Het is vandaag 345 jaar geleden dat de Duitse auteur Hans Jacob Christoffel von Grimmelshausen is overleden. Hij is vooral bekend van de schelmenroman “Der Abentheuerliche Simplicissimus Teutsch” uit 1668, dat echter oorspronkelijk is verschenen als zijnde van German Schleifheim von Sulsfort. Pas in de negentiende eeuw kon hij worden thuisgebracht als Hans Jacob Christoffel von Grimmelshausen. Alhoewel het werk geïnspireerd is op zijn eigen avontuurlijk leven (o.a. tijdens de Dertigjarige Oorlog), is het toch meteen ook al een verbastering van het genre, aangezien het toch wel erg moraliserend is, zelfs in religieuze zin (de picareske avonturen zijn een loutering voor de ziel). Die moraliserende invloed wordt steeds sterker naarmate er weer een “sequel” bijkwam (in totaal zes). In die uit 1670 komt o.m. “Die Landstörzerin Courasche” voor, wat Brecht inspireerde tot “Mutter Courage”.

“Als ik het in de literatuur voor het zeggen had, zou ik de toevalligheid verbieden,” schrijft Julian Barnes in “Flauberts papegaai” (p.79). “Of nee, niet helemaal. De toevalligheid zou toegestaan blijven in het picareske genre: daar hoort ze thuis.” Binnen de avonturenroman neemt de schelmenroman of picareske roman dan ook een heel aparte plaats in. Zoals de naam reeds laat vermoeden dient de oorsprong van het genre in Spanje gezocht (picaro in het Spaanse woord voor schelm). Men meent zelfs één bepaald werk te kunnen aanduiden dat de basis ervan ligt, namelijk het anonieme verhaal over Lazarillo de Tormes, geschreven in 1554, al heeft de Italiaanse Commedia dell’Arte-figuur Arlecchino zeker ook tot de beeldvorming bijgedragen.
Uit de volledige titel kunnen we reeds veel leren over het genre: “La vida del Lazarillo de Tormes y de sus fortunas y adversidades”. De levensloop dus van een maatschappelijke verschoppeling die een hogere sport op de sociale ladder tracht te beklimmen en daar met vallen en opstaan ook in slaagt. Het is een typische illustratie van de Middeleeuwse voorstelling van het “Rad der Fortuin”: de steeds kerende kansen van het lot, of zoals de popgroep Blood, Sweat and Tears zong: “What goes up, must come down, spinning wheel spinning round”. Zo is Lazarillo achtereenvolgens knecht van een bedelaar, een pastoor, een blinde, een arme edelman. Uiteindelijk wordt hij echter stadsomroeper en trouwt met de geliefde van een geestelijke.
MAATSCHAPPIJKRITIEK
Het feit dat Lazarillo met verschillende lagen van de bevolking in contact komt, stelt de auteur in staat om kritiek uit te oefenen, maar telkens wel op een geestige manier.
In Spanje zelf kende de anonieme auteur ontelbare navolgers en later werd ook Frankrijk door de rage aangestoken. De Parijse advocaat Alain Lesage, wellicht de eerste auteur die uitsluitend van zijn pen leefde, schreef in 1715 “Gil Blas de Santilhane”, een verhaal dat zodanig de Spaanse traditie navolgde dat het daar zelfs volledig gesitueerd was.
Daar staat echter tegenover dat in de Franse literaire traditie de picaro een verburgerlijking ondergaat. Niet alleen qua afkomst, maar ook de schelmenstreken worden met een flinke dosis gemoraliseer overgoten. Sorel en Scarron bijvoorbeeld hebben het genre meer “geromanceerd” (tegenover het fragmentarische, het anecdotische van een “echte” schelmenroman).
INDIVIDUALIST
Typisch voor het genre is ook dat boven elk hoofdstuk de belevenissen reeds kort staan samengevat (al zijn er zeker evenveel uitzonderingen op deze regel). Van “Heaven’s my destination” van Thornton Wilder uit 1934 kan men moeilijk beweren dat het een schelmenroman is, aangezien het hoofdpersonage, de religieuze fanaticus George Brush (met een “r”!), zowat het tegengestelde is van een schelm. Door die techniek echter toe te passen geeft de auteur nog meer kracht aan het ironische van zijn relaas. Trouwens ook de manier waarop Brush zich met zijn fanatisme steeds weer in nesten werkt is eigenlijk precies hetzelfde als hoe het er in een schelmenroman aan toegaat.
De échte schelm is uiteraard ook een individualist bij uitstek, aangezien hij ongebonden in allerlei gedaantes opereert (b.v. Lazarillo, Abentauerliche Simplizissimus). Het is slechts later dat er een soort van “Watson” werd ingevoerd, als klankbord voor de picaro om zijn ideeën te spuien, maar die meteen ook zijn vrijheid een beetje aan banden legt. Typen als Lamme Goedzak of Sancho Panza denken immers meer aan materialistische zaken als eten en slapen dan hun “idealistische” gezel.
Merkwaardig is dat zelfs Tom Lanoye in “Alles moet weg” deze relatie op deze wijze behoudt ondanks het feit dat zijn hoofdfiguur homoseksueel is. Zijn liefde richt zich echter op een schoolvriend en niet op zijn “compagnon de route”.
