Op 10 januari 49 v.Chr. bereikte Julius Caesar met zijn leger de Rubicon, de rivier die de grens vormde tussen Gallia Cisalpina en de gedemilitariseerde zone Italia, die geen enkele Romeinse veldheer met zijn troepen mocht betreden. Daarop zei Caesar: Etiam nunc regredi possumus; quod si ponticulum transierimus, omnia armis agenda erunt. (Nu kunnen we nog terug; zijn we dit bruggetje eenmaal over, dan zal verder alles met de wapens beslecht moeten worden.) Terwijl hij nog in besluiteloosheid stond, verscheen volgens Suetonius een buitengewoon grote en mooie man die zittend fluit speelde. Soldaten, onder wie trompetters, en herders stroomden toe om naar het fluitspel te luisteren. De man ontrukte een soldaat een trompet, sprong naar de rivier, gaf een harde stoot op de trompet als aanvalsteken en stak over naar de andere oever. Daarop zou Caesar gezegd hebben: Eatur quo deorum ostenta et inimicorum iniquitas vocat. Iacta alea est! (Laat ons gaan waarheen de tekens der goden en de kwaadwilligheid van onze vijanden ons roepen. De teerling is geworpen.)

In de Romeinse wet was vastgelegd dat een generaal met een staand leger de Rubicon niet zomaar zuidwaarts mocht oversteken, omdat dit te bedreigend zou zijn voor Rome en de door de Senaat vertegenwoordigde hoogste politieke macht. Toen Julius Caesar na de verovering van Gallië met zijn legioenen in 49 v.Chr. dat toch deed na de verovering van Gallië, was als gevolg daarvan de breuk met de Senaat een onomkeerbaar feit, dat uitmondde in een burgeroorlog tegen Pompeius en uiteindelijk een staatsgreep, die hem tot alleenheerser over het Romeinse Rijk zou maken.

De zegswijze wordt tegenwoordig gebruikt in de betekenis dat bepaalde gebeurtenissen onherroepelijk in gang zijn gezet, en dat iets onvermijdelijks zal gebeuren, zoals de gokker die de dobbelsteen al gegooid heeft.

Caesar heeft de uitdrukking naar verluidt ontleend aan Menander, zijn favoriete Griekse komedieschrijver: “οὐ γαμεῖς, ἂν νοῦν ἔχῃς, τοῦτον καταλείπων τὸν βίον. Γεγάμηκα γὰρ καὐτος · διὰ τοῦτό σοι παραινῶ μὴ γαμεῖν. Δεδογμένον τὸ πρᾶγμ’ · ἀνερρίφθω κύβος” (” […] trouw niet, indien je verstand hebt, dit leven vergooiend. Ikzelf was immers getrouwd : daardoor raad ik jou aan niet te trouwen. Wachten we de zaak af : de dobbelsteen moet omhoog gegooid zijn.” (Wikipedia)

Andere voorbeelden

******************

Een spreuk is een uitspraak die een stelregel of vermaning inhoudt (didactisch), b.v. “Wie niet horen wil, moet voelen”.

Een spreekwoord drukt kort en kernachtig een alom erkende waarheid of wijsheid uit, b.v. “Na regen komt zonneschijn”.

Een zegswijze is een geijkte uitdrukking, die géén volledige zin vormt, b.v. “Roken als een Turk” of “tegen een bec de gaz aanlopen” (toen de straatverlichting nog op gas was, draaide men om 22 uur de gaskraan dicht, als men dan nog niet thuis was, zat men dus in de problemen).

Alle drie zijn het gezegden.

1.Ab uno disce omnes: aan één kent men allen

2.Ad calendas graecas: volgens de Griekse kalender (nooit)

3.Ad multos annos: nog vele jaren

4.Alea jacta est: de teerlinck is geworpen

5.Conditio sine qua non: volstrekt noodzakelijke voorwaarde

6.Contradictio in terminis: tegenspraak in de woorden

7.Cum grano salis: met een korrel zout nemen

8.De mortuis nil nisi bene: van de doden niets dan goed

9.Dura lex, sed lex: harde wet, maar wet

10.Errare humanum est: vergissen is menselijk

11.Hodie mihi, cras tibi: vandaag ik, morgen jij

12.Homo homini lupus: de mans is een wolf voor zijn medemens

13.Mens sana in corpore sano: gezonde geest in een gezond lichaam

14.In cauda venenum: het venijn zit in de staart

15.Hic et nunc: hier en nu

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.