Jacques Rogge is gisteren op 79-jarige leeftijd overleden. Onze landgenoot stond van 2001 tot 2013 aan het hoofd van het Internationaal Olympisch Comité, waar hij als “Mister Clean” een nieuwe wind liet waaien.

Ikzelf had in 1992 een uitgebreid gesprek met Dr.Rogge in zijn artsenpraktijk (hij was orthopedisch chirurg) op de Charles Dekerchovelaan in Gent (ongeveer waar de aankomstlijn van de ritaankomst in de Tour 2007 lag), nadat ik hem tien jaar eerder had leren kennen op een debat in Gentbrugge (zie bovenstaande foto).

Niet alleen nam Rogge als zeiler in de Finn-klasse (waarin hij ooit wereldkampioen werd) zelf deel aan de Spelen van 1968, 1972 en 1976, hij was ook voorzitter van het Belgisch Olympisch Comité van 1989 tot 1992, toen hij verkozen werd als lid van het Internationaal Olympisch Comité.

Naast zeiler was Jacques Rogge ook rugbyspeler en zijn grootvader was zelfs een profwielrenner in dienst van Cyriel Van Hauwaert. Aangezien dat in die tijd niet veel voorstelde, werkte grootvader Rogge ook bij de spoorwegen. Daar raakte hij geïnteresseerd in de mogelijkheden van de elektrificatie, zodat hij zelf een zaak in elektrische installaties begon. Zijn zoon studeerde voor ingenieur en nam de zaak over, zaak die nu in handen is van Philippe, de oudere broer van Jacques. Deze had anderzijds de sportmicrobe van vader geërfd, die na atleet te zijn geweest bij La Gantoise zich eerst op de roeisport en daarna op de zeilsport richtte. De enige zoon van Jacques Rogge, Philippe, heeft op zijn beurt die liefde voor de zeilsport overgenomen, zijn zus Caroline is wel sportief maar is toch eerder actief in de communicatiesector. Hun moeder, radiologe Anne Bovijn, is al sinds de schoolbanken, of beter gezegd: de universiteitsbanken, de partner van Jacques Rogge.

In 1976 werd Dr.Rogge in anderhalve maand tijd geconfronteerd met twee overlijdens van topsporters die door hem werden behandeld: sprinter Romain Roels na een injectie in zijn achillespees en turner Stan Darden tijdens een operatie aan de pols. Ondanks het feit dat het hier om “ongevallen” ging, waarvoor Dr.Rogge van alle schuld werd vrijgepleit (Darden overleed aan verwikkelingen tijdens de narcose, Roels had een fatale allergische reactie na het toedienen van de medicatie), zijn dit uiteraard twee blijvende littekens voor de behandelende dokter.

Overal geprezen omwille van zijn onkreukbaarheid, geeft Rik Lamoral in Het Laatste Nieuws van 18 juli 2001 een voorbeeld dat precies het tegendeel bewijst. Onder de titel “misleider van de KGB” brengt Lamoral een voorval in de herinnering uit de Spartakiaden van 1979 (de algemene repetitie voor de spelen van Moscou van het jaar daarop), waaruit het “groot leiderschap” van Rogge zou moeten blijken.

Het gaat over de roebels van kinesist Frank Devis die uit diens hotel waren ontvreemd. Uiteraard had Devis “zoals wij allemaal,” schrijft Lamoral, “zijn roebels voor 8 frank het stuk op het Antwerpse Falconplein gekocht, in plaats van bij de Russische staatsbank voor 50 fr. de roebel.”

Welnee, mijnheer Lamoral, het zal u verbazen, maar niet iedereen koopt zijn roebels op het Falconplein (zie op deze blog mijn reisverslag naar de Sovjetunie). Een communistische staat oplichten mag dan nog voor iemand als u blijkbaar de gewoonste zaak van de wereld zijn, wat zeg ik, een aan te prijzen deugd, maar het is en blijft oplichterij. Dr.Rogge toonde zich dan ook géén “groot leider” toen hij Devis redde uit de “klauwen” van de KGB.

