Het is vandaag ook al 35 jaar geleden dat de Amerikaanse jazz-klarinettist Benny Goodman is overleden.
Als zoon van arme Joodse immigranten leerde hij in Chicago klarinet spelen in een jeugdorkest dat door een goed doel werd gefinancierd. Op twaalfjarige leeftijd imiteerde hij al de bekende bandleider en klarinettist Ted Lewis.
Andere invloeden waren die van de jazzklarinettisten in Chicago, met name Johnny Dodds, Leon Roppolo en Jimmy Noone. Benny Goodman begon op zijn zestiende te spelen bij het orkest van drummer Ben Pollack, een van de toporkesten in Chicago en maakte met hen in 1926 zijn eerste opnames. De eerste opnames op zijn eigen naam kwamen twee jaar later.
Aan het eind van de jaren twintig werd hij sessiemuzikant in New York. Zijn reputatie was die van een goed voorbereide en betrouwbare speler. Hij speelde met de beroemde Amerikaanse bands van Red Nichols, Isham Jones en Ted Lewis. Hij vormde zijn eigen band in 1932. In 1934 begon hij met optredens voor het radioprogramma Let’s Dance. Voor de show had hij iedere week nieuwe muziek nodig en John Hammond, met wie hij bevriend was (*), raadde hem aan wat jazzmuziek van Fletcher Henderson te kopen. Henderson was de bandleider van de populairste zwarte Amerikaanse band aan het eind van de jaren twintig en het begin van de jaren dertig.
De combinatie van zijn klarinetspel, de muziek van Henderson en een goed geoefende band zorgden ervoor dat hij in het midden van de jaren dertig snel bekendheid kreeg. Na zijn fabelachtige optreden op 21 augustus 1935 in de Palomar Ballroom in Los Angeles kreeg hij ook nationale bekendheid. Zijn radio-optredens zorgden voor een schare fans in Californië, waar hij met open armen ontvangen werd. Daardoor trok hij de aandacht van de nationale media en werd op slag beroemd. Sommige schrijvers hebben deze datum aangemerkt als de start van de swing. Contracten stroomden binnen, Goodman prijkte aan het hoofd van vele affiches. Naar het schijnt heeft juist zo’n affiche de naam aan de muziek gegeven: op de vraag wat men erop moest plaatsen, zei Goodman “Benny Goodman and his Orchestra”. “Dat kan niet“, zei men. “Je moet een klinkende naam hebben, iets zoals Guy Lombardo and his Royal Canadians” (een zeer populair dansorkest uit die tijd). “Maak er dan Benny Goodman and his Swing Band van,” zou Gene Krupa toen gezegd hebben …
Op 16 januari 1938 speelde hij het beroemde concert in Carnegie Hall in New York. Hij was de eerste die jazz speelde in deze beroemde concertzaal, en er was in eerste instantie veel tegenstand tegen een jazzconcert in deze tempel van de klassieke muziek. Het concert was echter een groot succes en versterkte de reputatie van jazz als een kunstvorm.
In het midden van de jaren veertig verloren de bigbands echter veel van hun populariteit (**). De oorzaak hiervoor was dat veel getalenteerde muzikanten het leger in gingen of beter betaald (fabrieks)werk gingen doen. Rubber en benzine werden tijdens de Tweede Wereldoorlog gerantsoeneerd, de opname-industrie had met twee lange stakingen te kampen, en sterren als Frank Sinatra wonnen aan populariteit. A significant moment in the rise of the vocalist occurred when Sinatra performed with Benny Goodman and his Orchestra at New York City’s Paramount Theater on December 30, 1942. Sinatra was third–billed on the program and although he was the United States’ most popular singer, Goodman had never heard of him. Goodman announced him and the audience roared and shrieked for five minutes. Goodman’s response was, “What the hell was that?” Once Sinatra started to sing, the audience continued to shriek during every song. As a saxophone player said, “When Frank hit that screaming bunch of kids, the big bands just went right into the background.” [Wikipedia]
Wat zeker mede de ondergang van de big bands heeft versneld, is de taks die na W.O.II geheven werd op het dansen. Dat was (buiten het feit dat de staat op die manier gemakkelijk geld in ‘t bakje kreeg) vooral een maatregel tegen de “zedenverwildering”, waardoor in datzelfde kader ook strenge eisen qua leeftijd werden gesteld.
