Hij werd er reeds uitgebreid voor gevierd in diverse dagbladen en tijdschriften, maar het is pas vandaag dat de Gentse auteur Herman Brusselmans 65 wordt (foto Canvas).
Herman Brusselmans schreef in 1985 “De man die werk vond”, het hilarische autobiografische verhaal over een bibliothecaris die boeken per kleur rangschikt (ik heb de toneelversie met wijlen Max Schnur voor de Zwarte Komedie gezien in Vooruit, al heb ik me sindsdien het boek zelf wel aangeschaft maar nog niet gelezen). Het boek betekende de doorbraak voor deze “ludieke koorknaap” zoals Weverbergh hem noemt, die in 1982 reeds vrij onopgemerkt “Het zinneloze zeilen” en in 1984 “Prachtige ogen” had gepubliceerd. (Prof.Van Elslander kon er anderzijds niet mee lachen dat zijn collega Schrickx als prof.Ickx ten tonele wordt gevoerd in “Prachtige ogen”.)
Zo’n vijftien jaar later kreeg ik een foto van een halfnaakte vrouw in de bus. Zo maar. Geen begeleidende tekst of niets. Nu had ik de laatste tijd wel wat stukken gemaakt over naaktfotografie, maar toch leek me dit erg eigenaardig. Tot ik in een ander blad merkte dat dit ene Saskia moest zijn en zij prijkt verveeld op de affiche van “Dood verveling vrouwen”, een project van Herman Brusselmans rond de literatuur van zijn voormalig idool de Amerikaanse schrijver Charles Bukowski. (Voor alle duidelijkheid: ik vermoed dus dat men in mijn geval gewoon vergeten was de persinformatie bij te sluiten.)
Voormalig idool, jawel, want hoe meer Brusselmans zich voor deze voorstelling met Bukowski ging bezighouden, hoe meer hij hem de keel begon uit te hangen. Hij schrijft altijd over hetzelfde (dronkenschap namelijk), in een slordige stijl en hij gedraagt zich als een eikel tegenover vrouwen. Allemaal juist en misschien is het wel tijd dat de mythe Bukowski wordt ontluisterd. Vraag is alleen of dat zo nodig op een podium moet gebeuren, want anders zou de verveling uit de titel wel eens ongenadig kunnen toeslaan.
Maar terug naar Brusselmans zelf. “De man die werk vond” werd door Tim Krabbé uitgeroepen tot “het beste boek van 1985“. Jan Braet daarentegen vond het in Knack “melige troep, gefixeerd op de anale processen, een nogal fletse imitatie van Gerard Reve“. Een jaar later inspireerde Brusselmans de titel voor de historische verzamelbundel “Mooie jonge goden” (Kritak), wat vooral voor hem en Tom Lanoye de weg naar de top betekende (*).
Waar een boek als “Alles moet weg” van Tom Lanoye volgens mij zonder problemen tot de picareske roman kan worden gerekend, is dat veel minder of zelfs helemaal niet het geval met de boeken van Herman Brusselmans, omdat het letargische hoofdpersonage van Brusselmans (zijn eigen alterego dus) niet de kenmerken van de hyperactieve en vindingrijke picaro in zich draagt. Ook al lijkt Peter Jacobs in De Standaard der Letteren van 17/71997 te denken van wel. Hij schrijft namelijk: “Bovendien heeft de opbouw dezelfde voordelen als de picareske werkwijze van Brusselmans: je kan moeiteloos een paar scènes of hele hoofdstukken schrappen. Of toevoegen.”
Jacobs heeft het dan over de opbouw van “De zelfmoord van Herman B.”, een parodie van ene Kris Wagner uitgegeven in 1997 bij Van Halewyck. Die Kris Wagner had op dat moment al twee romans op zijn actief (“Het tussenspel” en “Spelen op straat”) die me helemaal ontgaan waren. Meer zelfs ondanks het feit dat Jacobs Wagner een rooskleurige toekomst voorspelt omdat het boek “veel genietelijker (is) dan alle vernietigende recensies die over het werk van Brusselmans ooit zijn geschreven”, heb ik ook nadien nooit meer iets van deze (toen) jongeman vernomen.
