Vandaag viert Piet Lampaert, de man waarvoor ik maar liefst drie keer heb gewerkt, zijn zeventigste verjaardag.

Ik kende Piet reeds uit mijn studententijd, al heette hij toen nog gewoon Erwin. Hij vormde toen echter wel een dj-duo samen met Robert De Paepe, een jongen uit mijn jaar in de Germaanse, en samen noemden ze zich “Piet en Jef”. Later zou Erwin zich dus “officieel” Piet laten noemen, wat soms wel eens problemen opleverde als hij op een lijst ging staan voor de verkiezingen.
Maar goed, hij was dus hoofdredacteur van De Rode Vaan toen ik daar in 1977 begon als losse medewerker. Merkwaardig was wel dat toen ik mijn eerste “meiavondfeest” meemaakte, ergens in Gentbrugge, hij mij begroette met “dag Ronny”. Ik had namelijk mijn bijdragen uitsluitend met de post bezorgd (van computers was er uiteraard nog geen sprake in die tijd) en een foto hoorde daar uiteraard niet bij. Hoe kon hij me dan herkennen? Het was dan dat Piet mij vertelde van die dj-set die hij met Jef (Robert dus) had verzorgd op onze kotbar in de Brugsepoortstraat voor een feestje van de Germaanse. Later, toen we allebei weg waren bij De Rode Vaan, nam Piet mij opnieuw in dienst bij de Vlaamse Socialistische Zelfstandigen, waarvan hij dan voorzitter was geworden. Na een jaar of vijf stapte ik daar op om meer te gaan verdienen bij de Centrale voor Socialistisch Cultuurbeleid, een beslissing die ik mij snel zou beklagen. Toen het bij de CSC dus verkeerd was gegaan en ik opnieuw zonder werk zat, nam Piet mij voor een derde maal aan, deze keer om het personeelsblad van de Gentse Bond Moyson uit te geven, want ondertussen stond hij aan het hoofd van deze belangrijke instelling. In het begin was dit eveneens op losse basis, om opnieuw in vaste loondienst te komen zou ik nogmaals het examen van de mutualiteit moeten afleggen, waarvoor ik enkele jaren eerder al eens een keer fameus was gebuisd, omdat de problematiek van de ziekteverzekering mij eigenlijk aan geen kanten interesseerde. En dus duurde onze samenwerking deze keer niet lang. Stilaan wenkte een vervroegde pensionering en ook al was dit financieel hoegenaamd niet interessant, dit sprak me toch veel meer aan dan een verdere carrière in de socialistische zuil. En dat was deze keer een beslissing waarover ik absoluut nooit spijt heb van gehad!
Piet Lampaert was dus mijn eigen hoofdredacteur, toen ik in 1981 voor De Rode Vaan een reeks interviews maakte ter gelegenheid van de zestigste verjaardag van het blad. Zeker na het voorval met Lode Willems, had ik gehoopt dat hij “zichzelf zou interviewen”. Piet stond er echter op dat het spel volgens de regels zou worden gespeeld. En zo ontsnapte ook hij niet aan de traditionele openingsvraag, namelijk “hoe het allemaal was begonnen”…
Piet Lampaert: Ik ben hier eind 1971 gekomen op een ogenblik dat er nogal wat mensen waren weggevallen. Zo heb ik voor het eerst met de redactie kennis gemaakt op de begrafenis van Gerard Calsijn… Niet zolang daarvoor was Etienne Mets naar Berlijn vertrokken en had ook Lode Willems het laten steken. Ik kwam dus in volle overgangsperiode terecht, samen met bijvoorbeeld Bob Francis. Er was ook een nieuwe hoofdredacteur, namelijk Koen Calliauw (zou later overgaan naar Agalev, maar werd daar bij het begin van 2003 weer buitengebonjourd nadat hij een bemiddelende rol had gespeeld tussen de Arabisch-Europese Liga van Abou Jahjah en de Partij van de Arbeid i.v.m. een gemeenschappelijke lijst voor de komende parlementsverkiezingen, RDS).
Hoe ik ertoe gekomen ben mijn kandidatuur te stellen op zo’n moment? Ik had toen in het Gentse contacten met de partij en vooral dan met Jef Turf. Hij is zeker de meest directe factor om mijn komst op de redactie te verklaren. Zoals de meesten ben ik begonnen als losse medewerker en dan wel voor de gewestelijke rubriek, een rubriek waarvan ik trouwens de leiding kreeg toen ik als vast redacteur werd aangeworven. Dat vind ik nog steeds een goede zaak, want dat is wel een rubriek waar men het vak als zodanig goed kan leren. Vooral dan nog in die tijd toen met het grote formaat de gewestelijke rubriek veel omvangrijker was en door het zetten in lood er heel wat kunst- en vliegwerk aan te pas kwam.
Na verloop van tijd werd ik ook ingeschakeld voor reportages, vooral met een sociaal karakter, en ben ik meer en meer in de ban geraakt van de binnenlandse politiek.
VERNIEUWING ALLERLEI
– Onder jouw “bewind” zijn een hele hoop vernieuwingen doorgevoerd. Laten we beginnen bij het blad zelf. De overgang naar een kleiner formaat (eind 1977) was niet louter een formele wijziging?
Piet Lampaert:
Eerst en vooral moet ik zeggen dat er van die vernieuwing reeds vroeger sprake was. Door het wegvallen van Koen Calliauw heeft de Rode Vaan een periode zonder hoofdredacteur gekend. Ikzelf was toen redactiesecretaris en ik vond dat een goede gang van zaken. Een rijpingsperiode als het ware.
