Remco Campert (foto Eric Koch via Wikipedia), de zoon van de dichter Jan Campert die in 1943 omkwam in het concentratiekamp van Neuengamme, is deze nacht (of misschien zelfs deze morgen) overleden op 92-jarige leeftijd.
Lange tijd was hij de enige Remco die ik kende, pas heel recent werd hij in die hoedanigheid bijgebeend en daarna achtergelaten door Remco Evenepoel. Campert kende ik oorspronkelijk omwille van een paar pikante romannetjes, zoals “Het leven is verrukkuluk” (1961) of “Tjeempie of Liesje in luiletterland” (1968), waarvan ik het eerste misschien ook heb gelezen. Ik herinner me dat toen ik mijn veertien dagen opleiding kreeg in Liedekerke iemand op de kamer het boekje mee had. Ik heb het toen ook gelezen – of niet, die herinnering is opgegaan in de dichte rookwolken die onze hoofden omringden in die tijd.
In 1979 kreeg hij de P.C.Hooftprijs uit de handen van Joop Den Uyl, waarmee hij wel een goede band had. Die had hij ook met de dichteres Fritzi ten Harmsen van der Beek, want hij is er nog een tijdje mee getrouwd geweest. Leuker moeten echter de orgies geweest zijn, waarmee ze zich in het kraakpand Jagtlust (1954!) vermaakten. Alhoewel, als dat er o.m. in bestond dat Gerard Reve zijn eigen pis uitdronk, dan laat ik die beker toch alweer liever aan mij voorbijgaan.
‘Als een seismograaf registreert Remco Campert de lichtheid van het bestaan’, schreef de jury van de Prijs der Nederlandse Letteren, die de schrijver in 2015 ontving uit handen van koning Filip, die wellicht evenveel werk van hem heeft gelezen als ikzelf. Camperts werk staat bekend als toegankelijk en niet-intellectueel, maar die lichtheid heeft iets bedrieglijks, constateerde de jury. Inderdaad gaat er een lading aan gevoelens en geschiedenis schuil achter zijn humorvolle, ontroerende teksten.
Ronny De Schepper