Overigens deed hij dit, aldus Lamoral, door zijn toegeklapte reiswekker op de tafel te leggen, zodat de KGB dacht dat dit een gesofistikeerde bandopnemer was. Nu, als de KGB een stelletje hufters waren die geen reiswekker van een bandopnemer konden onderscheiden, dan kan men zich met recht en rede afvragen waarom iedereen daar dan toch zo bang voor was…

Nee, als voorbeeld van de onkreukbare houding van Dr.Rogge zou ik veel liever “Knack” citeren, waarin hij stelt: “Wij moeten eens afleren om al te gemakkelijk met ons westers vingertje te staan zwaaien en om onze normen te willen opleggen aan de hele wereld. Wij kaarten, bij onze IOC-contacten met China, ook de mensenrechten aan. Maar dan komen zij aandragen met hun verdiensten. Namelijk dat ze in dat onmetelijke land anderhalf miljard mensen voeding, gezondheidszorg en onderwijs hebben gegeven. En dan vragen ze wat de Amerikanen, die iedereen de les lezen inzake mensenrechten, zoal vinden van de sociale uitsluitingen in hun getto’s. En van het feit dat één derde van hun bevolking in armoede leeft. Is dat geen schending van de mensenrechten misschien?”

In 1996, het jaar dat de Olympische Spelen hun 100ste verjaardag vierden, maakte Dr.Rogge ophef door te verklaren dat met tien duizend deelnemers de Olympische Spelen hun plafond hadden bereikt. Inderdaad, trop is teveel, zoals wijlen VDB zou zeggen, zodat men misschien het oude voorstel van stal kan halen om ook herfst- en lentespelen te houden, met een spreiding over vier jaar, zodat er elk jaar wel “een” O.S. plaats heeft, zonder die megalomane proporties? Ik legde hem dat voorstel nog eens voor tijdens een gesprek in zijn artsenpraktijk op de Vandekerkhovelaan in Gent (ongeveer waar de aankomstlijn van de ritaankomst in de Tour 2007 lag), zo ongeveer in het midden van de jaren negentig, nadat ik hem tien jaar eerder had leren kennen op een debat in Gentbrugge.

Dr.Rogge: Nee. Die plannen werden definitief in de lade gelegd. We hebben nu wel sedert Lillehammer ’94 de afwisseling van zomer- en winterspelen, maar daar blijft het bij.

– En wat dan met het Hollandse voorstel om veldrijden en veldlopen in de winterspelen te laten opnemen?
Dr.Rogge:
Er is een principe bij de winterspelen dat het sporten moeten zijn die essentieel gebruik maken van ijs of sneeuw. Bij veldrijden zijn die niet essentieel. Je kan dat net zo goed in de modder of op een droog terrein. En voorlopig wordt er aan dit principe niet getornd, al wil ik in de toekomst niets uitsluiten natuurlijk. (*)


– Ooit werd gezegd dat u ook “te dure, te militair geïnspireerde en te blanke sporten” wou verwijderen…
Dr.Rogge:
Dat heb ik nooit gezegd, dat is de interpretatie van een journalist geweest. Ik heb alleen gezegd dat de sporten zullen moeten bewijzen dat ze universeel populair zijn. Het gaat niet op van een sport te bewaren die maar door zes landen wordt beoefend. Er staan sporten te trappelen om binnen te komen, maar dat kan niet, als er geen andere verdwijnen. Men kan er immers niet van uitgaan dat het programma door de eeuwen heen ongewijzigd zal blijven. Sport is in een voortdurende evolutie en het is vrij lang geleden dat er nog eens een grondige aanpassing is geweest voor de Spelen.