Overigens, wat die vernieuwing betreft, die hing nauw samen met de (blijkbaar eeuwige, als ik mag afgaan op de vorige interviews) discussie over de taak van een journalist binnen de partij. Ikzelf heb de zwanenzang nog meegemaakt van de periode dat een redacteur eigenlijk meer een “bestendige” was dan een journalist (een “bestendige” is een bezoldigde partijmilitant, dus iemand die zich beroepshalve voor de partijwerking inzet, RDS). Dat die dus meer pamfletten stond te verdelen aan de bedrijven, dan hij op de redactie aanwezig was. Bovendien was de redactie vaak slechts een sas waarin men werd klaargestoomd voor het “echte” politieke werk. Met een dergelijke opvatting is ondertussen, in overleg met de partij, komaf gemaakt. Vooral met de bedoeling de Rode Vaan op een hoger journalistiek niveau te tillen.
– Op 1 april 1981 is het blad ook verhuisd van de aloude Kazernestraat naar de Lemonnierlaan. Ook deze verhuis is méér dan een louter administratieve aangelegenheid…
Piet Lampaert
: Kijk, na zestig jaar wordt het stilaan tijd dat de Rode Vaan naar de volwassenheid zou beginnen toegroeien! Het is misschien zelfs wat laat, maar daar staat tegenover dat we niet van plan zijn om er op ons zeventigste mee te stoppen. Het is zo dat De Rode Vaan en Le Drapeau Rouge altijd samen in een structuur hebben gezeten die niet steeds erg duidelijk was. Mede dan in het licht van de regionalisering van het land hebben we besloten van op eigen benen te staan.
EINDELIJK STABILITEIT
– Wanneer men iets historisch wil benaderen, staat men gewoonlijk veel langer stil bij wat in het verleden is gebeurd dan bij de actualiteit, alhoewel die ook deel uitmaakt van de geschiedenis. Dat is een bekend verschijnsel, vrij logisch en verklaarbaar ook. Vandaar dat ook wij via diverse gesprekken een tamelijk goed beeld hebben gekregen van het reilen en zeilen van de Rode Vaan destijds. Aan jou nu de moeilijke opdracht om een beeld te schetsen van de sfeer op de redactie anno 1981.
Piet Lampaert
: Een moeilijke opdracht inderdaad, want een sfeer wordt voor een groot deel bepaald door de mensen die er werken… Maar laten we zeggen dat het meest opmerkelijke feit is dat we met een tamelijk stabiele redactie zitten. Dat is opmerkelijk, zeg ik, want ik beschouw die tien jaren die ik hier nu ben eigenlijk toch als een relatief korte periode en nochtans heb ik hier al wat mensen zien komen en gaan! Ik denk ook dat we mekaar goed aanvullen, terwijl iedereen op de redactie toch met dezelfde betrachting is bezield, namelijk de geestdrift om van de Rode Vaan een goed product te maken. Men zet de Rode Vaan in het centrum van de activiteit wat vroeger niet altijd zo was. Dat maakt ook dat de sfeer nogal ontspannen is, wat natuurlijk niet wegneemt dat er nu en dan al eens botsingen kunnen voorkomen, vooral omdat karakters wel eens plegen te verschillen. Dat is onvermijdelijk, denk ik. Maar alhoewel er op de redactie bijvoorbeeld vaak over politiek wordt gediscussieerd, kan men toch niet zeggen dat er grote politieke meningsverschillen zijn. Ook een belangrijke factor in de verbetering van de onderlinge verhoudingen is het feit dat sedert de oprichting van de Vlaamse Progressieve Uitgeverij iedereen nu ook weet waar we commercieel staan.
– Een blad wordt echter niet enkel door de redactie gemaakt…
Piet Lampaert
: Inderdaad. Ik zou toch uitdrukkelijk wensen te benadrukken dat de Rode Vaan ook sterk afhankelijk is van tientallen mensen die er werkelijk mee op stap gaan, dat wij een eigen beperkte administratie hebben die toch een zware taak op de smalle schouders heeft genomen. En dan zijn er nog de buiten-redactionele medewerkers. Deze laatsten zijn de jongste tijd iets minder talrijk dan vroeger. Ik denk dat dit te maken heeft met het feit dat men met het blad bepaalde opties neemt, die met zich meebrengen dat bepaalde mensen niet meer zo goed aan hun trekken kunnen komen. Wat niet betekent dat we geen oproep willen doen om medewerkers aan te trekken die in bepaalde zaken zeer beslagen zijn. We stellen vast dat het bijvoorbeeld niet moeilijk is om een heleboel medewerkers aan te trekken voor de culturele rubriek, maar eens men zich op het terrein van de binnenlandse politiek of de correspondentie uit de bedrijven begeeft, klinkt onze stem als die van een roepende in de woestijn. Een andere factor die dit ongetwijfeld beïnvloedt, is het feit dat wij geen grote bedragen kunnen uitkeren aan deze medewerkers.
GOD, WIE HIJ IS EN WAAR HIJ WOONT
– Over het algemeen inhoudelijk tevreden over het blad?
Piet Lampaert