Dat halo van “slechte invloed” werd nog in de hand gewerkt toen Elmer Bernstein voor “The man with the golden arm” in 1956 een pseudo-jazz-score schreef, die de bindingen tussen jazz en de onderwereld suggereerde en er tevens de oorzaak van zou zijn dat van dan af alle gangsterfeuilletons dergelijke lamentabele muziek meekregen. Daarom gingen de jazz-fanaten veel kritiek uitoefenen op het artisticiteit van het genre. Zij noemden het geen jazz meer en uit reactie speelden zij opzettelijk niet-dansbare muziek: de bop, later be-bop of re-bop.
Voor vele swing-groten was dit “nieuwe klimaat” een dubbele doodsteek: niet alleen was het succes gaan vliegen, ook bij hun collega’s vonden ze geen gehoor meer. Benny Goodman b.v. probeerde toen bop te spelen, o.a. met medewerking van Stan Getz (1927-1991), maar toen dit hem niet lukte, kapte hij ermee. Onnodig eraan toe te voegen dat ook de opkomst van de rock’n’roll de teleurgang van de swing mede heeft veroorzaakt ondanks het feit dat in 1955 (het jaar van “Rock around the clock”) door Valentine Davies nog “The Benny Goodman Story” werd gedraaid…
Velen suggereren dat Goodman hetzelfde succes met jazz en swing had als Elvis Presley met rock’n’roll. Beide artiesten maakten de zwarte muziek populair bij een jong blank publiek. Veel van Goodmans arrangementen werden jaren ervoor al gespeeld door het orkest van Fletcher Henderson en Goodman gaf dit ook zelf aan, maar zijn jonge fans hadden nog nooit van Henderson gehoord. Goodman drukte echter met zijn virtuoze en creatieve klarinetspel wel degelijk zijn eigen stempel op de stukken, en was daarmee een van de meest vernieuwende jazzmuzikanten van voor de bebop.
Goodman is ook verantwoordelijk voor een grote stap voorwaarts in de rassenintegratie in Amerika. Aan het begin van de jaren dertig konden zwarte en blanke muzikanten niet samen spelen in veel clubs en concerten. In de zuidelijke staten was het bij wet verboden. Benny Goodman ging hier tegenin en begon met de zwarte pianist Teddy Wilson en de blanke drummer Gene Krupa het Goodman Trio. In 1936 voegde hij Lionel Hampton toe op de vibrafoon en vormde het Benny Goodman Quartet. Van 1940 tot zijn vroegtijdige dood in 1942 speelde de vernieuwende jazzgitarist Charlie Christian bij de band. Benny Goodman was immers ook een man van de vernieuwing. In 1937 ontwierp de firma Gibson een elektrisch versterkte “Spaanse” gitaar (maar dus nog altijd mét klankkast). De bekendste speler op dit instrument was dus Charlie Christian. (Later zou deze b.v. ook samenwerken met Philip Catherine.) Gene Krupa was dan weer één van de eersten om een ware “drumsolo” tijdens een nummer te geven. Tijdens “Sing, sing, sing” bijvoorbeeld, het grootste succes van het orkest van Benny Goodman, ook al is het geschreven door niemand minder dan Louis Prima.
Door zijn bekendheid hoefde Goodman niet om financiële redenen door de zuidelijke staten te toeren, waar de samenstelling van de band zeker tot arrestaties zou hebben geleid. Zo hielp hij ook Billie Holiday (1915-1959) aan haar platendebuut met het lied “Your Mother’s Son in Law”. Het was wel opvallend dat Benny Goodman, die dus één van de eersten (zo niet dé eerste was) om samen te spelen met zwarte muzikanten, Billie Holiday niet met zijn orkest liet optreden, maar wel met een eigen groep uitsluitend bestaande uit zwarten. (Later zou hij wél opnames met haar maken.) Veel later had hij als zangeres o.m. Lena Horne (1917-2010), maar toen ze een verhouding begon met de linkse zanger-acteur Paul Robeson (1898-1976), kwam ze in de problemen met de McCarthy-commissie. Goodman zelf zou ook nog samenwerken met vocalisten als Jimmy Rushing en Peggy Lee.