EEN EUROPESE PLOEG?
Het nationalisme op de O.S. is altijd al een doorn in het oog van velen geweest. Akkoord dat dit de competitie “boeiender” maakt, maar dat zou toch ook zo zijn mochten b.v. alle staten van de V.S. met een afzonderlijk team aantreden. Of omgekeerd: waarom zou de Europese Gemeenschap niet één grote ploeg kunnen vormen?
Dr.Rogge: Het is evident dat de diverse staten van de V.S. valabele ploegen zouden kunnen afvaardigen. Maar alle Amerikanen zijn Amerikaanse burgers. Zij hebben hetzelfde paspoort. Dat is in Europa nog steeds niet het geval. De Amerikaanse staten zijn eigenlijk een soort van superprovincies, terwijl wij allemaal nog onze eigen regering hebben. En de sport is nu eenmaal gestructureerd volgens staatkundige internationale erkenning. Ergens moet je die populatie van vijf miljard mensen toch indelen? Je zou dat kunnen doen op gebied van godsdienst, maar dan verwek je een soort van godsdienstoorlog. Je zou het kunnen doen op basis van de verschillende rassen, maar dan werk je het racisme in de hand. Uiteindelijk is het staatkundige model dus nog het makkelijkst. Op die manier wordt gans de wereld toch nog afgevaardigd op de Spelen, zij het dan in kleine brokjes. Ten tweede is er ook altijd een link met overheidssteun. Je gaat immers geen overheidssteun krijgen als de sport niet parallel loopt met de identiteit van die overheid. En dat is nochtans nodig omdat de sport alleen maar kan bloeien mits financiële en structurele investering van de overheid. Dat is zelfs het grote probleem hier in België. Wij zitten nu eenmaal met die Belgische identiteit die het buitenland ons opkleeft, maar sedert de staatshervorming is de overheidssteun verdeeld over drie gemeenschappen. Wij moeten dan maar zien dat dit in elkaar past. In andere landen gebeurt dat niet. Daar is er één minister van sport die praat met het Olympisch Comité. 20 jacques roggeIn Canada bijvoorbeeld, omdat men daar de internationale functie van de sport heeft ingezien. Waar ik wél voor pleit, al weet ik dat ik daar voor het ogenblik alleen voor sta, maar juist daarom is het misschien een beetje mijn zorgenkind geworden, dat is de integratie van de migranten. Het Vlaams Blok zal me dat misschien kwalijk nemen, maar tot daartoe, een mens moet zijn verantwoordelijkheid opnemen. Ik pleit namelijk voor een systeem waarin een Olympische ploeg of een ploeg in het algemeen zou kunnen worden samengesteld uit residenten, wat dus niet hetzelfde is als nationaliteiten. Wie in België ingeschreven is en er belastingen betaalt, heeft mijns inziens het recht om in een Belgische ploeg te worden opgenomen. Ik zie dus heel goed een voetbalploeg met daarin een paar Scifo’s, zonder dat die daarom de Belgische nationaliteit hebben moeten aannemen. Natuurlijk moet je het nog koppelen aan een aantal regels, zodat het geen opportunisme wordt en je drie weken voor de Spelen niet vlug ergens in een land gaat wonen. Maar als je nu b.v. al drie jaar in een land woont, dan bewijst dat toch dat je er wat voor over hebt? Dat zou nota bene ook alle problemen uit de weg ruimen in verband met de Europese Gemeenschap. Ik ga daar dan ook voor vechten, ook al is het wellicht niet direct haalbaar. Tenslotte is een ploeg de emanatie van een lokale gemeenschap. Men identificeert zich met die ploeg en het probleem van de zuivere nationaliteit vervaagt dan. Als Anderlecht Europees speelt, dan staat heel België achter hen. Maar hoeveel Belgen staan er in die ploeg? Zestig procent? Door het verschijnsel van de zogenaamde “voetbalbelgen” zijn er in de periode van Mulder en Rensenbrink momenten geweest dat er maar vier echte Belgen op het terrein liepen! Als die mensen dus lang genoeg bij ons zijn, moeten ze mijns inziens in de nationale ploeg kunnen geraken, ook als ze geen paspoort van ons land hebben. Ik ben trouwens in het algemeen een voorstander van het afschaffen van de vlaggen en de hymnes op de O.S. Voor mij kan iedereen onder de Olympische vlag en met de Olympische hymne op het podium komen. Bij de Jeugdspelen die we in Brussel hebben georganiseerd hebben we dat zelfs reeds toegepast.
– U pleit ook voor een staatssecretariaat voor de sport (“Hoe kan één minister ’s morgens over opera discussiëren en ’s namiddags over voetbal?”). Bent u daarvoor dan zelf kandidaat?
Dr.Rogge (lacht):
Als er één zaak is, waar ik geen enkele ambitie voor heb, wat ik zelfs nooit zou willen, dan is het wel een politiek mandaat. Dat kan ik u verzekeren. (Droomt weg) Of het zou moeten zijn als een technocraat in een zakenkabinet? Maar dat is bij ons niet mogelijk. Stel dat de koning zegt, er is een regering met alleen maar technocraten, die geen politieke kleur hebben… Maar nee, dat bestaat niet. Uitgesloten.
TOPSPORT IS NIET GEZOND
– Bij zo’n staatssecretariaat zou ook al snel discussie ontstaan over de verhouding tussen topsport en sport voor de massa.
Dr.Rogge:
Ik heb alleszins nooit beweerd dat topsport iets is voor de massa. Topsport is voor een kleine groep met speciale aanleg en speciale motivatie. Niemand zegt dus dat topsport voor iedereen is weggelegd, maar wel moet iedereen een valabele lichamelijke opvoeding krijgen, zodat men later op een recreatieve manier aan sport kan gaan doen en bij diegenen die er aanleg voor hebben en ook gemotiveerd zijn kan dat dan competitief gebeuren, zodat daaruit een hele kleine elite kan groeien. Topsport in België dat zijn tweeduizend mensen, hé! Terwijl er zo’n vijf miljoen mensen op min of meer regelmatige basis recreatief of competitief aan sport doen. Dan is het toch duidelijk dat het hier om uitzonderingen gaat? Want er zijn inderdaad ook nadelen verbonden aan de topsport. Dat weten wij zeer goed en dat proberen wij te controleren. Maar wij hebben nooit gezegd dat topsport een middel was om de volksgezondheid te verbeteren.