Wat Wagner wél juist had gezien, is dat de weg naar de top wel geplaveid ligt met processen voor eerroof. Dat kan ook moeilijk anders, als men (zoals in “Guggenheimer wast witter”) dingen schrijft als: “Dat je wijf (van Frank Beke, RDS) je bedriegt, dat komt omdat ze een uitlaatklep nodig heeft voor alle misère aan jouw zijde en waarschijnlijk te laf is om zelfmoord te plegen.” (Voor alle duidelijkheid: Frank Beke heeft Brusselmans – in tegenstelling tot vele anderen – géén proces aangedaan. Maar hij spreekt er wel niet meer tegen. Een mens zou van minder.)
Ikzelf kom Herman vaak tegen in de Sleepstraat, waar wij elk een Turks lievelingsrestaurant hebben (hij de Aspendos, ik de Örnek) die slechts enkele meters van elkaar verwijderd liggen en allebei uitzien op Hermans loft. Hij spreekt niet tegen mij (omdat hij mij niet kent hoogstwaarschijnlijk) en ik niet tegen hem (omdat ik weet dat hij dat niet graag heeft), maar zeker niet omdat we vijanden zouden zijn, ook al ben ik eens iets vervelends tegengekomen dat verband houdt met zijn persoon (maar waaraan hij zelf niets kan doen). Toen ik namelijk een erotisch verhaal naar Playboy stuurde, waarin ene Herman het hoofdpersonage was (echt niet aan Brusselmans gedacht, I swear!), kreeg ik een mail terug met een heel interessante aanbieding. Als ik ze er echter attent op maakten dat niet Brusselmans, maar ondergetekende de auteur was, toen viel plotseling alle belangstelling weg. Ik kreeg zelfs geen antwoord meer. Net alsof de tekst nu plotseling niks meer waard was!
En dan was er dat bericht uit Het Nieuwsblad van 8/4/2008: “Omdat de film ‘Ex-drummer’ naar het gelijknamige boek van Herman Brusselmans ‘niet door de beugel’ kan volgens het schepencollege van Temse, heeft die de voorstelling in het gemeentelijk jeugdhuis De Nartist verboden. ‘Niemand uit de werkgroep van het jeugdhuis had blijkbaar de film gezien. Ik wel en ik vond hem niet geschikt voor veertien- en vijftienjarigen,’ zegt schepen van Cultuur Annemie Blommaert (CD&V), in het dagelijkse leven onderwijzeres. ‘Sommige scènes zijn zo grof dat jongeren zonder voorbereiding zouden schrikken.’ ‘Vorig jaar woonde ik met mijn tienerzoon een zaalshow van komiek Kamagurka bij in hetzelfde jeugdhuis,’ aldus nog de schepen. ‘Ik ben toen gedegouteerd buitengestapt.’ “
Alhoewel op een ander (en veel lager) niveau dan de discussie over euthanasie, die op dat moment volop aan de gang was omwille van de euthanasie van Hugo Claus, betreft het hier au fond dezelfde redenering: de CD&V voelt zich namelijk altijd geroepen om in functie van een ander te beslissen. Ikzelf kon de fragmenten die ik uit “Ex-drummer” heb gezien ook helemaal niet appreciëren en ik zou er dan ook niet aan dénken om ernaar te gaan kijken, maar ver van mij om vanuit die opvatting ook anderen te verbieden die film te gaan bekijken. Akkoord dat mevrouw Blommaert een punt heeft waar het minderjarigen betreft, maar dan had ze toch een minimumleeftijd kunnen bepalen i.p.v. met een verbod à la Antwerpse feminatheek uit te pakken?
