Mireille Cottenjé’s roman “De verkeerde minnaar” gaat over de homoproblematiek. Niet dat dit boek enkel dààrover handelt, want Cottenjé geeft zich in dit werk ook weer helemaal bloot, eerlijk, van mens tot mens als het ware. En zeg nu zelf, waar vind je dat nog. Even herademen met Cottenjé dus, en dan weer onderduiken in de poel van de schijn en heiligheid.
In deel één van “De verkeerde minnaar” laat Cottenjé zichzelf aan het woord en verhaalt haar relatie met de homoseksueel Johan. Het predikaat “homoseksueel” dient hopelijk niet echt meer verantwoord; uiteraard duw je een mens niet in een kastje naargelang van zijn seksuele geaardheid; toevallig echter is de homoseksualiteit van Johan in dit boek van groot belang, vandaar. Trouwens, deze “verkeerde” minnaar kon net zo goed dit adjectief missen, dan had Cottenjé een relatie-roman geschreven, boeiend en eerlijk en knap, maar zonder de sociale verwikkelingen (en daaruit volgend ook psychische conflicten) die er nu inzitten.
In het tweede deel van het boek komt Johan zelf aan het woord, en geeft zijn visie weg op Mirij en op hun verhouding. Kan dat, een hetero-vrouw die het op zich neemt een homoman vanuit eigen innerlijk beschrijven? Het kan dus, Mireille Cottenjé heeft het gedaan.
MACHO-VROUW?
Even is het bizar dat iemand als Cottenjé nog vreemd tegen de eigen wereld van de homo’s aankijkt (dat ze haar gevoelens ook nog bekent in een roman is minder vreemd, daar zij oprechtheid in het banier voert). Vermoedelijk doen veel mensen dit, ook zij die homo’s niet (ver-)oordelen. Maar na een nacht in een homobar te hebben doorgebracht is zij compleet vertrouwd met het verschijnsel tederheid tussen mannen.
Soms krijg je, via kleine uitlatingen en formuleringen of woordkeuze de indruk dat Cottenjé seksistisch wordt, de man als een lustobject beschouwt (“van Johan kan ik straffeloos genieten” bijvoorbeeld). Gelukkig wordt dit facet snel opgehelderd en stoor je je na een tweede lezing niet meer aan deze details, ze blijken uit gedreven emoties op te borrelen en allerminst een uiting van een houding of overtuiging.
Zoals in vroeger werk legt Cottenjé de klemtoon op het bevrijdende van een relatie waarin men elkaar vrij laat en waarin geen traditioneel rollenpatroon zit ingebouwd. Heerlijk natuurlijk dat haar vriend probleemloos allerlei “vrouwenklusjes” opknapt; heerlijk deze tedere, vrouwelijke, verkeerde minnaar, de “eerste man die het opbrengt me als vrij individu lief te hebben en zelf ook een vrij individu te blijven” (pagina 49). En daar gaat het dan fout, zoals vooral in het tweede deel blijkt waarin Mirij er zichzelf van langs geeft. Juist zij, de vrije, onafhankelijke vrouw, wordt jaloers en bezitterig, neemt de macho-rol over die zij (onder meer in haar huwelijk) verfoeit.
Unieke bladzijden schrijft zij vol over de problematiek rond relaties, duurzaamheid, vrijheid, trouw; over haar tweestrijd, over de contradicties in zichzelf: geen burgerlijke man-vrouw verhouding, die haar vroeger haar duurbare vrijheid kostte, en anderzijds de hunkering naar veiligheid, geborgenheid, nestwarmte. Meteen een delicate, subtiele speurtocht naar haar eigen wezen en dit van haar vriend. Hoe je schrijvend zelfinzicht verwerft, hoe je je gezond schrijft (en leest).
EMOTIONEEL
Ook in deze roman toont Cottenjé zich sterk in het op papier gooien van emoties, krachtig, ruw soms, ontzettend teder ook. Voeg daaraan haar boeiende persoonlijkheid toe die zij durft blootgeven, plus de wil om eigen fouten te zien. Dan heb je al een boek dat je dierbaar is. Wanneer zij daarbij een tweede interessante figuur ten tonele voert, en ook deze met totale inzet en overgave wil ontdekken zoals ze dat met zichzelf doet (en daarvoor moet zij zich compleet geven), dan wordt het helemaal gejubel en juichen in mijn achtertuintje.
Een relatie-roman dus, maar ook een homo-roman. Want alles wat Johan is en zegt en doet, straalt zijn eigenheid uit. Met de maatschappelijke gevolgen. Cottenjé slaagt erin, terwijl zij de klemtoon blijft leggen op een persoonlijke verhouding, ook de sociale problematiek van het homo-zijn in haar boek te verwerken, met daarbij vooral aandacht voor wat de homo individueel moet verwerken om zichzelf te mogen en te kunnen zijn. Daarnaast heeft zij het nog over fenomenen als homo-bar, homo-gespreksgroep en lult daarbij niet zomaar wat goedkope theorieën bij elkaar.