: Het zou spijtig zijn om “tevreden” te zijn. Zo zijn al jarenlang de binnenlandse politieke bladzijden een steen des aanstoots. We proberen daaraan de laatste maanden wat te verhelpen, maar het zou zeker niet met de waarheid stroken als we zouden zeggen dat we nu echt “tevreden” zijn.
– Maar het gaat wel in de goede richting?
Piet Lampaert
: Ik heb die indruk, ja, en dan in alle rubrieken. Natuurlijk staan we wel voor een tweesprong, meer bepaald wat de breuk met het verleden betreft. Ik heb daar lang over nagedacht en vroeger heb ik daarover zelfs een andere mening gekoesterd, maar nu ben ik er toch van overtuigd dat we moeten afstappen van die dagbladerfenis die we uit het verleden hebben meegekregen. Zo is er nog steeds een tendens dat het laatste berichtje erin moet, dat wij – net als de kranten – met nieuws heet van de naald moeten komen. Maar door de nieuwe technieken is dit nu eigenlijk niet meer mogelijk en bovendien op die manier kan je geen echte goede weekbladjournalistiek brengen. Vandaar dat ik nu van mening ben dat wij moeten opteren voor achtergrondartikels, voor aanvullende informatie bij de dagbladen.
– Denk je dat deze gewijzigde optie een ander lezerspubliek met zich zal meebrengen?
Piet Lampaert
: We zijn daar volop mee bezig met een studie (om het met een groot woord te zeggen) hiervan te maken. Ik heb inderdaad de indruk dat ons lezerspubliek de laatste jaren grote wijzigingen heeft ondergaan. Er is enerzijds een zeer betreurenswaardige zaak die nu eenmaal “des levens” is, namelijk het feit dat de dood flink huis houdt in een hele generatie van trouwe lezers van tijdens en kort na de Tweede Wereldoorlog. Anderzijds komen onze nieuwe lezers niet zozeer vanuit de jongere generatie maar van die tussen de twee, laten we zeggen, tussen 25 en 40 jaar. En dat brengt ook een andere sociale samenstelling mee, gewoon omdat de maatschappij anders is samengesteld.
Dat alles maakt dat we zeker andere opties moeten nemen met het blad. Welke die zijn en hoe we dat gaan waarmaken, dat is de hamvraag die het meeste wordt bediscussieerd op de redactie. Op dat gebied zitten we nu in een overgangsperiode. Maar het is wel de eerste keer, zo vind ik althans, dat die discussie zo fundamenteel wordt gevoerd. Tot hiertoe beperkte dergelijke vernieuwing zich vooral tot een nieuw rubriekje of een andere hoofding en dat volstaat natuurlijk niet. We bezinnen ons nu over de vraag: wat verlangt men juist van een communistisch weekblad? In de “klassiekers” vindt men wel een antwoord op deze vraag, maar ik geloof dat we anno 1981 zo stilaan naar een eigen antwoord mogen gaan uitkijken. De maatschappij is immers heel wat ingewikkelder geworden.
Zoals iemand op een redactievergadering zei: “Vroeger wist men wie God was en waar hij woonde”. En dan was het eenvoudig natuurlijk, maar nu wordt dat allemaal in vraag gesteld. Nu wordt daarover een open discussie gevoerd. En ik geloof dat die discussie ook zijn weerslag met vinden in de Rode Vaan. We zijn geen catechismus meer. We kùnnen dat niet zijn en we willen dat ook niet zijn.
DAG PIET
Net zoals voor Piet Lampaert de kennismaking met de redactie van De Rode Vaan begon met een begrafenis (Gerard Calsijn), zo eindigde bij wijze van spreken ook zijn medewerking aan de Rode Vaan met een begrafenis. Middenin de troebelen tussen de redactie en de partijleiding (met dien verstande dat Jef Turf de kant van de redactie had gekozen… of wij de zijne, zo men wil) stierf immers totaal onverwacht op 19 oktober 1987 Alfons Goossens, sinds jaar en dag cartoonist van de Rode Vaan. Ik herinner me nog hoe na de asverstrooiing redactie en partijleiding elk in een apart café de traditionele druppel op het afscheid van Fons gingen doorspoelen.
Kort daarna stelde de partij een tekst op die De Rode Vaan zowat met de grond gelijk maakte. Toch duurde het nog tot 8 juli 1988 vooraleer Piet officieel de Rode Vaan zou verlaten. Onder de titel “Dag Piet” (een knipoog naar het fameuze “Dag Miel”-artikel, waarmee Jef Turf destijds Miel Dullaert op de Rode Vaan had verwelkomd) verscheen toen de volgende tekst:
Wij stellen onze lezers ervan in kennis dat hoofdredacteur Piet Lampaert ons vanaf 8 juli e.k. definitief verlaat.
Namens de redactie wensen we, ondanks de meningsverschillen die er de jongste maanden gerezen waren, onze erkentelijkheid te betuigen voor de inzet van Piet die gedurende zeventien jaren het wel en wee van de Rode Vaan meemaakte. Wij hopen dat hij spoedig een andere werkkring zal vinden en wensen hem en zijn gezin het beste toe voor de toekomst. Vanaf 8 juli zal de functie van hoofdredacteur waargenomen worden door ondergetekende, waarbij u steeds terecht kunt voor politiek-redactionele vragen. Voor het organisatorisch-praktische werk gelieve u zich te wenden tot Ronny De Schepper die het redactiesecretariaat zal waarnemen.

