Ik leerde Jessie De Caluwé kennen op de Nacht van de Poëzie in Sint-Niklaas eind jaren zeventig. Haar roots liggen immers in De Klinge, een dorpje uit het Waasland vlakbij de Nederlandse grens. Sinds 1982 woont ze in Gent met haar vriend radioman Mark Lefever en begon ze zelf ook haar loopbaan bij de televisie (toen nog uitsluitend een monopolie van de openbare oproep). Op die manier werd ze in 1987 het “gezicht” van het mediaprogramma « Argus ».

« Argus » (19-5) stond vooral in het teken van de waanzinnige massamoord in Bogaarden. Dat de bijna uitgemoorde boerenfamilie lid was van de godsdienstige « splintergroep » de Stevenisten was de aanleiding voor wat beschouwingen hierbij, waaruit we vooral onthouden dat het geen sekte is, aangezien er niet aan « proselytisme » (bekeringsijver) wordt gedaan, maar integendeel de groep stilaan uitsterft. Deze gewone feitelijke gegevens, die op zich wel interessant waren, werden evenwel een beetje ondergraven door de pathetische oproep van de « onderzoeker » in de richting van een soort « ethisch réveil » binnen de katholieke kerk. Veel boeiender was dan ook het gesprek met advocaat Jef Vermassen, die via de verdediging van een aantal « massamoordenaars » (b.v. Horion) zich verder in het fenomeen heeft verdiept. Vermassen sprak dermate zinnige taal dat dergelijke daden die zo’n afschuw wekken dat ze vaak tot even excessieve « wraakacties » aanleiding geven, toch bespreekbaar werden in een serene atmosfeer. Eén en ander was echter uiteraard niet van aard om Zak tot enige hoogstandjes aan te sporen en dat vinden wij jammer, aangezien wij nog altijd durven toegeven dat het feit dat we « Argus » amper willen missen voor de helft aan Zak te wijten is. Alleszins is het niet omwille van de belangstelling voor de media die « Argus » in zijn vaan zou moeten voeren. De campagne van onze eigen Vaan wordt immers reeds maandenlang hardnekkig verzwegen, terwijl echte mediaonderwerpen zich niet onmiddellijk aandienen. Tot slot ook nog dit : Jan Hoet bewees met zijn sterk eenzijdig gerichte knipselkeuze dat mensen uit artistieke milieus vaak een enger gezichtsveld hebben dan b.v. sportfiguren, die nochtans dit stigma met zich meedragen. Hoets keuze vergelijken met die van voetballer Pier Janssen van vorige keer zegt daarover meer dan tien redevoeringen.
Wij zijn overigens zeker niet te beroerd om onze mening te herzien over een bepaald programma… als deze bijsturing ook nodig is. De voorlaatste uitzending van « Argus » (27-10) mocht dan op het eerste gezicht misschien iets beter ogen dan de twee voorgaande, dat was dan toch voornamelijk omdat deze zo saai waren dat saaier nog moeilijk kon. Natuurlijk is een gesprek over de hallucinerende toestanden in ons gevangeniswezen interessant, maar uit de manier waarop dit werd aangepakt, bleek geenszins dat we hier met een mediaprogramma hadden te doen. En dan vinden wij « Panorama » of de « Steek-er-wat-van-op-show » nog altijd geschikter voor dat soort discussies. Konden we ons aansluiten bij de pessimistische slottekening van Zak: « Programma overleden aan slepende ziekte », dan ging in de volgende aflevering (3-11) Zak nog eens de pessimistische toer op ( « Spectaculaire actie in Argus » bij een slapend mannetje), maar deze keer ten onrechte, want de onderdelen over Greenpeace en kinderporno waren toch wel boeiend, ook al nam het debat in het tweede geval een onverwachte draai. Waarom Jan Van Rompaey de anti-abortus-propagandist van de E.O. de mond niet snoerde, is ons trouwens een raadsel (bij progressieven durft hij het wel). Maar hoe dan ook, dit was een echt mediadebat en daarom op zijn plaats in « Argus ». Cultuursponsoring had dat ook kunnen zijn, maar ook hier miste J.V.R. de spitsheid om een aantal dooddoeners te weerleggen en — vooral — liet hij toe dat er uitgebreid reclame werd gemaakt voor een frisdrank en een automerk. Neem daarbij nog twee onderdelen met publiciteit voor computers en je vraagt je af of commerciële televisie nog wel nodig is in Vlaanderen!
