938 in Brno en kwam pas in 1940 in het Kirov Ballet en in 1946 in het Bolshoi Ballet terecht. De partituur van “Romeo en Julia” is geconcipieerd in de traditie van het romantisch-symfonische ballet, waarbij de muziek niet enkel dient als ritmische ondersteuning van de dans maar een volledige muzikale achtergrond vormt die de personages karakteriseert. Het gebruik van het “leitmotiv” is natuurlijk aangewezen om zulk een karakterisering te bereiden. Ieder personage heeft zijn thema en zelfs meerdere thema’s die de diverse aspecten van zijn karakter beschrijven. De liefde, de vriendschap, de haat, de twijfel… elke stemming, elk gevoel heeft een muzikale vertaling. Daarom geeft deze partituur aan de choreograaf en aan de dansers een grote ondersteuning door haar preciesheid. Toch is het geen traditionele partituur: ze bezit een rijkheid aan expressieve kracht, dankzij de moderne harmonisatie, orchestratie en de vaak ongewone ritmen. Desondanks werd “Romeo en Julia” maar lauwtjes ontvangen, al had hij speciaal een sociaal thema in het ballet verwerkt door Romeo het kind van een arme familie en Juliet de dochter van dictatoriale machthebbers te laten zijn. Prokofiev heeft nog twee andere avondvullende balletten gecomponeerd, namelijk “De Stenen Bloem” en “Zoloesjka” (“Assepoester”). Ook dit ballet werd niet onmiddellijk gesmaakt. Dat komt omdat Prokofiev deze muziek heeft gecomponeerd in 1943 en dan nog wel in Leningrad, tijdens de fameuze belegering. Ik kan me niet voorstellen hoe je dan muziek kan schrijven voor een sprookje. Het duurt dan ook tot 1945 vooraleer het ballet in het Bolsjoi-theater van Moskou wordt opgevoerd.
In 1947 kon Vano Muradeli van zijn kant het niet voorzien dat zijn opera “Grote Vriendschap” in 1948 het labiele evenwicht tussen het Sovjetcultuurleven en het Stalinregime (muzikaal vertegenwoordigd door Tichon Chrennikov van de Componistenbond) zou verstoren. Zo werd Sergei Prokofiev n.a.v. zijn zesde symfonie beschuldigd van “decadent formalisme”. In de Isvestia werd hij b.v. omschreven als een “componist die zich in een ivoren toren afsluit voor het leven van alle dag“. Van de weeromstuit nam Prokofiev dit verwijt letterlijk en van dan af sluit hij zich echt op in zijn buitenverblijf. Hij heeft geen contact meer met de Unie der Componisten en neemt zelfs de telefoon niet meer op, zegt hijzelf.
Merkwaardig is wel het feit dat Prokofiev op exact dezelfde dag als Stalin stierf (5 maart 1953). In het geval van Prokofiev gebeurde dat uiteraard in alle discretie, maar dan toch in het huis van de Unie der Componisten (overigens geleid door Reinhold Moritsevich Glière, 1875-1956, de zoon van een Antwerpenaar die in Kiev was verzeild geraakt). Zijn sonate op.133 (1953) werd dan ook “afg. door Vl.Blok” zoals er op het programma van de Gentse Cercle Royal Artistique et Littéraire stond, waar ik ze voor het eerst (en het laatst) heb gehoord. Dat betekende niet dat de sonate afgekeurd werd door het Vlaams Blok (integendeel, aangezien het volgens de Franstalige inleider Franz Lemaire een protest tegen het Stalin-regime inhield), maar wel “afgewerkt door Vladimir Blok”.
Ronny De Schepper