– Is er sowieso nog een relatie tussen het hebben van een “vedette” en het sportieve karakter van de jeugd? De tijd van Eddy Merckx of Ingrid Berghmans is toch al lang voorbij? Nu is er zo goed als geen belangstelling voor sportvedetten bij de jeugd.
Dr.Rogge:
Dat durf ik tegenspreken. Als Robert Van de Walle een gouden medaille behaalde, dan heeft de judo-federatie het jaar nadien het aantal leden met dertig procent zien stijgen! Het succes van de gebroeders Saive in het tafeltennis heeft het aantal aansluitingen in die federatie fenomenaal de hoogte ingedreven. De voetbalbond heeft hetzelfde meegemaakt met de successen van de voetbalploeg in Mexico en in Italië. Maar men moet het wel onderhouden. Want na een tijdje zijn er drop-outs. Als dat dus niet onderhouden wordt door telkens nieuwe vedetten, dan komt men in de problemen natuurlijk.
DE FYSIEKE CONDITIE VAN DE JEUGD
Middelbare scholieren, vooral de meisjes, zijn pillenslikkers. Zo gebruikt 20 tot 40% geneesmiddelen. Hoofdpijn, futloosheid, zenuwen, rugpijn zijn hun kwalen. Ruim drie procent scholieren gebruikt bovendien verboden middelen.
De lichamelijke en geestelijke conditie van onze jeugd is overigens bedenkelijk. Ruim 15% van de kinderen tussen 6 en 12 jaar vertonen ernstige gedrags- en emotionele problemen, die leiden tot agressie, sociaal isolement, hyperactiviteit en depressie. (Bron : VRIND 1994, een uitgave van de Algemene Planningdienst van de Vlaamse Gemeenschap.)
Dr.Rogge: Als onze sport welvarend wil zijn dan moeten er eerst en vooral een aantal structurele veranderingen worden doorgevoerd. Zo moet er veel meer lichamelijke opvoeding op school gegeven worden. Onze jeugd moet ook een andere boodschap krijgen, een boodschap van voedingshygiëne, van motorische ontwikkeling, d.w.z. veel meer bewegen en waarschijnlijk dus ook veel minder televisie kijken, niet roken en geen alcohol. Dat zijn allemaal zaken waar veel meer aandacht moet naartoe gaan en waarin ook veel meer investeringen zouden moeten gebeuren. Eigenlijk maakt dat deel uit van de ecologie. Agalev heeft het alleen maar over de natuur, wij hebben het over het lichaam. Dat lichaam wordt vandaag in België verwaarloosd, dat durf ik zeggen. En als het lichaam verwaarloosd wordt dan zal ook de geest verwaarloosd worden.
– U pleit voor een deeltijds schoolsysteem, ’s morgens studeren, ’s namiddags sporten…
Dr.Rogge:
Niet alleen sporten! De ervaring in het buitenland leert ons dat het enig haalbare pedagogische systeem, waarbij zowel de mentale, psychologische als fysische ontwikkeling gewaarborgd wordt, een halve-dag-systeem is, zoals de Angelsaksers altijd al hebben gehad. Maar niet alleen zij: in Duitsland studeert men tot één uur en de namiddag wordt besteed ofwel aan sport, ofwel aan culturele activiteiten en meestal nog aan een combinatie van de twee. Bij ons geeft men een pak materie, de leerlingen moeten dat slikken, zij moeten dat verwerken, maar men kan zich de vraag stellen of men hen wel voldoende opleidt tot individu. De school zal natuurlijk antwoorden, en misschien niet helemaal ten onrechte, dat dit de rol is van de ouders. Maar het sociale patroon is veranderd. In de meeste huisgezinnen gaan de beide ouders uit werken. Het vormend karakter van de familie wordt dus moeilijker en moeilijker. Ook dat is een maatschappelijk debat. Als men vindt dat de familie die rol moet blijven waarmaken, dan moet men daar sociale maatregelen voor treffen zodat één van de partners kan thuis blijven. Ofwel moet de school zich aanpassen. Maar als ik ga praten met pedagogen, waarvoor ik veel respect heb, dan stel ik mij soms de vraag of die mensen nog wel contact hebben met de werkelijkheid? Hoe kan men immers beweren dat de ontwikkeling van de fysieke conditie geen zaak is van de school, terwijl men moet vaststellen dat de jeugd niet meer te motiveren is omwille van de televisie, omwille van de mechanisatie van het vervoer, omwille ook van het feit dat ze geen bewegingsmogelijkheden meer hebben. Fietsen op straat is immers een halsbrekende aangelegenheid geworden. Dan vind ik dat men van hogerhand de school op haar verantwoordelijkheid zou moeten wijzen. Maar let op: wij pleiten niet voor sport op school. Dat hebben wij nooit gezegd. Het is de publieke opinie die dat daarvan heeft gemaakt. Wat wij willen is lichamelijke opvoeding. En dat is niet hetzelfde! Sport kan een onderdeel zijn binnen het pakket van de lichamelijke opvoeding, akkoord, maar sport is op de eerste plaats iets voor buiten de school.
– Uzelf deed aan topsport en dat zelfs tijdens uw medische studies!
Dr.Rogge:
Een kwestie van organisatie. Ik trainde drie keer per dag. Dat betekende om kwart voor zes opstaan om een half uur later een kilometer of tien te lopen, dan douchen, ontbijten, naar de les gaan, tussen twaalf en twee rap naar het BLOSO-centrum om aan powertraining te doen, om twee uur terug naar de les en om vijf, zes uur gaan zeilen. Maar ik deed het graag, dus dat kostte me geen moeite. Je kan natuurlijk niet uitgaan, niet naar televisie kijken, niet naar de bioscoop gaan, niet op vakantie gaan. Maar ja, dat is een keuze die je vrijwillig maakt.
– Met andere woorden: topsport en studie zijn te combineren, het zijn echter de andere activiteiten die men moet laten vallen?
Dr.Rogge:
Topsport en studie zijn te combineren als men voor de twee een zekere aanleg heeft, ja. Als je moeilijk studeert, zal dit waarschijnlijk niet het geval zijn. Studeren aan de universiteit is echter meestal louter een kwestie van geheugen, hoor. Echt verstandig moet je niet zijn. Als je dus snel memoriseert, is het wel te doen. Maar het vraagt wel een ijzeren discipline.