Enkele jaren later was Jessie ook bij de B.V.’s die ik ter gelegenheid van de kinderboekenweek naar hun jeugdlectuur vroeg. “Naast stripverhalen van « Nero » en « Suske en Wiske» heeft vooral het boek van Miep Diekmann, « Total loss, weet je wel », veel voor mij betekend. Ik vond het een heel revolutionair boek. Alles mocht, alles kon, er werd niet zo betuttelend gedaan tegenover kinderen. Kinderen moesten niet meer zo nodig braaf zijn, ja-knikken en rechtop zitten, maar mochten uitfreaken, zelfs een beetje stout zijn, kortom ze konden gewoon zichzelf zijn en daarmee toch sympathie afdwingen. De zwart-wit tekening van stoute en brave kinderen verviel en in de plaats kwam een appreciatie voor het kind op zich met alles d’r op en d’r aan. Vandaar dat ik me daar zo goed in terugvond. Ik hoefde nu niet meer in een bepaald patroon te lopen. Ik kon al eens buiten de schreef, zonder scheef te worden bekeken.”
Daarna ontmoette ik Jessie in “D’Ouwe Hoeve” in Sint-Martens-Latem. Het was een idee van hoofdredacteur Eric Goeman van het Gentse stadsblad “Tempo” om haar daar samen met Dré Steemans (Felice Damiano) te interviewen (foto Micheline Veys). Aangezien “Tempo” tegen een razendsnel tempo op de fles ging, is het artikel daarin nooit verschenen, maar wel in De Rode Vaan. Voor mijn blog heb ik de twee gesprekken van elkaar gescheiden, wat niet zo moeilijk was, want er bleek weinig overeenkomst te bestaan tussen het parcours van Jessie en dat van Felice.
“Ik ben geboren in De Klinge, een piepklein dorpje in Oost-Vlaanderen, vlakbij de Nederlandse grens,” begint Jessie. “Het scheelde maar een straat of ik was een Hollandse geweest. De Klinge had iets heel bijzonders : er waren namelijk ontzettend veel café’s in dat dorp. In de hoofdstraat alleen al telde je tweeëndertig kroegen, en dat voor een bevolking van niet meer dan drieduizend inwoners. Mijn ouders hadden een café, mijn grootouders aan beide kanten waren cafébazen, mijn ooms allemaal zaten ze op een of andere manier in het caféwezen. Vanaf m’n elfde liep ik school in Sint-Niklaas. Ik zat niet graag op school, maar des te enthousiaster volgde ik ’s avonds lessen toneel. Daar voelde ik me helemaal op m’n plaats. Van mijn schooltijd in Sint-Niklaas herinner ik me verder vooral de dansavonden in zaal Het Centrum op de Grote Markt. Toen al was ik dol op dansen en kon je me op zaterdag- en zondagavond daar op de dansvloer vinden. Toen ik een jaar of dertien was, ben ik begonnen met voordrachtwedstrijden. Door een toeval won ik de eerste wedstrijd waaraan ik deelnam, zodat mijn lerares Nederlands zei: zou je geen dictie gaan volgen? Tijdens mijn humaniora in Sint-Niklaas heb ik dat dan gedaan en tegelijk heb ik zowat het hele Waasland afgedweild met mijn valiesje om aan alle mogelijke wedstrijden mee te doen. Vaak tot ongenoegen van de andere deelneemsters omdat ik meestal met de eerste prijs ging lopen. Van zodra ik aankwam in één of ander zaaltje, ging er zo een zucht op van ‘ah nee, daar heb je ze weer’! (Begint te lachen:) Dat zeggen ze soms nu nog.”
Heb je ook ooit in een toneelstuk gestaan?