Was getekend: Miel Dullaert, Politiek Directeur, maar de tekst was door mezelf geschreven. De meeste redactieleden waren ondertussen reeds opgestapt, alleen Jan Mestdagh en ikzelf waren achtergebleven, in afwachting dat we een andere betrekking zouden vinden. Aangezien er buiten mezelf dus niemand meer vertrouwd was met de praktische totstandkoming van een weekblad heb ik dus een tijdlang ervoor gezorgd dat de Rode Vaan toch kon blijven verschijnen. Dat is me destijds door een aantal mensen kwalijk genomen, maar het doet me plezier dat ondertussen die plooien alweer zijn gladgestreken. Ik kan geen andere reden aanvoeren dan dat ik, om het met de woorden van Vic Van Saarloos te zeggen, aan De Rode Vaan mijn hart had verpand “net of dat blad van mij zou zijn“…
Toch was de druk zo groot dat ik op 29 november 1988 een brief richtte aan Miel Dullaert, die eigenlijk gedicteerd was door Johannes Bresseleers, toen nog vrijgestelde van de AVBB (de journalistenbond).
Sinds het vertrek van de collega’s Piet Lampaert en Jef Turf draag ik de feitelijke verantwoordelijkheid voor het tijdig verschijnen van De Rode Vaan. Op 10 november liet ik je weten dat ik fysisch (hartklachten, hoofdpijn, slapeloosheid) deze zware verantwoordelijkheid niet langer meer aankon. Ik nam deze pijnlijke beslissing in het belang van het blad. Ik verklaarde mij overigens volop bereid mijn opvolger in te wijden in de geheimen van het vak en zei ook er geen enkel probleem mee te hebben verder te blijven meewerken aan het redactiesecretariaat (distributie van de post, contact met medewerkers, persklaar maken en corrigeren, pendelen naar de drukkerij…). Op de redactievergadering van 23 november jl. bleek evenwel de Raad van Bestuur van de VPU van mijn standpunt niet op de hoogte te zijn. Daarom dit formele verzoek haar vooralsnog in te lichten. Ik wil hier nogmaals onderlijnen dat ik dit doe om de optimale omstandigheden te scheppen voor het lukken van de nieuwe start van ons weekblad, waarvoor ik mij journalistiek met hart en nieren zal blijven inzetten.