HEINSIUS
De “Roman comique” van Scarron werd in het Nederlands vertaald door Nicolaas Heinsius jr., de kleinzoon van de bekende humanist Daniël Heinsius. Zelf een beetje avonturier zijnde koppelt hij deze literaire invloed aan biografische elementen en zo komt in 1695 “De vermakelijke avonturier” op de markt, die in een bewerking van H.Van Gorp in een “leesbare” versie is uitgegeven bij Manteau.
“Leesbaar” is natuurlijk een relatief begrip (en dat niet alleen omwille van de uitgebreidheid van het werk, zélfs in ingekorte versie) omdat zijn manier om de taal te hanteren toch heel wat meer vergt dan wat spellingseigenaardigheden die worden aangepast of verklarende voetnoten bij in onbruik geraakte woorden. Zware kost dus, ondanks de lichtvoetigheid van het genre.
Maar zó lichtvoetig is “De vermakelijke avonturier” nu ook weer niet, omdat hij zich dus inschrijft in de “verburgerlijkte” versie van de schelmenroman. Zo zou ik de hoofdfiguur Mirandor ternauwernood als een schelm bestempelen. Het is integendeel (vooral in het eerste deel) een sukkel, een beetje een idioot zelfs, die zich geregeld bij de neus laat nemen en eerder “ondanks zichzelf” uiteindelijk toch het beoogde doel bereikt, zijnde hoger maatschappelijk aanzien.
Ook op het vlak van de liefde is dit het geval. De hartstocht die Mirandor zijn Clarice toedraagt (flauwvallen en andere slap-attaques inbegrepen), doet ons eerder denken aan hoofse ridderromans of pathetische werken uit de vroege romantiek à la Rhijnvis Feith en niet aan de erotische escapades van echte picaro’s, die als volleerde picadors de vrouwen met hun instrument bestoken.
Nochtans komen lichamelijke geneugten van allerlei aard ruimschoots aan bod in de picareske roman. De oorspronkelijke schelmenromans gingen immers terug op bepaalde novellen uit Boccaccio’s “Decamerone” waarin de erotiek voor 90% is terug te brengen op louter seksuele activiteiten. Het veelhaast kunstmatige slot waarbij de picaro “zijn leven betert” en als gehuwd man de rest van zijn dagen met pijp en pantoffels achter zijn krant slijt (naast Lazarillo kan hiervoor ook “Tom Jones” van Fielding en “onze” Tijl en Nele worden aangehaald), is dan ook een toevoeging die binnen het kader van de moralisering dient gesitueerd. Al kan men het zeker ook als een verburgerlijking kan interpreteren. Van schelm tot burger, als het ware.
Op dat vlak is de Amerikaanse schrijfster Erica Jong een veel consequentere doortrekking van het picareske genre, met bovendien de pikante vaststelling dat het initiatief hier door een vrouw wordt genomen (bijvoorbeeld “Fear of flying”, vertaald als “Het ritsloze nummer”), net zoals Coventry, de vrouwelijke hoofdpersoon van het gelijknamige boek van Sue Townsend uit 1990, dat bovendien nog het voordeel heeft dat Townsend veel meer dan Jong ook de sociale context in beeld brengt. Andere recente schelmenromans zijn “Lucky Jim” van Kingsley Amis uit 1954, “Baudelino” van Umberto Eco uit 2001 en “De honderdjarige man die uit het raam klom en verdween” van de Zweedse auteur Jonas Jonasson uit 2009.
Het dient trouwens te worden toegegeven dat ook Heinsius van dit traditionele stramien afwijkt. Hij formuleert het trouwens zelf: “Indien ik, gunstiger Lezer, den stijl der Romanisten volgen wilde, behoorde zich mijn geschiedenis hier bij mijn trouwen te eindigen; maar dewijl ik meermaals en voordezen gezegd heb, dat mijn oogwit nooit geweest is een Roman (…) maar wel ’t waarachtig verhaal van mijn leven te beschrijven, wil ik mij aan de regels van deze ongelukkige waarzeggers niet keren…”.
En inderdaad, op de vijf resterende bladzijden slaagt Clarice er nog in van verdriet (over de dood van haar broer) te sterven, zodat Mirandor/Heinsius, “dewijl mij het stilzitten, en mijn Vaderland nu wederom begint te walgen”, besluit van opnieuw op pad te trekken, en route vers des nouvelles aventures, die hij dan ook in het vooruitzicht stelt ooit te boekstaven. Het is hem echter niet meer vergund geweest.
Referentie
Ronny De Schepper, Van schelm tot burger, De Rode Vaan nr.29 van 1982
Hallo Ronny,
bij dit stuk past echt wel deze foto: een beeld van Lazarillo de Tormes, het arme jongetje dat door zijn moeder aan een blinde wordt uitbesteed. Dit beeld staat dan ook niet voor niets te Salamanca, aan de oevers van de río Tormes. Wie het origineel wil zien, kan hier klikken.
Groetjes
Jan
LikeGeliked door 1 persoon
In oktober 2012 verscheen de Nederlandstalige schelmenroman ‘Eus’ van de jonge veelbelovende schrijver Özcan Akyol uit Deventer.
LikeGeliked door 1 persoon