“Heel even maar, hoor. In de jury voor het behalen van de regeringsmedaille voor toneel zaten een paar mensen van de Mannen van de Dam, die zich net van de Nieuwe Scène hadden afgescheurd. Die vroegen om een jaar met hen te komen spelen, maar ik had een diploma van regentes Nederlands-Engels-Duits en mijn ouders waren er nogal op gevlast om mij in het onderwijs te zien. Ik heb dat dus niet gedaan omdat ik dacht: we zullen later nog wel zien. Maar na een jaartje lesgeven wist ik heel zeker dat het onderwijs mijn dada niet was. Ik probeer op de eerste plaats altijd compleet mezelf te zijn. Ik kan geen rol aannemen, omdat ik vooral moeite zou hebben om daaruit te stappen. Ik denk dat dit bij mij zou eindigen in een soort van identiteitscrisis. Zo van: wie ben ik nu eigenlijk?”
Heb je dat onzekere gevoel nu soms nog?
“Het is natuurlijk wel zo dat, eenmaal ik voor de camera sta, ik een aantal dingen kan uitschakelen. Er was ooit een uitzending van ‘Drie Uur Jessie’ waarbij technisch een aantal zaken fout liepen, zodat ik vlak voor de uitzending nog zat te huilen in mijn loge. Maar eens het halfdrie is en de begingeneriek loopt, dan trek ik een schuif open en ik sta daar. En dan kan niemand zien dat ik heb staan huilen. Want aangezien niemand er een boodschap aan heeft dat ik me slecht voel, zal ik dat ook niet gaan etaleren. Ik kan dus functioneren in functie van de camera, maar dan blijf ik hoe dan ook mezelf. Wie daar staat, is degene die hier zit. Als er hier een camera zou staan, dan zou ik op dezelfde manier praten als nu.”
fotoAangezien de derde uitzending van “Zeg maar Jessie” over erotiek ging (er kwam zelfs een naakte penis in voor, beschilderd en slap maar toch sterk genoeg om Jessie naar omstreeks middernacht te doen verhuizen), kreeg men ongeveer het dubbele van het gewone aantal kijkers. Eigenlijk zou ze Cas Goossens dus dankbaar moeten zijn voor de bijkomende publiciteit.
Jessie: “En als men dan vaststelt dat men om vijf voor zes, vlak vóór Tik-Tak laat zien hoe Ceaucescu wordt geëlimineerd. Hoe hij voor dat vuurpeloton staat, laat men dan zien aan kinderen. En dan gaat men zo’n keet schoppen rond een programma dat toevallig de naam ‘erotiek’ draagt, maar dat er uiteindelijk zeer weinig mee te maken heeft. Want het was immers geconcipieerd om om tien over acht uit te zenden. Bovendien was het helemaal niet mijn bedoeling de erotische toer op te gaan, we wilden gewoon een aantal dingen laten zien en zeggen: dit is erotiek volgens een aantal mensen. En meer was het niet. Maar als men dat gaat verschuiven naar kwart voor twaalf, dan zijn de verwachtingen natuurlijk veel te hoog gespannen. En dan hebben ze er nog een aantal passages uit weggeknipt waarvan je denkt: meen je dat nu echt?”
Deze aflevering was ondanks de aanwezigheid van La Cicciolina echter even saai als alle andere. Enfin, saai is niet het juiste woord, want de intro wil reeds aangeven dat alles rap moet gaan, dat er tempo moet inzitten en dat is ook zo. Alleen, juist omwille daarvan zit er allèèn maar tempo in. Men heeft geen tijd voor iets anders.
De kijkcijfers van Jessie zijn dan ook gedaald van 800.000 naar 250.000 (volgens HLN, anders geeft men meestal evenveel op als voor Felice: 400 à 500.000, maar dag en uur verschillen natuurlijk heel grondig!)