Referentie
Ronny De Schepper, “We zijn geen catechismus meer”, De Rode Vaan nr.27 van 1981

15 piet lampaert en frank beke in 1995

4 gedachtes over “Piet Lampaert wordt zeventig…

  1. Dag Ronny, mooi artikel waarin een aantal zaken staan die ik me niet meer herinner.. Maar dat zal wel normaal zijn zeker voor een zeventigjarige….groet van Piet

    Geliked door 1 persoon

    1. Dag Piet, ik hoor van Luc Carnier dat je aanwezig was op de uitvaart van Jef Turf. Daarom wil ik nog eens expliciet vermelden dat ik een goede reden had om afwezig te zijn: op het moment van de uitvaart brachten wij immers mijn jongste zoon John, die hier even op bezoek was geweest, terug naar Zaventem (hij woont al jaren in Tenerife).

      Like

      1. Dag Ronny,

        Het verwonderde me inderdaad dat ik je daar niet zag, maar zoals je zelf zegt je had een meer dan grondige reden om er niet te zijn. Behalve Jan Vermeersch heb ik daar tot mijn spijt ook andere ex-collega’s niet gezien. Het is uiteraard mogelijk dat ze het niet wisten….
        En hoe is het nog met jou ?

        Groet,

        Piet

        Like

      2. Wel, de meesten dachten blijkbaar dat het niet goed met me ging en het is waar, ik kom nog zelden buiten wegens allerlei ouderdomskwaaltjes. Maar hier had ik zeker willen (en kunnen) bij zijn!

        Like

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.