Burgemeester Luc De Ryck antwoordde daarop het volgende in zijn wekelijkse “RUBRIEK OM BIJ TE HOUDEN” op 16/4/2008 in De Nieuwe Omroeper: “Er is vorige week deining geweest omtrent de programmatie in Jeugdontmoetingscentrum (JOC) De Nartist.
De wervelwinden die zijn opgestoken in de media waren voor de buitenwereld – op z’n zachtst gezegd – verwarrend. Sommige infokanalen maakten dermate een karikatuur van de werkelijkheid, dat ik mij namens het schepencollege verplicht voel deze rechtzetting te publiceren. De waarheid heeft immers haar rechten. Zij is overigens veel minder spectaculair dan sommigen zouden willen.
Het gemeentebestuur heeft al verscheidene jaren een jeugdontmoetingscentrum (De Nartist), sinds 2006 gevestigd in een nieuwbouw in de Clemens De Landtsheerlaan.
Vorig jaar zijn we gestart met Cultuurcaffee – een samenwerkingsverband tussen JOC, Jeugd- en Cultuurdienst – een initiatief om cultuur dichter bij de jongeren te brengen. Het begrip ‘jongeren’ is zeer elastisch: er staat geen (minimum) leeftijd op. Een werkgroep doet voorstellen aan het gemeentebestuur en het is het schepencollege dat beslist.
Toen de nieuwste show van Vitalsky werd voorgesteld, werd voorbehoud gemaakt. De aard van zijn optredens (cf. z’n reputatie) werd niet beschouwd als dat wat wij als ‘cultuur voor de jeugd’ willen aanbieden. Afgezien daarvan: het betrof een ‘try-out’ (een optreden om het stuk uit te proberen) en daarvoor werd 750 euro gevraagd. Dat bedrag werd te hoog bevonden voor een try-out.
Op dat ogenblik hadden wij zelfs geen kennis van de affiche. Hebben wij Vitalsky verboden? Helemaal niet! Wij hebben hem niet geprogrammeerd – en dat is iets helemaal anders. Dat wij hem niet verbieden, is trouwens zondagavond gebleken: hij is probleemloos opgetreden in Tielrode, een organisatie van bepaalde politieke partijen. Als zij vinden dat de man moet optreden, is dat hun volste recht. Maar wij vinden dat de gemeenschapsgelden ten bate van de jeugd beter aan andere vormen van cultuur worden besteed.
Als vervanging stelde de werkgroep de film Ex-Drummer voor. Wie zich afvraagt waarom wij die film niet hebben geprogrammeerd voor de jeugd, moet hem eens bekijken: hij zal het direct weten.
Verbieden wij die film? Helemaal niet! Maar wij programmeren hem zelf niet, omdat hij niet beantwoordt aan wat wij als ‘cultuur’ aan de jeugd willen aanbieden.
Zoals een redactie bepaalt wat in de krant komt, de televisie bepaalt wat wordt uitgezonden, de radio bepaalt wat in de ether komt…, zo bepaalt het gemeentebestuur wat het programmeert als ‘cultuur voor de jeugd’. Midden het ongebreidelde hedendaagse aanbod van ontspanningsmogelijkheden, vinden wij dat onze jeugd recht heeft op een ander soort van cultuur dan wat werd voorgesteld.
Samengevat: wat georganiseerd wordt
– in naam van het gemeentebestuur,
– in opdracht van het gemeentebestuur,
– op kosten van het gemeentebestuur,
– en in een gemeentelijke infrastructuur,
– voor de jeugd,
daarvoor is het gemeentebestuur verantwoordelijk. Wij nemen onze verantwoordelijkheid. Dat sommigen het met ons niet eens zijn: dat is de rijkdom van de democratie.”
Ronny De Schepper
(*) Samen schreven ze ook het toneelstuk “De Canadese Muur”. ’t Is te zeggen: “Hij dicteerde en ik typte.” (Tom Lanoye in Humo)