Jessie: “Nee, dat klopt zeker niet. Ik bel meestal vrij uitgebreid met Herman Santy van de dienst Kijk- en Luistercijfers en die kan dat ook goed plaatsen. Akkoord, men had gehoopt op een zeer groot aantal kijkers op zaterdagavond. Maar op zaterdagavond is de BRT al jàren zijn kijkers kwijt, dat is gewoon zo. Het enige programma dat hoog heeft gescoord is ‘F.C.De Kampioenen’ en dan nog pas na de zesde aflevering toen er al een zekere gewenning was gekomen.” (*)
Felice: “Met ‘Euro-Clouseau’ had men gerekend op anderhalf tot twee miljoen kijkers. Men heeft er nauwelijks één miljoen gehaald. Als je dan rekent dat ik elke zaterdag met een programma dat toch niet zo voordehandliggend is rond het half miljoen schommel, dan vind ik dat op zich niet slecht. Maar voor BRT-normen is dat blijkbaar niet genoeg, dus kruis erover, weg ermee. Eigenlijk is het niet ons probleem. Maar als je programma daardoor afgevoerd wordt, is het wél jouw probleem!”
Jessie: “In de laatste uitzending gaven we de gasten 10,12 minuten i.p.v. 6,7 minuten. En tijdens het gesprek met François Glorieux heb ik op een bepaald moment zelf gezegd: dit is te lang. En ik had nochtans zelf gevraagd van wat meer tijd te krijgen.”
Het probleem met François Glorieux is dat zelfs twee minuten al te lang is. Was dat jouw idee van die man te vragen?
“Nee. En dat is uiteindelijk de hele waarheid, nietwaar. Dat mijn ideeën over het programma die op papier staan uiteindelijk niet meer stroken met de werkelijkheid, omdat men zich er teveel is mee gaan bemoeien. En waarom? Alweer om dezelfde reden: de kijkcijfers. Ik had in mijn laatste programma Arno Hintjens willen hebben. Ik heb hem gebeld en hij weigerde. ‘Ik moet niet van televisie weten,’ zei hij, ‘en zeker niet van de BRT’. Maar ik wilde hem toch per se zien. We hebben dan om middernacht samen afgesproken, allebei bloednuchter, en na anderhalf uur overtuig ik hem het toch te doen. ‘Niet voor mezelf, maar voor jou’. Ik dolgelukkig natuurlijk. Midden in de nacht bel ik mijn redactie nog uit bed: morgen komt Arno. En dan krijg ik ’s anderendaags telefoon: Arno belt dat hij niet màg komen. Hoezo? Wel, mijn manager heeft een telefoon gekregen van Jan Geysen en die stelt zijn veto. Dan voel je je zo in de aap gelogeerd! Want dan moet je je op de koop toe nog gaan verantwoorden ook. Ik heb dus naar die manager gebeld en gezegd: sorry, maar ik heb aan mijn programma blijkbaar niets te zeggen. Ik vind het rot dat ik dit hier nu moet zitten vertellen, maar zo is het gegaan.”
“Als jij dus vraagt: was François Glorieux jouw keuze? Dan zeg ik: nee, dat was de keuze van mijn producer (Fernand Verreth) en om die en die reden. En dan vraag ik me af: wie ben ik uiteindelijk nog? Er was me toch beloofd dat ik een programma zou krijgen dat op mijn lijf geschreven was? Naar het einde toe was ik echter gewoon nog een pionnetje. Maar eigenlijk heeft de kijker daar geen boodschap aan, die wordt met het eindproduct geconfronteerd en dat mag de enige basis ter beoordeling zijn.”

Net als aan Felice vraag ik aan Jessie wie zij als haar geestelijke ouders ziet?
Jessie: “Als Felice twee mannen als ouders mag opgeven (**), dan kies ik twee vrouwen: Tracey Ullman en Betty Boop. Dat zijn twee vrouwen die echt zichzelf zijn (daar ga ik weer), maar die tegelijkertijd de hele boel relativeren en zich rot amuseren met datgene wat ze doen. Als ik dan aan Tracey Ullman denk, dan denk ik aan het feit dat ze iemand op een wip te kakken kan zetten en tegelijkertijd ook kan charmeren, waardoor ze iets zeer ontwapenends krijgt, wat ook op de gasten invloed heeft. En dat laatste geldt nog meer voor Betty Boop. Beide figuren zaten in ‘Drie Uur Jessie’ en dat was dan ook niet toevallig. Binnen dit en een bepaalde periode gaat er een verzadiging zijn van die spelprogramma’s waarin je een magnetron-oven wint, gewoon omdat je een vader van drie kinderen bent.”