Naschrift
Toen Jacques Rogge in 1992 door de koning in de adelstand werd verheven, reageerde hij in “Het Laatste Nieuws”: “Ik geef toe dat het mijn ijdelheid streelt, maar eigenlijk zou ik liever ‘keizer van Herentals’ zijn, als je begrijpt wat ik bedoel…”

Referentie

Ronny De Schepper, “Ook migranten moeten Rode Duivel kunnen worden”, Graffiti januari 1992

00 jacques rogge

(*) “Als we Dr.Jacques Rogge, de vroegere voorzitter van het IOC, iets kwalijk nemen, is het dat hij het veldrijden niet uit de Vlaamse klei heeft getild. Twee decennia heeft hij aan de knoppen van de internationale topsport gezeten. Een uur lobbywerk, twee omgewrongen armen en drie lunches hadden moeten volstaan om de cross op het olympische programma te krijgen – de snelweg naar internationalisering. Maar wellicht dacht Rogge – Mr.Clean, wil het cliché – er niet aan om zich te verlagen tot ordinaire manoeuvres in de coulissen.” Aldus Marc Vermeiren in Het Nieuwsblad van gisteren, 25 februari 2021. Alvast een vooruitgang ten opzichte van zijn collega Hans Jacobs in 2014, die als vertegenwoordiger van de grootste Vlaamse sportkrant juist wat TEGENargumenten ging aandragen, maar ook nu zal het helaas bij een goedbedoelde column blijven, vrees ik…

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.