Wat velen niet weten over Benny Goodman, is dat hij ook een begaafd klassiek speler was. Eind jaren dertig had hij al een opname gemaakt van Mozarts klarinetkwintet en in de late jaren veertig speelde hij werken van voornamelijk 20e-eeuwse componisten, onder wie Igor Stravinsky, Leonard Bernstein en Morton Gould. Hij bleef ook gedurende de jaren dertig en veertig optreden met de belangrijkste Amerikaanse orkesten, waarbij hij vooral gewaardeerd werd vanwege de combinatie van expressiviteit – uit de jazz ontleend – met een perfecte klassieke techniek. Zo trad hij in de jaren zestig op als solist bij het Rotterdams Philharmonisch Orkest o.l.v. Fanz Paul Decker in Mozarts beroemde klarinetconcert.
Eigenlijk zou enkel Artie Shaw (1910-2004) in die periode Benny Goodman de titel van de Koning van de Klarinet betwisten. Net als Goodman zou hij een opname maken van het beroemde klarinetconcerto van Mozart en hij zou er nog een schepje bovenop doen door zelf een concerto voor klarinet te schrijven, dat o.m. nog door Walter Boeykens en Marc Vertessen is uitgevoerd. In 1945 bracht Benny Goodman zelf trouwens ook zijn “Symphony” uit.
Benny Goodman was overigens inderdaad ook het grote idool van Walter Boeykens (1938-2013): “Ik was in de tijd toen ik op het conservatorium van Brussel zat bevriend met de gebroeders Mertens en die mannen konden vibrato’s maken, terwijl ik daar met bloedende lippen zat, omdat ik daar klarinet moest spelen ‘als een hobo’. Ja, toen was ik heel ongelukkig. In Brussel was men aanhanger van de oude Franse school met een dunne sonoriteit, wat de klarinet overigens niet erg populair heeft gemaakt. Als oudere mensen mij horen spelen, dan zeggen ze vaak: ik heb dat nooit graag gehoord, maar de manier waarop jij klarinet speelt, die kan ik wel appreciëren. En dat is een aanduiding dat er inderdaad iets veranderd is. Maar wij moesten dus zo ‘dun’ mogelijk spelen met een heel klein vibratootje. Kom zeg, dat was bijna niet te doen. Dat was onnatuurlijk. En ik ben er dan inderdaad mee gestopt omdat ik niet meer van dat instrument hield. Een hobo of een fluit, die mocht dan nog zingen en vibreren, maar wij niet. En dan ben ik een beetje naar de sound van Goodman gaan zoeken, vrij dik en rond, met de keel. Zeer mooi voor opnames! En nu denk ik dat ik in het midden zit: 70 procent Engels en 30 procent Frans, want ik moet toegeven: je moet bij een klarinet inderdaad wel opletten met vibrato want je krijgt dan rap een jazz-sound. Bij Debussy kan dat dan wel meer dan bij Weber b.v.”
Ook Gentenaar Freddy Saget sluit zich daarbij aan: “Mijn grote voorbeelden zijn Benny Goodman en Artie Shaw. Die hebben beiden ook het concerto van Mozart opgenomen b.v. Gemakkelijke muziek bestaat immers niet. Maar het grote verschil is dat men jazz echt moet aanvoelen.”
Uitsmijter: Bob Benny (1926-2011) heeft zijn artiestennaam aan hem te danken…
Ronny De Schepper
(*) Benny Goodman trouwde in 1942 met Alice Hammond, de zus van zijn vriend John Hammond. Zij hadden twee dochters, Benjie en Rachel.
(**) Dit is uiteraard de visie van de auteur van de Wikipedia-bijdrage. Alhoewel hij ernstige argumenten aandraagt, kan men net zo goed het omgekeerde beweren als men Glenn Miller als voorbeeld neemt. Zeker in Europa vierde de big band-muziek na de Tweede Wereldoorlog hoogtij. Ook al omdat het de muziek van “de overwinnaar” was…