Het is al tien jaar geleden dat de Nederlandse dichter, vertaler, criticus, polemist en toneelschrijver Gerrit Komrij in Amsterdam is overleden (foto Michiel Hendryckx).
Na in zijn geboortedorp Winterswijk (*) het gymnasium te hebben afgerond, trok Komrij in 1963 naar Amsterdam. Een studie Neerlandistiek brak hij echter na een half jaar al af. Vanaf 1967 werkte hij dan maar als vertaler. In 1968 verscheen zijn debuut als dichter met de bundel Maagdenburgse halve bollen en andere gedichten. Mede op basis van een citaat van A.C.W.Staring als motto, werd hij waargenomen als een neo-romanticus. Volgens letterkundige W.G.Glaudemans was het Komrij er echter niet zozeer om te doen zich in een romantische traditie te voegen dan wel om zich op polemische wijze te distantiëren van de experimentele poëzie van de Vijftigers en Zestigers die destijds in zwang was (“zonder rijm eerst, en toen ook nog zonder onderbroek”, Dit helse moeras, p.64)
In 1976 schreef Komrij voor NRC Handelsblad een jaar lang columns over televisie-programma’s. De televisie noemde hij de ‘treurbuis’. Nog in 1976 schreef Komrij op muziek van Boudewijn de Groot het lied Kinderballade, dat een jaar later op single verscheen. In 1979 publiceerde hij de eerste versie van de bloemlezing De Nederlandse poëzie van de 19de en 20ste eeuw in 1000 en enige gedichten. Het autobiografische Verwoest Arcadië (1980) richt zich op de verhouding van de hoofdpersoon Jacob tot jongens en boeken.
In 1984 emigreerde Komrij met zijn vriend Charles Hofman naar Portugal. In 1993 werd hem de P.C. Hooft-prijs toegekend voor zijn beschouwend proza. Op 8 februari 2000 ontving hij een eredoctoraat van de Universiteit Leiden, dat hem werd uitgereikt in de Pieterskerk. Hij was van 2000 tot 2004 ook Dichter des Vaderlands. Komrij stond bekend om zijn virtuoze en kleurrijke taalgebruik en was een gevreesd polemist. Oorspronkelijk werd Komrij door de “progressieve” of “alternatieve” elite in Nederland aan de borst gedrukt, maar daar had hij zelf het schijt aan. Als één van de eerste intellectuelen klaagt hij in “Dit helse moeras” (1983) dan ook de islamisering van de Nederlandse maatschappij aan, wat hem uiteraard niet in dank werd afgenomen (**). Hijzelf ging echter op zijn elan door met zich als een razende op de “onwelriekende gleuvenbrigade” te storten, een vorm van feminisme die hij niet zag zitten.
Ronny De Schepper (op basis van Wikipedia)
(*) “Zijn moeder was zorgzaam, maar sloot iedere emotionaliteit en elk lichamelijk contact uit,” deelt Wikipedia ons ongevraagd mede.
(**) In 2010 werd dit nog eens expliciet (en uitgebreider) hernomen in “Morgen heten we allemaal Ali”.