Ik hoop dat je gelijk hebt, maar ik vrees van niet.
Jessie: “Het kàn niet anders. Over vijf jaar heeft immers iederéén dan al een oven gewonnen. Ik denk trouwens dat VTM afwil van het imago van laagbijdegronds amusement. Dat kan gewoon niet anders. VTM bestaat nu twee jaar en hun eerste doelstelling is al bereikt, namelijk de meeste kijkcijfers halen. Nu moeten ze dat proberen te behouden door dat in goede kanalen te leiden. En dat gaat niet door tot in den treure spelletjesprogramma’s uit te zenden.”
Jij zingt ook. Met Kid Safari, de LSP-band e.d.
Jessie: “Ja, maar ’t is niet omdat je iets grààg doet, dat je het ook goed doet. Je moet kritisch blijven voor jezelf. Maar ik doe dat zeer graag en dààrop ben ik eigenlijk voor een stuk gepakt geweest. Ik heb gezegd: ik wil in mijn volgend programma ook af en toe eens zingen. Maar men heeft dat geëtaleerd als: Jessie gaat zingen, daar gaat volk naar komen kijken! Uiteindelijk was het niet anders dan als ik zin heb en de mogelijkheid leent zich ertoe, dan wil ik wel even meedoen. Ik heb dan zanglessen gevolgd bij Peter De Smet en sommige nummers waren goed, andere niet. Zo simpel is dat. Maar je krijgt daarvoor geen krediet. Van zodra je je nek uitsteekt, ben je ook diegene die het meest wind gaat vangen. Maar als ik altijd zou moeten blijven doen wat ik al deed, dan zat ik in Argus nog altijd onder de warme oksels van Jan Van Rompaey. Dat is gewoon zo: een keer dat je weet wat je kunt dan wil je je grenzen verleggen. Maar al meteen staan daar dan een aantal critici tegenover die zeggen: wedden dat ze het niet kan? Men staat sowieso scherp om het vallen te registreren. Men ziet veel liever mensen vallen dan opstaan. ’t Is als criticus toch veel leuker om iets te kunnen afbreken?”
Euh…
“Het is de mening van een individu, die er gerust mag zijn, maar helaas wordt die mening door de mensen die ze lezen vaak als schapen nagevolgd. Op dit moment leef ik in een zalige periode omdat ik absoluut niet weet wat er gaat gebeuren, op een paar details, waaronder twee maand ‘Golfbreker’ aan de kust na. Andere stations, niet-Belgische, hebben mij aanbiedingen gedaan en ik wil die zeker in overweging nemen, maar dan heel, heel rustig. Omdat ik me niet meteen in een volgend avontuur wil storten. Ik heb op twee jaar tijd twee gloednieuwe programma’s in elkaar gebokst en dan heb je niet meer de energie om met een derde te beginnen. Ik ben nu leeg. Ik neem dus nu een hele tijd voor mezelf.”
Uiteindelijk zou het tot februari 1993 duren vooraleer we nog iets van Jessie zouden horen: van dan af presenteerde ze het journaal op de nieuwe regionale omroep WTV-Regio Zuid. Maar op 3 maart 1993 verloor Jessie in Haasdonk de controle over haar stuur en had ze een zwaar auto-ongeluk. Pas eind augustus zou ze opnieuw presenteerwerk kunnen doen. In haar wagen zat ook Tahar Larbi, de zingende percussionist van de Noord-Afrikaanse groep Shera Z. Officieel was ze toen nog bij Mark Lefever. In december 1994 trad ze echter met Larbi in het huwelijk.

Referenties
Ronny De Schepper, Van ’t mediafront geen nieuws? De Rode Vaan nr.45 van 1987
Ronny De Schepper, “Op VTM zouden onze shows niet kunnen”, De Rode Vaan nr.38 van 20 september 1991

(*) Ondertussen is die curve, precies door “F.C.De Kampioenen”, helemaal omgebogen.
(**) Jan Lenferink en “Dame Edna” (eigenlijk Barry Humphries).

IMG_0001

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.