« Geen pamflet en toch een strijdbare homo-roman is het geworden en meer nog een strijdbare mens-roman, want dat is het besluit na lezing van “De verkeerde minnaar”: laat de mens een vrije mens zijn. Cottenjé zegt het minder pathetisch maar zoveel krachtiger! » zo besloot Johan de Belie in De Rode Vaan nr.26 van 1982, maar vijf jaar later kwam hij nog eens terug op deze problematiek:
COTTENJE’S REDDINGSOPERATIE “VIC”: SLOT
Beste Mieke, neem de raad van Ab. Visser, vooraanstaand calvinistisch criticus, dat je alsemthee moet drinken en hoploten eten om je libido af te remmen, asjeblief niet ter harte. Lees misschien niet eens zijn commentaar wanneer hij er weer één mocht hebben over je nieuwe boek dat als « Octopus » in de handel ligt. Meer dan zijn eigen frustraties die hij kwijt kon naar aanleiding van je « Verkeerde minnaar » en eerder bij « Muren doorbreken » (het eerste deel van je autobiografische relaas over de redding van die foute minnaar van je, de in dit tweede boek genaamde ex-gedetineerde Vic) zal je allicht niet lezen. « Contactgestoord nymfomane gescharrel, kleverige dierbare gezemel over haar kinderen » las ik toen, en zelfs de term « hoer ». Hou het ver van je, en neem ook geen melisana om te kalmeren. Wees er enkel van overtuigd dat je met « Octopus » weer een schitterend boek hebt afgeleverd, een eerlijk boek. En om dat laatste gaat het toch, of niet soms.
Laat de boze heren uit het noorden van de soms wel erg lage landen maar niet begrijpen dat erotiek naast leuk ook nog mooi kan zijn. En dat het bespreekbaar is met je kinderen. Vooral wanneer die kinderen, zoals de jouwe, in vrijheid zijn opgevoed (wat niet betekent, beste mijnheer Visser, losbandigheid en trouweloosheid) en een dosis gezond verstand koppelen aan een even gezonde dosis emotionaliteit. Want zo komen ze toch in je boeken terecht. Of is dat inderdaad maar ouwe-moederlijk gezemel, dwepen, kleffe moederliefde? Want dat kan ie nu eenmaal niet elkaar koppelen nietwaar, moederliefde en neuken-genot. Het is of het één of het ander. Of had ik dat weer verkeerd begrepen?
Maar genoeg nu, beste Mieke, over het gedaas dat eerder over je heen kwam. Tenslotte schrijf ik dit om je te feliciteren met je boek. Met de oprechtheid waarmee je je weer eens blootgeeft, hoe je niet aarzelt om het bankroet van je reddingsoperatie neer te schrijven. in « Muren doorbreken » schreef je tegen het juridische apparaat, tegen de gerechtelijke instanties, tegen het systeem dat iemand van zijn vrijheid berooft — het allerergste voor jou, want nu lees ik op blz. 37 « vrijheid was de grondslag van mijn geluk ». Een vrijheid die je, dat leerde ik ook uit andere van je boeken, moeizaam werd heroverd toen je uit het huwelijk ontsnapte. Een vrijheid die je relaties toestond als deze met de homo uit de « Verkeerde minnaar », maar die je vooral toeliet een eigen leven te leiden, waarin je wel degelijk rekening hield met wie je dierbaar was en is, zonder dat als een keten te moeten beschouwen. Juist?
En dan slaag je erin Vic, die je leerde kennen in functie van je interviewboek « 13 mannen van tafel», tenslotte, na een hard gevecht met juridische instanties, bureaucratie, maatschappij en zelfs vrienden, toch uit zijn cel te halen. Je doorbreekt de muren waarop je al eerder je vuisten had stukgeslagen en « Muren doorbreken » eindigt dan ook met de jubel van de voorwaardelijke invrijheidstelling dankzij jouw garanties t.o.v. Vic. Dat levert een mooie boek op, geschreven met in het achterhoofd toch reeds de falikante afloop, want dat je mislukte was toen reeds een feit,
En dat lezen we nu in « Octopus ». Hoewel, mislukken, wat is dat ? Vic zelf bleek de mislukking. Stukgelopen op systemen, maar vooral op zichzelf, op zijn zwakheid. « Als uniek individu bekleedt ieder mens de unieke plaats waar zijn eigen-zijn hem brengt » lees ik op blz. 77 en waar Vic zichzelf bracht is na lezing van je boek wel duidelijk. En ik begrijp wel dat je jezelf verwijt (wat hier een te sterke emotie is) dat je bij dat laatste weerzien, na een groet bent doorgelopen, geflankeerd door twee mannen die je ter hulp had geroepen, van wie de ene in je stuk « Zeg nu zelf » de rol van Vic vertolkte (Maurits Marain).
Maar enkel het feit dat je bang diende te zijn voor Vic, dat je jezelf en je kinderen in bescherming diende te nemen voor zijn « onweerstaanbaar — onuitstaanbaar » zijn, maakt duidelijk dat je nergens schuld treft. Je boek leert integendeel hoe onuitputtelijk je geduld was, hoe groot de beproevingen die je van Schoppernau waarheen je Vic op vakantie meenam na zijn vrijlating, naar je huis te Mechelen dat je moest ontvluchten, naar Brugge en Antwerpen achtervolgden in de figuur van Vic, wel waren.
Referentie
Johan de Belie, Tegen de poel van schijn en heiligheid, De Rode Vaan nr.31 van 1987 (het slot ontbreekt)