Met veel plezier naar de twee documentaires gekeken die de Nederlandse educatieve zender NTR aan de vijftigste verjaardag van het verschijnen van Jan Wolkers‘ “Turks Fruit” heeft gewijd. De maker was Arnon Grunberg en er waren o.m. getuigenissen van Maarten van Rossem (foto), Gerard Soetemann en natuurlijk ook van de regisseur van de verfilming, Paul Verhoeven.
In de documentaire bleek nog eens dat het boek een uitstekend voorbeeld was van het vitalisme, een literaire stroming die toen in de jaren zestig hoge toppen scheerde met boeken als “Ik, Jan Cremer” (Jan Cremer, 1964) en “Black Venus” (Jef Geeraerts, 1969).
Een paar jaar later zou ik een fragment eruit bespreken in de klas. Even werd ik op het matje geroepen bij Broeder Directeur (ik gaf toen les in een broederschool), maar toen ik uitlegde dat ik het gaf als voorbeeld van een portret (van de schoonvader), volgde er geen enkele sanctie. Op het fragment dat ik voorlegde was dan ook niks aan te merken (alleen het fameuze “tietenkont” op het ritme van de Radetzkymars had ik weggelaten, al heb ik er dat in de klas zelf wel bijverteld).
Een fragment uit dit fragment ging als volgt: “Toen Olga nog klein was, had ze een keer tijdens het eten overgegeven en was in huilen uitgebarsten. Haar moeder was kwaad van tafel gelopen maar hij had een beertje van haar gepakt en dat steeds buigend boven de kots gehouden en gezegd: ‘Beertje moet pugen. Beertje moet pugen’. Net zolang tot ze begon te lachen. Ik hield van die man, zoals hij met zijn rode vlekkerige gezicht en zijn kwabbige lichaam in die crapaud geklemd zat als we op bezoek kwamen. Zijn dikke armen hijgerig op de leuningen, tenminste als hij niet aan het bulletjes draaien was.”
Als bespreking vertelde ik dan o.m. het volgende:
Over de vader:
– hij is kinderlijk (cfr. de “bulletjes”), maar niet dom (hij wéét dat zijn vrouw hem bedriegt);
– hij is goedhartig: hij neemt geen maatregelen tegen Olga (cfr. het “pugen”);
– zijn wapen is de humor, zoals bij de Figaro van Beaumarchais: “Je me presse de rire de tout; de peur d’être obligé d’en pleurer” (cfr. de moppen die hij vertelt).
Over de moeder:
– zij is hypocriet, schijnheilig (cfr. vooral het opscheppen van de “jus”);
– zij is formalististisch: “wat zullen de mensen hiervan zeggen?” (cfr. de schaamte bij het “pugen”).
Over Olga:
– zij is een kindvrouwtje, dat nooit echt volwassen is geworden;
– zij is te zeer afhankelijk van haar ouders;
– dit staat haar verhouding tot haar man in de weg: zij beschouwt hem als een “tweede vader” (cfr. als ze al gescheiden is, komt ze nog bij hem terug om over haar moeilijkheden met haar achtereenvolgende mannen te spreken).
De “Olga” waarvan sprake is eigenlijk Annemarie Nauta die als “Agnes” ook opduikt in de roman “Negenenveertig beren” van Helen Mellaart (Den Haag, Leopold, 1975). Het was Wolkers’ tweede vrouw, die overigens nog tijdens het draaien van de boekverfilming kwam verklaren dat het helemaal niet zo’n sprookje was als Wolkers in het boek wil doen uitschijnen. Zo werd ze b.v. geregeld door hem geslagen.
Maar goed, dat wist ik nog niet in 1973 toen de film van Paul Verhoeven uitkwam. Integendeel, door toedoen van deze verfilming ben ik zowaar een eerste keer getrouwd. Op 19 mei 1973 besloten mijn toenmalig lief en ik immers uit elkaar te gaan. Ik weet niet meer wiens idee het eigenlijk was, aangezien het van ons allebei bijna tegelijk uitging. We hadden geen ruzie of zo, maar ’t ging gewoonweg niet. Eigenlijk heel luciede, maar juist omdat we geen ruzie hadden, besloten we die avond toch samen naar de bioscoop in Antwerpen te gaan, zoals we reeds vooraf gepland hadden. We gingen in cinema Pathé naar “Turks Fruit” en blijkbaar waren we door die film zo aangegrepen dat we nog in de bioscoop zelf opnieuw zijn beginnen vrijen, wat er uiteindelijk toe zou leiden dat we toch nog getrouwd zijn. We kochten uiteraard ook het boek en de soundtrack en toen we later in Gentbrugge een optreden van Toots Thielemans bijwoonden, konden we hem met dit verhaal overhalen om “Dat mistig rooie dier” te spelen.
Ik heb deze anekdote ook enkele jaren later op een memorabel avondje uit aan Hugo Claus verteld en die vond dat best een grappig verhaal. “Dat moet ik aan Jan (Wolkers) doorvertellen,” zei hij. Ik weet niet of hij daar nog de tijd voor heeft gehad, want Jan Wolkers stierf exact op mijn 56ste verjaardag, dus op 19 oktober 2007. Hij was geboren op 26 oktober 1925. Claus was trouwens, ondanks een zeer wankele gezondheid, aanwezig op de uitvaartplechtigheid van Wolkers. Kort daarna stierf Claus zelf. Of hij dus ooit zijn belofte heeft gehouden, zal ik nooit te weten komen en indien het niet zo is, is het nu natuurlijk hopeloos te laat. Toch hoop ik van wel, niet omwille van mijn “fifteen minutes of fame” (Wolkers zou sowieso mijn naam toch alweer vergeten zijn), maar omdat het zeker een bulderlach aan de brede bast van Jan had kunnen ontlokken, vooral omdat het hele verhaal eveneens met een echtscheiding is afgelopen, wat heel het sentimentele gedoe toch een beetje in een ander perspectief plaatst…
Ronny De Schepper