Vandaag is het al 35 jaar geleden dat Fred Astaire is overleden.
Fred Astaire werd geboren als Frederick Austerlitz in Omaha (Nebraska). “Astaire” was een naam die zijn ouders voor hem en zijn zus Adele hadden bedacht voor hun vaudeville act toen zij ongeveer vijf jaar oud waren. Er wordt gezegd dat de naam komt van een oom die L’Astaire als achternaam had. In de jaren twintig traden Adele en Fred op in Broadway theaters. The original Broadway show “The Band Wagon” opened on June 3, 1931 at the New Amsterdam Theater, and ran 260 performances. It marked the last Broadway show to feature Fred Astaire and his sister Adele Astaire, who left the act shortly thereafter to get married to Lord Charles Cavendish. Ondertussen was Fred in 1929 gedebuteerd op het witte doek met een klein rolletje in “Dancing lady”. Datzelfde jaar volgde echter reeds “Flying down to Rio”, zijn eerste film met Ginger Rogers (er zouden er nog negen volgen) en het duo had meteen een hit met het fameuze “Carioca”-nummer.
Een heleboel van de films die daarna volgen heb ik gezien (mijn vader was dol op Fred Astaire en bij zijn overlijden heb ik uiteraard zijn video’s overgenomen) maar, eerlijk gezegd, ik kan er eerder inkomen dat mijn moeder (die verplicht was om mee te kijken uiteraard) er een gloeiende hekel aan overhield, want veel van die films (“Top Hat”, “Follow the fleet”, “Shall we dance”…) zijn echt het bekijken niet waard. Het is wachten op “Easter Parade” met Judy Garland (1948) vooraleer Astaire in “treffelijke” films begint op te treden.
In “Royal Wedding” (1951) danste Fred Astaire in zijn hotelkamer gewoon op de muren en tegen het plafond alsof voor hem de zwaartekracht niet bestond. Wat in zekere zin ook zo was, al werd hij hier toch wel een beetje geholpen door het ingenieuze decorontwerp van Stanley Donen.
Pas in 1953 werd The Band Wagon (zie hoger) verfilmd door Vincente Minnelli. Het (eigenlijk niet bestaande) scenario (want het was eerder een revue) werd in zoverre aangepast dat Astaire hier nu a washed up character speelt. De film betekende overigens geen echte come-back want hij was een flop aan de box-office. The exact same thing occurred later with Fred Astaire in Funny Face (1957), in which Astaire and his sister Adele Astaire had originally appeared on Broadway in 1927.
Maar eerst was er in 1955 nog “Daddy Long Legs” van Jean Negulesco met Leslie Caron. Fred Astaire’s wife died during filming, and between some takes he would retreat to his trailer and cry. Maybe that’s why the movie is certainly not a success. Al zat het flauwe scenario van Phoebe en Henry Ephron daar zeker ook voor iets tussen! The song “Texas Millionaire” is the only time Astaire’s singing voice was ever dubbed (duidelijk hoorbaar!). The dub vocals were performed by Thurl Ravenscroft, known for being the voice of Tony the Tiger, as well as the uncredited vocalist on “You’re a Mean One, Mr. Grinch”. Fred Astaire thought the “Sluefoot” would become a huge dance craze. He was wrong. De film was in zijn geheel trouwens totaal achterhaald door de rock’n’roll. De “sluefoot” lijkt trouwens een beetje op die dans die in de DDR als tegengif tegen rockmuziek werd gelanceerd – met even weinig succes overigens.
“Silk stockings” van Rouben Mamoulian uit 1957 is een muzikale remake van de klassieke Ernst Lubitsch komedie “Ninotchka” met toevoeging van schitterende muziek van Cole Porter. Voor communisten is deze muziek trouwens het enige wat eraan te beleven valt, want dit is weer een anticommunistische film van het zuiverste water. Cyd Charisse incarneert hier in navolging van Greta Garbo destijds de bikkelharde Ninotchka die in opdracht van de Sovjet-overheid de beroemde componist Peter Boroff (niemand minder dan Wim Sonneveld) moet “overhalen” om terug te keren naar het moederland. Bij Garbo was deze rol van frigiede ijskast als het ware op haar lijf geschreven, maar de warmbloedige Cyd Charisse heeft heel wat meer moeite om ons hiervan te overtuigen. Het is in dit geval makkelijk te voorspellen dat zij zal ontdooien als de Amerikaanse (what else!) producer Steve Canfield (Fred Astaire) haar de mooiste plekjes van Parijs toont, om nog te zwijgen van de geneugten van zijden kousen!
Datzelfde jaar speelde Fred Astaire ook nog de mannelijke hoofdrol in “Funny face” van Stanley Donen. Het “funny face” zelf was uiteraard Audrey Hepburn. De muziek is in dit geval van George Gershwin, die op dat moment al twintig jaar was gestorven, dus het is geen muziek die speciaal voor deze film is geschreven, maar het blijft natuurlijk “wonderful” om “’s wonderful” nogmaals te horen in eender welke context.
Later zou Fred in films acteren, waarin hij zijn strammer geworden benen kan sparen (“Finian’s rainbow” uit 1968 met Petula Clark b.v.) en nog later presenteert hij samen met Gene Kelly de “That’s entertainment”-films (1974 en 1976), waarin hun beider beste dansscènes te zien zijn. Eigenlijk vormt dit nog de beste herinnering: prachtige dansscènes en vergeet de onnozele filmscenario’s die daarrond werden geschreven.
Ronny De Schepper
