Ridderepiek is de naam voor de berijmde verhalen uit de verzameling middeleeuwse ridderavonturen. Het genre ontstond in de Oud-Franse literatuur en kreeg snel navolging bij Engelse auteurs. Deze zogenaamde “ridderromans” waren geen “romans” in de moderne zin van het woord, maar lange, berijmde gedichten in de volkstaal. Vaak is de stof internationaal: vertaald en bewerkt uit het Frans of het Engels.

Kenmerken

– De ridder staat niet langer in dienst van de heer, maar van de vrouw.
– In plaats van ruwe strijd komt er dan ook meer verfijning.
– Op uitzondering van het volksepos, zoals het Nibelungenlied en het Gudrunlied, is de stof uitheems i.p.v. “nationaal”.
a) klassiek, zoals de “Eneit” van Heinrich von Veldeke (omstreeks 1170, naar de “Aeneis” van Vergilius) en de “Historie van Troyen” en “Alexanders Yeesten” van Jacob van Maerlant.
b) Keltisch, zoals in de romans rond Koning Arthur. Na de verovering van Engeland was immers via de Franse dichter Chrétien de Troyes de Engelse verhaalstof naar het continent overgewaaid. In de tweede helft van de twaalfde eeuw verbleef deze bovendien een hele tijd in het Gentse Gravensteen, zodat hij de Keltische verhaalstof ook in Vlaanderen kon verspreiden.

Alhoewel Koning Arthur zelf heel letterlijk “hoofs” is (hij verlaat zijn Hof bijna nooit, levert m.a.w. geen veldslagen of zo), zijn zijn ridders (vooral de spotter Keye) vaak nog voor-hoofs. Op die manier situeren de Keltische romans zich halverwege tussen de Frankische en de Oosterse (zie “Floris ende Blancefloer”) romans.
Dat is ook zo op een ander vlak: waar de Frankische romans nog vertrekken van een bestaand historisch personage (Karel de Grote) en de Oosterse pure fictie zijn, is men er bij de Keltische romans nog steeds niet uit of Koning Arthur nu een historische figuur is of niet. In de “Historia Regum Britanniae” van Geoffrey of Monmouth (1135) wordt weliswaar een uitvoerige biografie van een Koning Arthur uit de vijfde eeuw opgetekend, maar de levensschets wordt door onderzoekers niet erg geloofwaardig geacht. Geoffry, die zich ook wel Galfridus noemt, heeft de biografie wellicht bij elkaar gefantaseerd in opdracht van de pas in Engeland koning geworden Franse Plantagenets, die een nóg glorieuzer afkomst wilden dan de rivalizerende Capetingers, die zich op Karel de Grote beriepen. (Om zeker te spelen trok Geoffrey de lijn van Arthur nog door tot en met Aeneas van Troje! Eat your heart out, Hugo Capet!)
Er zijn natuurlijk in de prille historie van Groot-Brittannië wel figuren aan te wijzen die in aanmerking komen om model te hebben gestaan voor Arthur. Het probleem is echter dat ze in de realiteit cultuurloze tirannen waren in plaats van een minzame vorst. Dat is vrij makkelijk te verklaren: nadat de Romeinse bezetters door de Germanen waren verdreven, viel de hele Britse economie in duigen. Een zwaard met een schede erbij was bijvoorbeeld 19 slaven of 152 ossen waard! Vandaar ook de mythische kracht die aan het zwaard Excalibur wordt toegeschreven, dat aan Arthur wordt geschonken door the Lady of the Lake of dat hij met bovennatuurlijke kracht uit een rotsblok heeft getrokken. Ook van dit verhaal bestaan immers twee totaal verschillende versies.
Voor een muzikale kennismaking met de legendarische koning is de opera “King Arthur” van Henry Purcell (1659-1695) een aanrader. De tekst van deze opera, die in juni 1691 in première ging, is van de bekende dichter John Dryden, die op bepaalde momenten erg komisch uit de hoek komt (b.v. het “ritornello”).
De queste naar de Graal is overigens de voornaamste “zoektocht” die in dergelijke romans voorkomt. In Duitsland is er b.v. Wolfram von Eschenbach met “Parzival”, het prototype van de Graalridder en in ons taalgebied “De Historie van de Graal” van Jacob van Maerlant. De Graal is de schaal waarin Jozef van Arithmatea het bloed van Christus aan het kruis zou hebben opgevangen; sommige interpretaties voegen er ook nog aan toe dat het tevens de schaal van het Laatste Avondmaal zou zijn. De zoektocht naar de Graal wordt ook vaak als symbool gezien voor een innerlijke queeste naar zuiverheid, naar onschuld.
Maar hoe christelijk dit gegeven ook lijkt, het is eigenlijk van heidense oorsprong. Ook de Ronde Tafel die Guinnevere als huwelijksgeschenk aan haar gemaal Arthur geeft, wordt later beschreven als zijnde de tafel van het Laatste Avondmaal. De dertiende plaats aan de tafel (die van de verrader Judas) moest dan ook steeds onbezet blijven. In de 15de eeuw wordt op de grote markt in Leuven een gebouwtje opgetrokken als tegenhanger van het stadhuis dat “Tafelrond” wordt genoemd. Een dergelijk cafeetje bestaat ook op de Antwerpse grote markt (“Het Tafeltje Rond”).
Het steeds op “queste” gaan (zoektocht) leidde ook tot het beeld van “de dolende ridder”, waarmee Cervantes in “Don Quichote” de draak steekt.

Ronny De Schepper

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.