Zoals Jan Melicaen de opera-correspondent was van De Rode Vaan in de Gentse opera, zo werd deze functie in Antwerpen waargenomen door Guillaume Maijeur, die zijn stukken ondertekende met W.M. (Willy Maijeur; nu heeft hij een eigen website waar hij wel ondertekent met G.M.; daar heb ik ook deze foto gevonden). Willy werkte al voor De Rode Vaan toen ik op de redactie kwam, dus ik weet niet hoe hij in contact gekomen is met het blad. Ik heb wel een vermoeden dat de band met de partij “losser” was dan in het geval van Melicaen.
Zelf heb ik altijd goed overweg gekund met Willy, maar dat was minder het geval bij mijn collega Jan Mestdagh. Naast de Antwerpse opera “deed” Willy immers ook de Brusselse Muntschouwburg en toen hier het roer werd overgenomen door Gerard Mortier, stond Jan op zijn strepen en ging hij voortaan de recensies uit de Munt verzorgen. Als hoofd van de cultuurrubriek kwam hem dit uiteraard toe (zoals een typische RV-uitdrukking luidde), maar het spreekt voor zich dat dit tot een conflict leidde met Willy. Die had op dat moment ook nog een andere opera-medewerkster aangetrokken, met name Palmyre (Pim) Timmermans, die ook nu nog altijd zijn partner is bij de Operagazet, en dat leidde af en toe tot verhitte discussies.
Hoe men ook tegen dit conflict mag aankijken, feit was dat de recensies van Willy Maijeur van een heel ander kaliber waren dan die van Jan Melicaen. Hierbij twee voorbeelden.
L’Italiana in Algeri is Rossini’s elfde theaterwerk, een uitgesproken komische opera in twee bedrijven, die op drie weken tijds werd geschreven en voor het eerst met bijval opgevoerd op 22 mei 1813 te Venetië (precies op de dag dat Richard Wagner werd geboren).
Zoals in La Cenerentola, vorig speeljaar, ging de voorstelling in de originele Italiaanse taal, en dat was met de kleurrijke enscenering van Rudi Corens het enige echte lichtpunt van de avond.
Dirigent Frédéric Devreese krijgt geen vaart in het geheel (wat missen wij Martelli toch…) en de coördinatie tussen orkestbak en podium ging meer dan eens de mist in.
De mezzo-sopraan Zoïla Munoz — van Peru afkomstig — gasteerde als Isabella (I’Italiana) en wist wel to bekoren door haar pittig en warm gelijk klankdebiet. De coloraturen kwamen minder gunstig over.
De rest van de bezetting was deplorabel en kan vlug en terloops vermeld worden: Herman Bekaert als een speelse maar vocaal hoekige Baba Mustafa, Jan Joris als Taddeo die in feite nog wonderen doet met het beetje stem dat hem nog overblijft, Katarina Moesen als een iets te ongenuanceerde Elvira, en tenslotte de pijp van de avond: Ralph Becker die onophoudend een hopeloze strijd stond te leveren tegen de partij van Lindoro.
Als geheel een triestige boel in een zeer mooi kleedje, bijgewoond door een goed bezette zaal.
Le Nozze di Figaro werd in 1786 in Wenen gecreëerd. Het is het eerste van de vier grote meesterwerken van Mozarts gerijpt genie (met Don Giovanni, Cosi fan Tutte en Die Zauberflöte).
Vrolijk, vol tederheid en charme, soms overschaduwd door melancholie is Le Nozze di Figaro zonder twijfel de opera buffa in zijn volle ontplooiing.
De opera is gebaseerd op het toneelstuk van Beaumarchais, « Le Mariage de Figaro ». Mozart heeft er — in samenwerking met de librettist Lorenzo Da Ponte — een waarachtig liefdesgedicht van gemaakt, doorzinderd van sensualiteit : de liefde die ontluikt bij Cherubino; die van de jonge verloofde, Susanna; die van de verwaarloosde echtgenote, de Gravin; die van de gelaten matrone, Marcellina; en tenslotte die van Figaro (die ongetwijfeld Mozart zelf is !).
Mozart heeft niet alleen de sociale satire van Beaumarchais in zijn opera verwerkt: hij heeft bovendien de personages uitgebeeld met een meesterlijke psychologische intuïtie en een sterk persoonlijk menselijk medevoelen. Alles wat het werk bevat aan vrolijkheid en menselijkheid wordt door de muziek vervolledigd en afgerond.
Na de teleurstellende Ring-cyclus was deze Nozze di Figaro een serieuze revanche van de Muntschouwburg.
Reinhard Peters dirigeerde met pit een schaar solisten die mooi en homogeen op elkaar ingespeeld waren : een vlotte en sonore Figaro van Claudio Desderi, een lieftallige en speelse Susanna van Sheryn Abramian, een jeugdige en vocaal zuivere Gravin van Mariette Kemmer, een kernachtige Graaf Almaviva van Alan Opie en een overtuigende Cherubino van Maria Ventura.
Ook de kleinere partijen werden met enthousiasme en in een geest van nauw samenspel vertolkt door Ugo Trama (een
forse, welluidende Dr.Bartolo), Maryse Patris, John Fryatt, Francisco Frias, Jean-Jacques Schreurs en Nadine Bratman.
De mooie decors en kostuums in zachte, fijn afgewogen pastelkleuren en de vlotte enscenering waren van Filippo Sanjust.
Referentie
W.M., Recht in de roos, De Rode Vaan nr.15 van 1981